100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting - Bank- En Financiewezen $6.95
Add to cart

Summary

Samenvatting - Bank- En Financiewezen

 38 views  1 purchase
  • Course
  • Institution

Samenvatting voor studenten (T)EW

Preview 4 out of 52  pages

  • May 22, 2023
  • 52
  • 2022/2023
  • Summary
avatar-seller
Bank en financiewezen
De bankbalans


 Functies
o Intermediatiefunctie
 Fondsen aantrekken van spaarders en hiermee kredieten verlenen aan de ontleners
 Zeer duidelijk op de balans
 Belangrijkste functie
 Winst door verschil rentemarge hoog  verschil tussen betalende en ontvangen rente is winst
die wordt ingezet
 Momenteel stijgt de rente  grotere rentemarge  grotere intermediatiefunctie 
kunnen meer inzetten op buitenbalansactiviteiten
o Buitenbalansactiviteiten
 Rechtstreeks op resultatenrekening
 Belang verschilt overheen jaren: voor crisis in 2008 werd heel veel aan activering gedaan
 VD: hebben geen impact op EV, zorgen voor commissieloon
 Onderdelen
o MVA  vb. infrastructuur bank
o FVA  deelnemingen (strategische, LT) in dochterondernemingen
o IVA  vb. reputatie
 Kwaliteit moeilijk te meten
 Zeer belangrijk, wordt veel op ingezet
o Effecten
 = financieel instrument uitgegeven door bedrijf of overheid die wordt verhandeld op de markt
en bewijs van lening of kapitaalinbreng levert
 Vb. aandeel, obligatie, staatsbon, schatkistcertificaat, OLO
 Op activazijde want bank heeft hierin geïnvesteerd
o Kredieten
 Klassieke banken houden zich voor een groot deel bezig met kredietverleningen
 Verschillende vormen en verschillende tegenpartijen
 Kredieten aan particulieren o.a. hypothecair krediet en consumentenkrediet Kredieten aan
bedrijven o.a. kaskrediet, investeringskrediet (bank based economie)
Kredieten aan overheden o.a. banklening
 ! Heel veel bedrijven financieren via bankleningen (West-Europa)  niet best, moeten
gedifferentieerder zijn, toegang tot banken vergemakkelijkt
o Kasgelden
 Cash en liquide instrumenten (=effecten makkelijk ten gelden te maken)
 ! Liquide  op zeer korte termijn iets in cash omgezet worden
o Interbankvorderingen
 Eisen tov andere banken
 Teveel kasgelden  uitlenen  gebeurt vaak op KT
 Tekort  geld lenen van andere bank
 => krijgt bepaald netwerk van interacties tussen markten (met interbankrente) = interbank
markt
 Risico  domino-effect => als 1 instelling in problemen komt gaat heel netwerk
stilvallen want gaat altijd over bilaterale interacties (geen tussenpersoon)  self
fulfilling prophecy
o Vb bankencrisis 2008
o EV  vangt verliezen op
 om bankfalingen te vermijden zijn er eigenvermogensvereisten opgelegd door de
bankregulator
o VV
 Achtergestelde schulden

,  Terugbetaling volgorde: gewone schuldeisers, achtergestelde schuldeisers,
aandeelhouders
 Deposito’s = gelden geplaatst bij bank door spaarders
 zichtdepositos, termijndepositos, spaardepositos
 In schuldbewijzen belichaamde schulden
 Effecten uitgegeven door bank (kasbon en kapitalisatiebon, obligatie, depositobewijs)
 Interbankschulden
 Overige passiva
 Verschil met industrieel bedrijf
o Intermediaire functies zichtbaar deposito’s (rijke burger, arme staat)
o Actiefzijde  kredieten
 Niet financiële onderneming  investeringen in vaste activa en werkkapitaal
o Passiefzijde  deposito’s
 Niet financiële  EV, schulden aan banken, leveranciers en/of beleggers
 Relatief laag EV tov totaal balans  risico’s: kredieten niet terugbetaald  kosten voor EV
o % van falingen mag niet te groot zijn, anders gaat EV eraan en gaat bank failliet
 Nieuwe buitenbalansacitiviteiten die inkomsten opleveren
o Beleggingsadvies, effectisering, beheer van beleggingsfondsen
o Vallen niet onder wettelijke eigenvermogenvereisten
o naast de focus op het bankwezen, zal er ook aandacht besteed worden aan andere financiële
ondernemingen zoals verzekeringsinstellingen, ICB’s, investeringsbanken, holdings en
beleggingsvennootschappen.




Kennismaking met methoden van interestberekening en diverse financiële producten


 inleiding
o kapitaal
 moet productief zijn en dus aanwending dient vergoed te worden
 slotwaarde = kapitaal + rentevergoeding
o interest of rente
 = verschil terugbetaalde bedrag en het oorspronkelijk ontleende kapitaal
 Grootte is afhankelijk van meerdere factoren
 Grootte van het uitgeleend kapitaal V0
o i is evenredig met kapitaal  hoe groter kapitaal dat men uitleent, hoe groter
de vergoeding dat men wenst te ontvangen
 rentevoet of interestvoet (= i)
o = de vergoeding per kapitaaleenheid en per beleggingsperiode
o Wordt gebruikt om te vergelijken
 Beleggingsduur of aantal beleggingsperiodes (= n)
o Hoe langer een belegger een kapitaal ter beschikking stelt van iemand anders,
hoe groter de vergoeding die hij wenst
 Wijze van interestberekening
o Enkelvoudige interestberekening: interestbedrag niet herbelegd
o Samengestelde interestberekening: interestbedrag herbelegd
 rente wordt toegevoegd aan geinvesteerd kapitaal
o tijdswaarde van geld
 de waarde van de geldsom hangt af van het tijdsstip
 redenen
 inflatie  belegger wil gecompenseerd worden voor koopkrachtverlies door inflatie
 reële interest  belegger wilt vergoed worden voor derving van consumptie en
opbrengsten op alternatieve investeringen (voor zijn ‘gemiste kansen’)
 => (nominale) rentevoet is meestal positief
o Nominale rentevoet (i) = reële rentevoet (r) + inflatie (p°)
o Actuele waarde en slotwaarde

,  Slotwaarde Vn  oprenten
 Actuele waarde V0  actualiseren of verdisconteren
 Bedragen kan je enkel vergelijken als ze naar het zelfde tijdstip worden gebracht
 Meest gebruikte is tijdstip = 0
 Enkelvoudige interestberekening
o Elke periode ontvang je I = V0 · i
o Slotwaarde na n perioden: Vn = V0 · (1 + i · n) (zie formularium)




Vn
o Actuele waarde van een n perioden belegging: V0 =
1+ i
 Omvorming van vorige formule
o Vooral toegepast op financiële instrumenten met korte looptijden (kleiner dan 1j)
 Zichtdeposito
 = Overeenkomst waarbij afgehaalde en gestorte bedragen op dezelfde rekening
worden geboekt zodat alleen het saldo bij afsluiting van de rekening opeisbaar wordt
 Kredietfaciliteit = je kan onder 0 gaan (maar rente hierop zeer hoog)
 Twee soorten
o Rekening-courant (bedrijven)
 Rente wordt driemaandenlijks berekend en bij het saldo toegevoegd
o Persoonlijke zichtrekening (particulieren)
 Renteberekening jaarlijks
 Elke zichtrekening heeft uniek IBAN-nummer
 Rechtstreeks overschrijven gaat!
 Termijndeposito
 het geld wordt vastgelegd voor VAST termijn
 bij aanvang wordt rentevoet en belegging vastgelegd
 renteverrekening jaarlijks of op vervaldag
 RV te betalen op verworven interesten
o inetto = ibruto · (1 − RV )
 Waarom kiezen voor termijndepositos?  hogere rentevergoeding dan bij
spaarboekje (want hebben garantie dat bank n periode het geld mag houden)
 Spaardeposito
 Spaargelden die zonder een bepaalde termijn worden geplaatst, dus altijd dadelijk
opvraagbaar
 Twee soorten
o Gereglementeerde spaardeposito
 Geen RV op eerste schijf van interesten
 Vergoeding bestaat uit
 Basisrente wordt verworven ongeacht de spaartermijn
 Getrouwheidspremie  wordt enkel verworven voor
bedragen die 12 opeenvolgende maanden op de rekening
blijven staan
o Ligt tussen de 25 en 50% van basisrente
 Tegoeden vallen onder depositogarantiestelsel
 opvangnet (als bank failliet gaat kan je beroep doen om
spaargeld terug te krijgen)  garantie van 100 000 euro per
persoon (je kan beter spreiding zodat je meerdere keren 100
000 euro kan krijgen)
o hoogrentende spaardeposito
 geen vrijstelling van RV op eerste schijf interesten

,  bruto-interestvergoeding op hoogrentende spaardeposito’s ligt hoger
dan toegestane maximum voor de gereglementeerde spaardepostio’s
 tegoeden vallen onder depositogarantiestelsel
o OEFENINGEN SLIDE 18-20
 samengestelde interestberekening
o slotwaarde na n periode: Vn = V0 · (1 + i )n
o interest: I = Vn − V0 = V0 · (1 + i )n − V0 = V0 · ((1 + i )n − 1)




o
Vn
o Actuele waarde na een n perioden belegging: V 0= n
(1+i)
 Dalende exponentiële functie van interestvoet i
o meestal gebruikt voor belegging op lange termijn (groter dan 1j)
 kasbons en kapitalisatiebons
 Schuldvordering op middellange termijn met een vooraf bepaalde looptijd en
rentevoet, uitgegeven door financiële instellingen
 Terugbetaling van nominale waarde op vervaldag
 Kasbons  tussentijdse RV
 Kapitalisatiebon  RV op einde looptijd
o Brengt meeste op doordat je geen tussentijdse betaling moet verrichten 
een groter bedrag gaat opnieuw rente verdienen
 OEFENING SLIDE 30-33
o => hoogste interestbedrag bij spaarboekje, laagste bij kasbon
 Tak 21 spaarverzekering
 Spaarproduct, in de vorm van levensverzekering, op middellange of lange termijn met
een vooraf bepaalde rentevoet eventueel aangevuld met jaarlijkse winstdeelname,
uitgegeven door verzekeringsmaatschappij
o Staat dus niet op bankbalans
 Het contract heeft al dan niet een vaste vervaldag
 Bij aanvang is er veelal een minimuminleg ("premie"); bijkomende stortingen kunnen
al dan niet op flexibele tijdstippen
 Op vervaldag worden de gestorte premies vermeerderd met het behaald rendement
teruggestort
 Geen RV verschuldigd als tegoeden na 8 jaar worden opgenomen
 Tak 23
 Geen minder rendement gegarandeerd
 Tak 26
 Geen verzekeringsproduct en rendement gegarandeerd  kasbon uitgegeven door
verzekeraar
o Vergelijking van slotwaarde bij enkelvoudige en samengestelde interestberekening





 Beter om voor periodes onder 1 jaar enkelvoudige te gebruiken
o Meer dan één kapitalisatie of interestbetaling per jaar
 Effectieve jaarlijkse rentevoet
 In de praktijk kapitaliseren interesten vaak meerdere keren per periode, en worden
de interesten aan dezelfde voorwaarden herbelegd.
 Verband met effectieve interestvoet per deelperiode

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller mariejansen2. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $6.95. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

52510 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$6.95  1x  sold
  • (0)
Add to cart
Added