Hoofdstuk 2 vermogensrecht algemeen
Het hebben van vermogen heeft tot gevolg dat iemand bepaalde rechten maar ook bepaalde
verplichtingen heeft.
Goederen kunnen worden onderscheiden in zaken en vermogensrechten.
Hoofdstuk 2.1 Vermogen
Een vermogen wordt gevormd door bezittingen en schulden dat een persoon op een bepaald
moment heeft, de activa en de passiva. De wet geeft geen definitie van het begrip vermogen, maar
geeft een omschrijving van het begrip goederen (Art 3:1 BW).
Goederen zijn:
Alle zaken (stoffelijke voorwerpen), zoals een huis, een auto of een computer.
Alle (subjectieve) vermogensrechten, zoals het recht op betaling van de koopsom of het
hypotheekrecht op een bedrijfspand.
Zowel de bepalingen uit boek 3 als boek 5 uit het burgerlijk wetboek zijn goedenrechterlijk van aard.
Rechtsverhoudingen die betrekking hebben op goederen zijn geregeld in boek 3 BW.
Rechtsverhoudingen die betrekking hebben op zaken zijn geregeld in boek 5 BW.
(Een voorbeeld van een recht dat alleen betrekking heeft op een zaak is: het eigendomsrecht).
2.1.1 Zaken:
Zaken zijn de voor de menselijke beheersing vatbare stoffelijke voorwerpen, zoals een huis, een
boot, een pen en een stoel. (Art 3:2 BW). Dieren zijn geen zaken, maar de bepalingen met betrekking
tot zaken zijn wel van toepassing op dieren. Daarbij moeten wel de op wettelijke voorschriften en het
ongeschreven recht gegronde beperkingen, verplichtingen en rechtsbeginselen in acht genomen
worden, alsmede de openbare orde en goede zeden (art. 3:2a BW).
Zaken zijn onroerend of roerend (Art 3:3 BW). Onroerend zijn de grond en al hetgeen erop is
gebouwd of erin is geplant. Dit kan het huis en de grond zijn, de bomen en planten in de tuin maar
ook hetgeen duurzaam met de grond is verenigd of met de daarop staande gebouwen.
Roerend is daarentegen iedere zaak die niet onroerend is (Art 3:3 a BW).
, 2
Een zaak bestaat uit verschillende onderdelen. Deze verschillende onderdelen leiden zakenrechtelijk
een onzelfstandig bestaan. Zij delen het lot van de hoofdzaak. De overdracht van de hoofdzaak
impliceert tevens de overdracht van de onzelfstandige onderdelen. Alle zaaksonderdelen tezamen
vormen een zaak.
Tot een zaak behoort:
Al dat gene dat volgens de verkeersopvatting een onderdeel van een zaak uitmaakt;
Datgene dat zo hecht met de (hoofd)zaak is verbonden, dat het zonder beschadiging niet
verwijderd kan worden.
De onderdelen van een bepaalde zaak vormen de bestandsdelen (Art 3:4 lid 1 en lid 2 BW). De zaak
zelf wordt de hoofdzaak genoemd.
Voor zover de wet niet anders bepaald, is de eigenaar van een zaak de eigenaar van al haar
bestandsdelen (Art 5:3 BW).
Het criterium is of een onderdeel een geheel met de hoofdzaak vormt. En het onderdeel vormt een
geheel met de hoofdzaak omdat men vindt dat de zaken bij elkaar horen (verkeersopvatting), of
omdat ze zo hecht verbonden zijn dat ze niet zonder beschadiging uit elkaar kunnen worden gehaald.
Men noemt dit het eenheidsbeginsel.
Het verschijnsel dat een bepaalde zaak één geheel gaat vormen met een andere zaak, wordt
natrekking genoemd.
2.2.2 Vermogensrechten:
Vermogensrechten zijn rechten die:
Overdraagbaar zijn;
Ertoe strekken de rechthebbende stoffelijk voordeel te verschaffen;
Verkregen zijn in ruil voor vertrekt of in het vooruitzicht gesteld stoffelijk voordeel (Art 3:6
BW).
Een voorbeeld van een niet-overdraagbaar vermogensrecht is het recht van gebruik en bewoning
(Art 3:226 Lid 4 BW; vruchtgebruik). Het recht verschaft de rechthebbende natuurlijk wel stoffelijk
voordeel.
Hoofdstuk 2.2 registergoederen en niet-registergoederen
Goederen, dus zaken en vermogensrechten, kunnen verdeeld worden in registergoederen en niet-
registergoederen.
Registergoederen zijn goederen waarvoor- willen ze gevestigd of overgedragen worden- inschrijving
in de daartoe bestemde openbare registers noodzakelijk is (Art 3:10 BW).
Een voordeel van de inschrijving in openbare registers is dat eenieder doe registers kan raadplegen
indien hij te weten wilt komen wie de eigenaar is van een bepaald perceel en of er een
hypotheekrecht of een ander zakelijk recht op gevestigd is.
Registergoederen zijn:
Alle onroerende zaken(Art 3:89 BW);
Sommige roerende zaken zoals bepaalde schepen (vgl. Art. 8:199 BW) en luchtvaartuigen
(Art. 2 Maatregel Teboekgestelde Luchtvaartuigen).
, 3
Met andere de hier niet genoemde goederen zijn dus automatisch niet-registergoederen. Dit zijn
bijvoorbeeld computers, auto’s en meubels.
2.3 onderscheiding van vermogensrechten:
Vermogensrechten kunnen worden onderscheiden in:
Absolute en relatieve rechten
Zakelijke en persoonlijke rechten
2.3.1 Absolute en relatieve rechten:
Absolute rechten zijn rechten die een rechtssubject kan uitoefenen tegenover iedereen. Absolute
rechte kunnen in de eerste plaats rusten goederen (Zaken en Vermogensrechten). De absolute
rechten die op zaken rusten, worden zakelijke rechten genoemd.
De absolute vermogensrechten zijn in de wet geregeld in boek 3 en boek 5 BW. Verder kunnen
absolute vermogensrechten kunnen worden onderverdeeld in beperkte- en afhankelijke rechten.
Absolute rechten kunnen eveneens rusten op voortbrengselen van de geest, zoals: het auteursrecht,
octrooien of merkenrecht. → deze worden absolute niet-zakelijke rechten genoemd. (niet in het BW
geregeld, maar in afzonderlijke wetten) (Auteurswet, Rijkoctrooienwet) en internationale verdragen.
, 4
Absolute rechten hebben drie kenmerken:
1. Exclusiviteit.
2. Zaaksgevolg. (Droit de suite)
3. Gesloten systeem.
Exclusiviteit betekend dat de eigenaar van bijvoorbeeld een huis niet hoeft toe te staan dat een
ander gebruik maakt van zijn eigendom.
Zaaksgevolg wilt zeggen, dat het eigendomsrecht de zaak volgt, waar deze zich ook bevindt. Wanneer
iemand de auto steelt, blijft de eigenaar de eigenaar en niet de dief.
Gesloten systeem betekend dat er niet meer zakelijke rechten zijn dan die in de wet zijn opgesomd.
Relatieve rechten kan een rechtssubject slechts tegenover één persoon, zijn wederpartij, uitoefenen.
Relatieve rechten worden ook wel persoonlijke rechten genoemd. (precies dezelfde betekenis)
Het persoonlijk recht wordt gebruikt als tegenpool van het zakelijk recht.
Een relatief recht ontstaat vanuit een verbintenis. Relatieve rechten/ persoonlijke rechten worden
vorderingsrechten genoemd. (Art. 3:296 e.v. BW en boek 6 verbintenissen) boek 3 titel 11.
De persoon die een vorderingsrecht heeft wordt de schuldeiser of crediteur genoemd.
2.3.2 zakelijke en persoonlijke rechten
Een zakelijk recht is een absoluut recht op een zaak, bijvoorbeeld het eigendomsrecht van een schip
of een garage, of het hypotheekrecht op een woning.
Een persoonlijk recht (relatief recht) is een recht dat iemand kan handhaven tegenover één
bepaalde persoon.
2.3.3 beperkte rechten:
Een beperkt recht is evenals het eigendomsrecht, een absoluut vermogensrecht. Het eigendomsrecht
geeft het volledige recht op een zaak, beperkte rechten geven slecht een gedeelte daarvan: genot of
zekerheid.
Beperkte rechten die het genot van het goed geven, worden genotsrechten genoemd.
Beperkte rechten die dienen tot zekerheid voor de voldoening van een bepaalde vordering, meestal
uit geldleen worden zekerheidsrechten genoemd.
Volgens de wet is een beperkt recht een recht dat is afgeleid uit een meeromvattend recht, hetwelk
met het beperkte recht is bezwaard (Art 3:8 BW). Het meeromvattende recht wordt het
eigendomsrecht bedoeld.
Er zijn twee soorten beperkte rechten:
1. Genots- of gebruiksrechten (voorbeeld erfdienstbaarheden, recht van overpad (Art. 5:70
BW) en appartementsrechten (Art. 5:106 e.v. BW).
2. Zekerheidsrechten (pand en hypotheek, Art. 3:227 BW).
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller phoebevanderheijden1. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $6.51. You're not tied to anything after your purchase.