RB0602 / RS0002 Overeenkomstenrecht oefententamen (19 april 2023)
15 mc (3 punten per vraag)
5 open (55 punten)
MC antwoorden
1c
2d
3c
4c
5a
6c
7d
8c
9c
10 a
11 c
12 d
13 b
14 c
15 a
Vraag 1
welke van onderstaande uitspraken met betrekking tot de wilsvertrouwensleer is juist?
I. De uitleg van een overeenkomst inzake een zuiver commerciële transactie is in hoge mate een
feitelijke bezigheid, waarbij in beginsel alle omstandigheden van het geval relevant kunnen zijn, dus
niet alleen de tekst maar ook de partijbedoelingen
II. in geval van een overeenkomst voornamelijk belangen van derden raakt, dient deze
overeenkomst louter taalkundig te worden uitgelegd
a. Stelling I en II zijn juist
b. Stelling I en II zijn onjuist
c. Stelling I is juist, stelling II is onjuist
d. Stelling II is juist, stelling I is onjuist
Antwoord: c; Stelling I is juist, stelling II is onjuist.
MBt stelling I: Kenmerken van overeenkomst van zo een zuiver commerciële transactie: Uitvoerig
en gedetailleerd contract, waarover partijen intensief hebben onderhandeld en bijstand van
deskundige. In zo’n geval neigt men meer naar een taalkundige uitleg. Dit komt doordat de
bedoelingen van partijen zo goed en gedetailleerd mogelijk zijn beschreven in het contract.
Hierdoor blijft er weinig ruimte over voor interpretatie van partijbedoelingen. Daarnaast hebben
, partijen niet voor niets alles in het werk gesteld om het contract zo volledig mogelijk op te stellen.
Maar ook onder deze omstandigheden is het niet zo dat er uitsluitend wordt gekeken naar de
taalkundige uitleg en de partijbedoelingen geen rol meer spelen. De Haviltex-norm blijft nog steeds
leidend ook wanneer het gaat om zuiver commerciële transacties. Dit is ook bevestigd in het arrest
HR Lundiform/Mexx. Ook in geval van een overeenkomst inzake een zuiver commerciële
transactie kan het zijn dat de partijbedoelingen niet juist in de tekst worden weergegeven.
MBt stelling II: Volgens vaste rechtspraak geldt voor de uitleg van een bepaling van een cao de
zogeheten CAO-norm. Deze houdt in dat aan een bepaling van een cao een uitleg naar objectieve
maatstaven moet worden gegeven, waarbij in beginsel de bewoordingen van die bepaling, gelezen
in het licht van de gehele tekst van de cao, van doorslaggevende betekenis zijn, zodat het niet
aankomt op de bedoelingen van de partijen die de cao tot stand hebben gebracht, voor zover deze
niet uit de daarin opgenomen bepalingen kenbaar zijn, maar op de betekenis die naar objectieve
maatstaven volgt uit de bewoordingen waarin de cao is gesteld. Bij deze uitleg kan onder meer acht
worden geslagen op de elders in de cao gebruikte formuleringen en op de aannemelijkheid van de
rechtsgevolgen waartoe de onderscheiden, op zichzelf mogelijke tekstinterpretaties zouden leiden.
(Vgl. HR 24 februari 2012, ECLI:NL:HR:2012:BU9889, NJ 2012/142).
Ook de bewoordingen van de eventueel bij de cao behorende schriftelijke toelichting moeten bij
de uitleg van de cao worden betrokken (vgl. HR 31 mei 2002, ECLI:NL:HR:2002:AE2376, NJ
2003/110). Indien de bedoeling van de partijen bij de cao naar objectieve maatstaven volgt uit de
cao-bepalingen en de eventueel daarbij behorende schriftelijke toelichting, en dus voor de
individuele werknemers en werkgevers die niet bij de totstandkoming van de overeenkomst
betrokken zijn geweest, kenbaar is, kan ook daaraan bij de uitleg betekenis worden toegekend (vgl.
HR 28 juni 2002, ECLI:NL:HR:2002:AE4366, NJ 2003/111).
Vraag 2
Welke van de onderstaande uitspraken met betrekking tot de verbintenis die voortvloeit uit een
contractuele rechtsverhouding is onjuist?
a. Tegenover een vorderingsrecht staat altijd en prestatieverplichting
b. Een verbintenis is een vermogensrechtelijk van aard, en dus op geld waardeerbaar
c. Wat de verbintenis inhoudt, is een kwestie van uitleg
d. Het vorderingsrecht dat uit de verbintenis voortvloeit is een absoluut recht
Antwoord: Onjuist is dat het vorderingsrecht dat uit de verbintenis voortvloeit een absoluut recht
zou zijn. Het absoluut recht is een recht dat tegenover iedereen kan worden gehandhaafd.
Voorbeelden van absolute rechten zijn het eigendomsrecht en intellectuele eigendomsrechten. De
schuldeiser uit een verbintenis kan zijn daaruit voortvloeiende vorderingsrecht uitsluitend
uitoefenen tegen een bepaalde persoon, zijn schuldenaar. Het recht van de schuldeiser heet dan
ook een persoonlijk of relatief recht
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller lottoacc. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $6.74. You're not tied to anything after your purchase.