100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting leerstoornissen (lessen+ cursus) $10.18   Add to cart

Summary

Samenvatting leerstoornissen (lessen+ cursus)

 39 views  0 purchase
  • Course
  • Institution

Samenvatting van de cursus en aanvulling met de lessen. Verwijzing naar pagina's in cursus voor openboek examen

Preview 4 out of 87  pages

  • May 25, 2023
  • 87
  • 2022/2023
  • Summary
avatar-seller
HOOFDSTUK 1: ALGEMENE THEMA’S
1. Leerstoornissen introductie

1.1.Conceptueel kader (p.3.)

 bij leerstoornissen is de oorzaak niet duidelijk , bij leerstoornissen spreken we over een
beschrijvende diagnose (GEEN verklarende)
 Verklarend : een besmetting door het Covid-19 virus.
 De oorzaak wordt beschreven
 Beschrijvend : koorts, droge hoest, vermoeidheid, aangetast smaak- of reukvermogen en
ademhalingsproblemen.
 Een fenomeen wordt dus omschreven a.d.h.v. de symptomen.
 Handelingsgericht: vooral laten rusten en extra zuurstof te geven. Bijkomend kans op
besmetting voorkomen worden door contacten te beperken.
 De begeleidings- en behandelingsbehoeften worden in kaart gebracht, aangevuld met ev.
protectieve & risicofactoren.


Er zijn TWEE leerstoornissen: dyslexie en dyscalculie  bij leerstoornissen is er GEEN verklaring voor
het probleem

Bij Leermoeilijkheden is er wel een verklaring vb problemen in de context waardoor kind niet goed
kan leren of aandachtsproblemen waardoor kind zich niet goed kan concentreren

1.2.Diagnostisch systemen (p.4)

 ICD-11
 DSM-5  specifieke leerstoornissen
 ICF  breed kijken
 Leerstoornis = neurobiologische ontwikkelingsstoornis
 Aanvang in (vroege) kinderjaren
 Stoornis in verwerving taal, cognitieve, motorische of sociale vaardigheden
 Tamelijk stabiel verloop met progressieve verbetering (maar vaak blijven deficieten in
volwassenheid)
 Meestal hogere prevalentie bij jongens  bij de meeste neurobiologische
ontwikkelingsstoornissen, ook bij dyslexie maar NIET bij dyscalculie
 Etiologie vaak onbekend, aanwijzingen voor genetische/ neurobiologische bepaaldheid


In Vlaanderen

 Netwerk leerproblemen  spreken over 3 beschrijvende criteria


1.3. Criteria beschrijvende diagnose (p.5-6)


Criterium 1 = achterstandscriterium

 Klinische score < pc 10
 DSM 5: < pc 7 (-1,5SD)
 mag tss -1 SD & -2,5 SD


1

,  VLAANDEREN  cut-offs zijn arbitrair maar er is consensus voor percentiel 10 te
gebruiken
o Private logo: < pc 17 (-1SD) op 2 tests
o CAR: < pc 3 (-2SD)
o CLB: < pc 10 PRODIA


Criterium 2 = RTI/ hardnekkigheid

 T 1: klinisch (<pc 10 of binnen zone E)
 Taakspecifieke goede interventie 3-6m
 T 2: klinisch (< pc 10 of binnen zone E)
 Kinderen krijgen taak specifieke remediering en
na 6 maand gaat men opnieuw een test
afnemen, het kind moet dan opnieuw een
klinische score hebben  dan is het hardnekkig


Taakspecifieke goede interventie

 = taakgericht (gericht op lezen, spellen of
rekenen), doorzichtig, op maat en planmatig
opgezet, in nauwe samenwerking met het klasgebeuren, waarbij hulpverlener didactisch
goed geschoold is en aandacht heeft voor het gezin

Niet-optimale interventie

 = op dezelfde toets na een interventie (5 m; 1 uur/week) < 3 m vooruitgaan (Van Luit, 2018).
Criterium 3 = (mild) exclusiecriterium

 Comorbide problemen
 Het kan maar de leesproblemen moeten echt te wijten zijn aan dyslexie
en niet door bijv de mentale beperking van de persoon  klinisch oordeel
van de persoon die tests afneemt

1.4. Comorbiditeit / Exclusiecriterium (p.6.)

Comorbiditeit mag!  wanneer je 2 klinische beelden hebt (niveau 5)

 Successief: niet op hetzelfde moment (taalontwikkelingsstoornis op kleuterniveau en in lager
school blijkt het dyslexie te zijn)
 Simultaan: wanneer je dyslexie en dyscalculie op hetzelfde moment hebt
 Homotypisch: vb wanneer je dyslexie hebt en ADHD hebt (alle ontwikkelingsstoornissen
vallen hieronder = dyscalculie, dyslexie, ADHD, DCD, ASS)
 Heterotypisch: dyscalculie met bijv een gedragsstoornis (ODD), niet op hetzelfde niveau


Exclusiecriterium

 betekent dat er geen andere verklaring mag zijn maar je kan uiteraard wel beschrijvingen
hebben op andere niveaus vb een probleem met executieve functies betekent niet dat je
geen diagnose dyslexie/dyscalculie kunt stellen, ook probleem met werkgeheugen of
faalangst is geen reden om niet van dyslexie/dyscalculie te spreken. We gaan wel zeggen dat


2

, het geen dyslexie/dyscalculie is als alles te verklaren is vanuit een mentale vertraging of bijv
wanneer een kind niet goed kan zien


 Soorten OS (ifv homotypische comorbiditeit): Mentale handicap, taalstoornis, ASS, ADHD,
leerstoornissen, DCD (mot. Stoornis)
 Leerstoornis = OntwikkelingsStoornis (OS),neurodevelopmental disorder


Criteria om van een OS te spreken:

 Aanvang in (vroege) kinderjaren
 Stoornis in verwerving taal, cognitieve, motorische of sociale vaardigheden
 Tamelijk stabiel verloop met
 progressieve verbetering (maar vaak blijven deficieten in volwassenheid)
 Meestal hogere prevalentie bij jongens
 Etiologie vaak onbekend, aanwijzingen voor genetische/ neurobiologische bepaaldheid


2. Intelligentie-onderzoek bij kinderen met leerstoornissen (p.8)

 OBJECTIVEREN EXCLUSIECRITERIUM & HGD  je moet niet per se een IQ-test afnemen als
uit gesprekken blijkt dat er geen achterstand is op dat vlak moet het zeker niet
 IQ nog maar 100 jaar oud
 Het Flynn effect: intelligentie van de mens stijgt waardoor steeds nieuwe IQ-tests moeten
gemaakt worden


Relatie intelligentie – leren

 IQ & technisch lezen r= 0,28 - 0,40
 IQ &begrijpend lezen r= 0,50 – 0,60 Hyperlexie
 IQ & speling r= 0,26 - 0,48
 IQ & rekenen r= 0,30 - 0,45
 Finse studie : 39% van variantie in rekenen verklaard door vloeiende intelligentie


2.1. WISC-V-NL: 6-17 jaar (p.9-10)

5 primaire indexen

 Verbale Begrip Index (VBI) = vermogen om verworven woordkennis op te halen en deze
vervolgens toe te passen. kinderen
 die laag scoren: taal aanpassen
 Visueel Ruimtelijke Index (VRI) = vermogen om visuele details te evalueren en visueel-
ruimtelijke relaties te begrijpen. kinderen
 die laag scoren: kinderen leren weinig uit visueel te
kijken naar iets
 Fluid Redeneren Index (FRI) = vermogen om de onderliggende conceptuele relaties tussen
visuele objecten te zien en om redeneervaardigheden te gebruiken bij de identificatie en
toepassing van regels.  nieuwe stof in deelstappen, gestructureerd en eenvoudig, luidop
reflecteren over acties
 Werkgeheugen Index (WgI) = vermogen visuele en auditieve informatie bewust te
registreren, vast te houden en te manipuleren  vb: kunnen kinderen veel taken tegelijkertijd
aan
 Verwerkingssnelheid (VsI) = snelheid en accuratesse van visuele identificatie, en het nemen

3

, en implementeren van beslissingen  kinderen gaan vaak trager zijn


5 aanvullende indexen

 Kwantitatief Redeneer Index (KRI) = kunnen redeneren met kwantificeerbaar of numeriek
materiaal.
 Auditief Werkgeheugen Index (AWI) = auditief werkgeheugen
 Non Verbale Index (NVI) = niet-verbaal redeneren.
 Algemene Vaardigheids Index (AVI) = schatting van de algemene intelligentie die minder
steunt op werkgeheugen en verwerkingssnelheid dan het TIQ.  geeft vaak een correcter
beeld van de algemene intelligentie
 Cognitieve Competentie Index (CCI) = schatting van de efficiëntie waarmee informatie wordt
verwerkt bij leren, problemen oplossen en hogere-orde redeneren.
 Zijn er indexen die boven/ onder het betrouwbaarheidsinterval liggen
 Zijn er indexen die boven/ onder de normgroep liggen




Verkorte intelligentie (voor onderzoek!): WISC-V-NL

 de verkorte wisc-V kan afgenomen worden
 op basis van 2 subtests: overeenkomsten en matrix redeneren
 op basis van 4 subtests: overeenkomsten, woordenschat, matrix redeneren en
blokpatronen

Jens 4de leerjaar TIQ=86 [76-96]

 Jens is gemiddeld begaafd
 Normatieve sterktes betekend boven 115  Bij jens is dit de FRI
 Relatieve sterktes betekend tov zichzelf, zaken die boven 96 liggen VRI en WgI
 Normatieve zwakte beneden 85  VBI, AWI, VsI
 Relatieve zwaktes tov zichzelf beneden 76  VBI, AWI, VsI

2.2. Adviezen vanuit profielanalyse (p.10)

 mogen gegeven worden obv normatieve en relatieve zwaktes/sterktes

Bij zwak verbaal begrip (VBI)  leren minder door te luisteren

 vermijd zegswijzen en figuurlijke taal
 beperken tot hoogst nodige informatie, korte zinnen, eenvoudig uitleggen
 visueel ondersteunen
 eigen spreektempo vertragen



4

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller ML996897. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $10.18. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

67474 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$10.18
  • (0)
  Add to cart