100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting Metabolisme (E04B6A) $11.61   Add to cart

Summary

Samenvatting Metabolisme (E04B6A)

 80 views  1 purchase
  • Course
  • Institution

Dit is een samenvatting van alle modulenen van het OPO 'metabolisme en voeding'. Alle nuttige informatie die je moet kennen (inclusief e-learnings en stukken uit het handboek) is verwerkt in deze samenvatting en zou voldoende moeten zijn voor hoge punten!

Preview 4 out of 141  pages

  • May 25, 2023
  • 141
  • 2022/2023
  • Summary
avatar-seller
Metabolisme en voeding
Module 1. Biomoleculen
Koolhydraten (CH2O)n
- Belangrijke functies:
o Metabool
 Energiemetabolisme
o Structureel
 Skelet planten, insecten en schaaldieren
 Ruggengraat RNA en DNA (ribose en desoxyribose)
 Glycosaminoglycanen binden zeer veel water en geven vorm aan de
intercellulaire matrix
o Cel-celinteracties
 Vertakte oligosachariden die deel uitmaken van membraanglycoproteïnen en
- glycolipiden
o Diverse functies
 Bepalen levensduur van een in het bloed circulerend eiwit
 Eiwitadressering
 Voorkomen van bloedstolling
 Moleculair ‘smeren’ van gewrichten
- Mono- en disachariden
o Glycosidebinding: chemische binding tussen twee OH-groepen van een
 furanose + pyranose
 pyranose + pyranose
o Disachariden: belang in de voeding en spijsvertering
 Sucrose (sacharose), lactose en maltose
- Oligosachariden: belang voor de structuur van membranen
o Belangrijk voor cel-celinteracties
- Polysachariden
o Structuurgevende moleculen
 Cellulose (in planten)
 Celwanden en houtvezels
 Chitine (ongewervelde dieren)
 Exoskelet/pantser
o Energieopslag
 Zetmeel (planten)
 D-glucose
 Bevat twee componenten:
o Amylose = onvertakt
 Vorming glucoseketens via α-1,4-bindingen
 Vormt ruimtelijk een losse helix (amylosehelix)
o Amylopectine = vertakt
 Vorming glucoseketens via α-1,4-bindingen
 Vorming vertakkingen via α-1,6-bindingen
 Spijsverteringsenzymen (speekselamylase en pacreatisch amylase)
van de mens hydrolyseren de α-1,4-bindingen
 Glycogeen (dieren)
 Energiereserve in lever en spieren
 Vertakt glycosepolymeer
 In centrum een klein eiwit = glycogenine

,  Dextranen (bacteriën)
 Energiereserve en “schuilhol” van bacteriën in mondholte
- Glycosaminoglycanen
o Bouwstenen zijn afgeleiden van reguliere suikers (carboxylgroepen, amino groepen,
sulfaatgroepen)
o Sterk polair, negatieve ladingen => binden veel water
 Negatief door een carboxylgroep of door sulfatering van een amino- of
alcoholgroep
o Repeterende disacharide-eenheid, zeer lange strengen
 Waaronder min. één aminosuiker
o Sommige zijn covalent verbonden aan eiwit => proteoglycanen
 Spelen een belangrijke rol in de intercellulaire matrix
 Hydratatie, structuur, cel-cel-signalling en regeling van groei en
differentiatie
o Functies in de extracellulaire ruimte (bindweefsel, bloedbaan, kraakbeen,
gewrichten)
 Voorbeelden:
 Hyaluronzuur
o Glucuronzuur + N-acetylglucosamine
o Glasachtig lichaam (oog), navelstreng, gewrichtsvloeistof
(smerend effect)
 Verhoogd de viscositeit van deze vochten
o Vormt een onderdeel van een gigantische proteoglycaan in
kraakbeen
 Heparine
o Bloedvaatwand (antistolling)
 Bindt sterk aan antitrombine III
 Voorkomt dus de bloedstolling op plaatsen
anders dan waar de vaatwand beschadigd is
- Complexe suikers van de celmembraan
o Vertakte oligosachariden die covalent verbonden zijn met serine- /threonine- of
asparaginezijketens van glycoproteïnen
o O- en N-gebonden oligosachariden
o Aantal verschillende oligosachariden is enorm door:
 een vrij groot aantal chemische bouwstenen
 elk suikerresidu kan op verschillende manieren aan een ander suikerresidu
vastzitten
 α- en β- ; 1  2, 1  3, 1  4, 1  6

,Lipiden (vetten)

- Bevatten apolaire groepen (hydrofoob)
- Slecht oplosbaar in water, goed oplosbaar in apolaire organische solventen (benzeen, ether
of chloroform)
- Smeltpunt
o Neemt toe met stijgende ketenlengte
o Daalt bij dubbele bindingen
- Onverzadigde vetzuren hebben en lager smeltpunt en zijn vloeibaarder (tabel 1.2)
- Vetzuren
o Even aantal C-atomen
o Verzadigd vs. onverzadigd
o Onvertakt
o Belangrijke metabolieten
- Triglyceriden (= triacyl-glycerolen)
o 3 vetzuren veresterd met de 3 OH-groepen van glycerol
o Belangrijke macronutriënt en belangrijkste energievoorraad
- Membraanlipiden
o Glycerolipiden
 2 vetzuren + glycerol + fosfaat + extra groep (choline, ethanolamine, serine,
inositol)
o Sfingolipiden
 1 vetzuur + sfingosine + fosfaat + extra groep (choline of suikergroep)
 Glycolipiden
 Suikergroep i.p.v. fosfaat als polaire kop
 Cerebrosiden  glucose of galactose
 Gangliosiden  vertakte oligosachariden die bestaan uit tot zeven
suikers van diverse soorten
o Zoals N-acetylgalactosamine, galactose, siaalzuur en fucose
o Ziekte: gangliosidose
 Stapelingsziekte waarbij één specifiek enzym
ontbreekt dat de gangliosiden in de lysosomen moet
afbreken
o Cholesterol
 Niet-veresterd  in membranen
 Veresterd  in vetdruppeltjes in bloedbaan (LDL) of in cellen
 Intercaleert goed tussen de verzadigde vetzuurstaarten van sfingolipiden
 Dit geeft een stijve structuur  lipid rafts
 Biochemische voorloper van steroïdhormonen (cortisol, aldosteron,
oestrogenen, progesteron en testosteron)
- Cardiolipine (difosfatidylglycerol)
o Komt voor in de binnenste mitochondriale membraan
o Functie: medeverantwoordelijk voor het ontstaan van eiwitsupercomplexen
- Plasmalogenen
o Door peroxisomen geproduceerd
o Een vetzuur-glycerol-esterbinding is vervangen door een alcoholglycerolether
o Functie: cytoprotectieve eigenschappen, vooral in membranen van neuronen
 Door te beschermen tegen het effect van zeer lange vetzuurketens
o Tekort  peroxisoomziekten (zoals Zellweger-syndroom en X-gebonden
adrenoleukodystrofie)

, - N-arachidonyl-fosfatidyl-ethanolamine (NAPE)
o Endocannabinoïden
o Wordt tijdens de maaltijd door de darm aangemaakt en is een factor die als
verzadigingssignaal door het bloed naar de hersenen reist om daar het hongergevoel
te doen afnemen
- Eicosanoïden (vetzuurafgeleiden)
- Vetoplosbare vitaminen
Aminozuren, peptiden en proteïnen
- Oligopeptiden (2-20 residu’s); polypeptiden (20-100 residu’s); echte eiwitten (>100 residu’s)
- Polaire en apolaire zijketens
o Bepaalde serine- of tyrosinezijketens worden chemisch veranderd
 Posttranslationeel modificaties
 bv. O-gebonden glycosylering, reversibele eiwitfosforylering/-defosforylering
(gekatalyseerd door specifieke proteïnekinasen en porteïnefosfatasen)
o De amidogroep van asparagine wordt in sommige membraanglycoproteïnen
verbonden met een vertakt oligosacharide (N-gebonden glycosylering)
- Synthese van peptiden is endergonisch
o Energie geleverd in de vorm van ATP
- Primaire structuur: covalente bindingen binnen de ketting
o Bepaalt de eigenschappen van het eiwit
o Bepaalt hoe het eiwit zich gaat opvouwen
- Secundaire, tertiaire structuur: niet covalente bindingen (H-bruggen, ion-ion, ion-dipool)
binnen de ketting
o Secundiar: α-helix, β-sheet
o Tertiair: totale 3D vouwing
- Quaternaire structuur: niet covalente bindingen tussen kettingen van afzonderlijke eiwitten
- Theoretisch 20 mogelijkheden per bouwsteen
- Hoe groter de sequentiehomologie => hoe groter het functionele belang
- Orthologen: hetzelfde type eiwit in twee verschillende soorten die afstammen van één
gemeenschappelijke voorouder
o Hoe belangrijker een aminozuurresidue in een eiwit, des te kleiner de kans op
verandering door evolutie
- Paralogen: reeksen (van 2 tot zeer veel) eiwitten met onderlinge homologie =
eiwitfamilieleden
o Oorsprong: genduplicatie binnen één genoom
o Uitsluiten dat het gaat om transcriptvarianten (= alternatief gebruik één gen) of om
polymorfismen (alternatieve gecodeerde inhoud van één gen => allelen)

Basen, nucleosiden, nucleotiden en nucleïnezuren

- Oligonucleotiden (2-20 residu’s), polynucleotiden (20-100), nucleïnezuren (>100)
- De aminozuren zijn chemische voorlopers van de basen van DNA en RNA
- Centrale dogma van de moleculaire biologie
o Herhaaldelijk aangepast bv.:
 Retrovirussen gebruiken de omgekeerde transcriptie (reverse transcription),
waarin RNA wordt afgeschreven tot cDNA
 Prionen (gekkekoeienziekte, Creutzfelt-Jacob) zijn eiwitten die zichzelf lijken
te kopiëren zonder tussenkomst van RNA of DNA

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller RCB. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $11.61. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

75323 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$11.61  1x  sold
  • (0)
  Add to cart