Inleiding
1. plato’s grot
allegorie= iets op een andere manier zeggen
- iets abstract duidelijk maken
- socrates = leermeester => komt aan bod in dialogen
- plato spreekt zelf nooit
DE GROT:
gevangenen in een grot
zien schaduwen op de wand voor hen door een vuur boven hen
schaduwen = mensen die iets tonen weten niet precies wat (houten beeldjes)
de vraag: wat is echt?
Persoon in de grot: wat ik zie
Je ziet in de grot een kopie van een kopie
Dus wat je ziet in de grot is niet echt
Filosoof maakt mee: iemand wordt bevrijd en beseft dat de dingen niet zijn wat ze zijn
Vertrek vanuit een ‘verwondering’/betekenisverlies (leidt niet altijd tot filosofie)
Wat doet een filosoof dan?
Kijken naar het betekenisverlies en die zelfs opzoeken en reflecteren
( een vraag stellen en die vraag gaan opzoeken en toepassen niet laten gebeuren)
Je maakt iets passief mee en kan er daarna actief mee omgaan
- Voorbeeld: Zizek = sloveense filosoof
Wat mensen Real noemen is niet gelijk aan de WH
Wat bedoelt hij?
??
Er is een symbolische orde
! taal staat tussen de dingen, je kan niet aan een boom denken achter de taal.
Houding die wij aannemen: Nietzsche
- Wat doen kinderen? Ze bouwen dingen vb. zandkasteel
Verschil met volwassenen: volwassenen zetten het in de kast en kinderen gooien het
omver
Filosofie: wij hebben een constructie/ visie
je moet proberen de dingen die wij dagelijks gebruiken zien als een zandkasteel en ze
vallen uiteindelijk allemaal in de zee ( niet nr de WH kijken als een 3jarige)
1
, 2. Folosofie en ideologie
- Wat is filosofie?
Niet gewoon iets zeggen over de WH (vb is het rood wat ik zie wel het rood dat jij ziet)
Wel: argumentatie -> wordt beoordeeld
Verschil met andere wetenschap: geeft kwetsbaarheid toe
Bedoeling: verwondering in het spel laten -> dit is wat ik denk en verbeter mij maar
Zaken liggen niet vast en er is kritiek toefgestaan
Verhouding tov maatschappij: conservatief
- Wat is ideologie?
Verwondering niet in het spel
Wegdringen van kritische stemming
3. Historiciteit van de filosofie
- Geschiedenis zoals tachtigjarige oorlog etc niet kennen
- Hegel: alle filosofieën zijn gebonden aan de tijd waarin ze tot stand zijn gekomen
- Historische context heeft invloed op filosofie
4. Wereldbeelden
- Niet zo belangrijk
Deel 1: lotgevallen filosofische rationaliteit
Oudheid
Van mythos naar logos
Mythos = verhaal/mythe
Logos = rede/uitleg
a. Mythos
Verhaal persephone en demeter en hades
zeus (bemiddelaar)
compromis: half jaar onderwereld, half jaar bij haar moeder
Wat hebben de granaatappelpitten ermee te maken?
6 => seizoenen
6e eeuw: kolonisaties => in contact met veel volkeren (1)
Vb. boek: xenophanes
Eerste kritiek op het antropomorfisme van de mens
Menselijke vorm = antropomorfisme
Als jullie zeggen dat jullie een menselijke god hebben, hebben paarden dan ook een
paardengod
Vb. Homeros
Ilias en odysee worden vaak mondeling overgeleverd
2
, Maar iemand zei ik wil niet mensen die het mij vertellen ik wil de originele tekst
(2) overgang van mondeling naar schriftelijk overleveren
3) ontwijden/ontheiligen van de griekse natuur
> geloven dat de natuur bezield is vb. zon = god enz.
Er komen symbolen zoals de zonnegod een god die de zon als symbool heeft
Goddelijke wordt uit de natuur ontrokken en verhuizen naar olympus berg
Worden dus antropomorf gemaakt
Natuur kan vanaf nu op zichzelf beschouwd worden
Goden niet meer gebruiken om natuur te verklaren maar de natuur beschouwen als iets
wat op zichzelf leeft
Natuur groeit zelf phusis
Natuurfilosofen
1e vaststelling: natuur groeit zelf = phusis
2e vaststelling: de natuur is mooi = kosmos
Wat is de orde die de natuur kenmerkt = logos
De logos kan ook ik achterhalen omdat ik een redelijk wezen ben
Principe natuur: natuur = materieel
Eerste filosofen zijn materieel
Alles te herleiden naar een oerstof
Thales -> water, anaximenes -> lucht
Anaximander (boek p29):
Oerstof = apeiron (onbepaalde)
Het object = iets dat men interpreteert.
Niet alleen het object moet historisch bekeken worden maar ook de persoon die naar het object
kijkt = het subject
Hoe wij een tekst nu bekijken is anders dan hoe ze die tekst vroeger bekeken
~ hermeneutiek
Griekse wonder:
1) Contact met volkeren
2) Mondeling schriftelijk (want zoekt systematiek)
3) Desacralisering van de natuur
Je ziet een rationele samenhang in de natuur: logos
Natuur = mooi : kosmos
Thales: oerstof = water
Anaximander: oerstof = apeiron (tegengestelde eig uit ontstaan vb.warm en koud)
3
, Anaximenes: oerstof = lucht (het leven, de adem, de lucht, de ziel)
Heraclitus
Uit Efeze
Alleen proza teksten van hem overgebleven aforistisch (kort zinnetje met krachtige
boodschap)
Zintuigen
Alles veranderd, wordt, vloeit niets is
Leer van de eenheid van de tegengestelde
1) Het worden
Zintuigen tonen ons verandering
Eenheid van de tegengestelde
Zijn complementair: je hebt geen dag zonder nacht
Hebben elkaar nodig
Inherente ambiguiteit: alles wat je voor ogen hebt is zowel het een als het ander
Vb. water: geen vissen leven en is dodelijk voor de mens
Bìos of biòs
Leven of boog alles bestaat maar door een spanning van tegengestelde
oerstof = vuur betekent leven
oerstof = vuur dood, verwoesting
Oorlog = constitutief (scheppend)
Taal zuiveren volgens heraclitus: substantieven weg, want onveranderlijk
Parmenides
Filosofie van het zijn
Schreef teksten in poezie
Gedicht twee delen: de waarheid en de mening
1) De waarheid
De vraag: Is of is niet? ~ het is of het is niet?
Wat is het?
Alles waar ik over kan spreken en waaraan ik kan denken bestaat dat of niet
3 opties:
1. Het is en het is onmogelijk dat het niet is
Ik kan er aan denken dus dan moet het wel bestaan anders kan ik er niet aan denken
2. Het is niet en het is onmogelijk dat het is
Je kan niet spreken of zelfs niet denken aan iets wat niet bestaat anders kan je er niet
aan denken
Wat dan met het niets? Daar kan je niet over spreken volgens parmenides, dus dan is
het sws iets het bestaan, maar niet perse materieel, kan ook conceptueel
3. Het is en het is niet
4
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller lissavanlierde. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.36. You're not tied to anything after your purchase.