INLEIDING
1. De welvaartsstaat en sociale zekerheid in België
1.1 De welvaartsstaat: korte historiek en definitie
= samenleving evolutie ondergaan: nachtwakersstaat → moderne → actieve welvaartsstaat
→ Nachtwakersstaat (tot eind 19e eeuw)
= overheid mengt niet met maatschappelijk leven burgers
= armenzorg en gezondheidszorg door private initiatieven (religieuze gemeenschappen)
→ begin 20e eeuw = eerste tekenen welvaartsstaat
= aantal grondrechten, materiële welvaart en bevordering kansen tot ontplooiing
binnen wettelijk raamkader, worden gewaarborgd -> parlementaire democratie
en behoud markteconomische productiewijze
→ Moderne welvaartsstaat (verzorgingsstaat) (vanaf 1945)
= periode van economische bloei
= overheid wil welvaart en welzijn garanderen → bescherming sociale risico’s
(werkloos)
→ stijging lonen, daling arbeidsduur, democratisering onderwijs
→ vanaf 1970 = economische crisis → lange wachttijden welzijn
→ Actieve welvaartsstaat (1990)
= individu moet actief streven naar participatie en sociale integratie → verantwoordelijk
→ participatie via arbeid
= overheid moet kansen bieden → via rechten (recht op onderwijs)
→ 40% geld gaat naar sociale uitkeringen en sociale diensten zoals onderwijs
1.2 De sociale zekerheid
= basis van onze welvaartsstaat → geheel van voorzieningen met als doel financiële
bestaanszekerheid van burgers door bepaalde sociale risico’s te dekken
→ vervangingsinkomen voorzien bij verlies arbeidsinkomen
→ aanvulling op inkomen voorzien bij bepaalde sociale lasten
= 3 stelsels sociale zekerheid
1. Werknemers
2. Zelfstandigen
3. Ambtenaren
financiering sociale zekerheid
= sociale bijdrage WN (13.07 %) +
WG (25 of 32 %)
= overheidssubsidie
= alternatieve financiering
,= naast sociale zekerheid → systeem van bijstandsuitkering
→ voor mensen die geen inkomen hebben van arbeid en geen recht op
vervangingsinkomen
= ultieme vangnet (leefloon, inkomensgarantie ouderen)
= na maatschappelijk onderzoek van OCMW
= verzekeringsprincipe versus solidariteitsprincipe
→ horizontale solidariteit = kinderbijslag
= mensen zonder sociaal risico - mensen met sociaal risico
→ verticale solidariteit
= mensen met hoog inkomen (betalen meer aan sz) - mensen met laag inkomen
→ intergenerationele solidariteit = pensioen, kinderbijslag
= mensen die werken - mensen die niet werken
→ Het Groeipakket
= bescherming tegen sociaal risico van kinderen hebben
= bevoegdheid gemeenschappen
= progressief universalisme → categoriale selectiviteit en inkomensselectiviteit
→ kinderen vóór 1 januari 2019 = kinderbijslag (rang) + wezenbijslag + forfaitaire bijslag
→ kinderen vanaf 1 januari 2019 = elk kind is gelijk + extra’s (dia 22)
2. De verschillende niveaus van het beleid m.b.t. kinderen, jongeren en welzijn
2.1 Europees beleid
→ Europees parlement = 705 leden → elke 5 jaar verkozen
= wetgevende functie → geen voorstellen doen maar commissie wetten voorstellen
= taak → EU-verdragen goedkeuren + Europese Commissie controleren
= begroting goedkeuren (samen met Raad van Europese Unie)
→ Europese Commissie = 27 commissarissen
= elke lidstaat heeft commissaris die bevoegd is voor bepaald domein (Didier Reynders)
= wetgevende en uitvoerende functie → wetsvoorstellen doen (parl goed of afkeuren)
= controleert lidstaten op toepassing EU-wetgeving
= woordvoerder EU
→ Raad van Europese Unie = 1 minister per lidstaat (wisselt om 6 maanden)
= samen met EP zorgen voor goedkeuring begroting → waar geld insteken en krijgen
= coördineert het beleid
= buitenlandsbeleid en veiligheidsbeleid
= overeenkomsten sluiten met andere landen of internationale organisaties
→ raad komt bijeen voor energie dus alle lidstaten van energie komen samen
→ Europese Raad = staatshoofden/regeringsleiders, voorzitters en voorzitters van EC
= bepalen algemene beleidslijnen
= minstens 4 keer samen komen per jaar in Europese top
→ Hof van justitie = voorzitter nu is een belg
→ Koning = staatshoofd
= feitelijke macht bij regering → niet verantwoordelijk, geen pol macht en onschendbaar
= wetgevende macht → ondertekent wetten (dan pas van kracht)
= uitvoerende macht → ondertekend koninklijke besluiten (hoe wet worden uitgevoerd)
= benoemen en ontslaan van ministers en staatssecretarissen
→ Federale regering
= eerste minister (De Croo) + Vice-eerste ministers + ministers en staatssecretarissen
= wetgevende bevoegdheid → wetsontwerp indienen (naar parlement en die stemmen)
= uitvoerende bevoegdheid → uitvoering (concrete stappen) van koninklijke besluiten en
ministeriële besluiten (KB > MB)
= elk regeringslid heeft kabinet → gespecialiseerd en hun partij helpt bij enkele thema’s
= voor elk beleidsdomein bestaat een administratie
→ Vivaldi = CD&V, Open VLD, Vooruit, Groen, MR, Ecolo en PS
→ vormen regering
= koning nodigt sleutelfiguren uit, op basis hiervan gaat koning informateurs (welke
partijen kunnen samen regering vormen) opstellen. soms zijn er preformateurs
er zijn ook informateurs en dat zijn politici die vaak minister worden en die vormen
de regering
= dan is er een eedaflegging → regeringsverklaring en vertrouwen (in parlement)
→ na ontslag = koning kan ontslag weigeren of aanvaarden
= bij aanvaarding → geen nieuwe regering of nieuwe verkiezingen
→ Parlement
= kamer van volksvertegenwoordigers (150) (rechtstreeks verkozen 5 jaar)
→ wetgevende bevoegdheid = wetsvoorstellen (van parlementsleden)
→ controleren regering (via onderzoekscommissies, vragen stellen)
→ goedkeuren van internationale verdragen
= senaat (60)
→ aangeduid door gemeenschappen en gewesten OF gecoöpteerd
, → Rechtsbronnen van federale overheid en hun hiërarchie
= ondersta mag niet in strijd gaan met dat daarboven
1. Internationale verdragen = UVRM, Kinderrechten Verdrag
2. Grondwet
3. Wetten
4. Koninklijke besluiten = hierin staat uitvoering (wat bedoelen we met die wet)
5. Ministeriële besluiten
→ Staatshervorming in 1980 = grootste deel welzijnsbeleid en jeugdbeleid overgeheveld
naar gemeenschappen
→ Hilde Crevits = WVG (Welzijn, Volksgezondheid en Gezin)
2.3 Vlaams beleid
= door staatshervorming meer bevoegdheden
→ Gewesten
→ Gemeenschappen
= Brussel is in Vlaamse en Franse gemeenschap → beide verantwoordelijk
→ Staatshervormingen
1. 1970 = ontstaan van Cultuur Gemeenschappen en Gewesten
2. 1980 = persoonsgebonden (welzijn) naar gemeenschappen
→ gemeenschappen niet enkel voor cultuur
3. 1988 = bevoegdheden van gemeenschappen breiden uit (onderwijs)
4. 1933 = Sint-Michielsakkoord → gemeenschappen en gewesten breiden uit
5. 2001 = Lambermontakkoord → gemeenschappen en gewesten breiden uit (econo)
6. 2011 = Vlinderakkoord → gemeenschappen en gewesten breiden uit (kindergeld)
→ Actoren gemeenschappen en gewesten
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller lottedenon. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $7.94. You're not tied to anything after your purchase.