100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting Inleiding tot Jeugdhulp $6.96   Add to cart

Summary

Samenvatting Inleiding tot Jeugdhulp

 8 views  0 purchase
  • Course
  • Institution

Samenvatting van Inleiding tot Jeugdhulp in het 1ste jaar van Sociale readaptatiewetenschappen.

Preview 4 out of 96  pages

  • May 25, 2023
  • 96
  • 2020/2021
  • Summary
avatar-seller
Jeugdhulp
Macro  maatschappij (welk beleid zijn er rond jongerenwelzijn)
Meso  buurt, school, jeugdbeweging
Micro  gezin

Integrale jeugdhulp = zeer belangrijk!!!! (zeker 1 vraag van dit deel op examen)


Inleiding
Welvaartsstaat: korte historiek en definitie
 Onze samenleving heeft een evolutie ondergaan:
nachtwakersstaat

moderne welvaartsstaat

actieve welvaartsstaat
Welzijnsbeleid (= acties van de overheid op vlak van welzijn/ is de overheid bezig let het
welzijn v/d burgers)
1. Nachtwakersstaat (tot eind 19e eeuw)
o Overheid  niet mengen in het maatschappelijke leven v/d burgers (niet
bezig met welzijn van burgers, enkel met politie & justitie)
o De armenzorg en gezondheidszorg  door private initiatieven behartigd (bv:
religieuze gemeenschappen  nonnen & paters).
 Vanaf begin 20e eeuw: eerste tekenen van een welvaartsstaat
o Welvaartsstaat
= de samenlevingsvorm waarbij een aantal grondrechten van de burger, met
het oog op zijn materiële welvaart en de bevordering van zijn kansen tot
ontplooiing, binnen een wettelijk raamkader, effectief gewaarborgd worden.
Dit alles binnen het raam van de parlementaire democratie en met behoud
van de markteconomische productiewijze.
= de samenlevingsvorm waarbij een aantal grondrechten (= recht op
onderwijs, onderdak, privacy…) van de burger gewaarborgd worden door de
overheid
 Vanaf 1945: moderne welvaartsstaat/verzorgingsstaat
o Periode van economische bloei

o Verregaande overheidsingrijpen in de economie en het maatschappelijk
leven: de overheid wil voor iedereen welvaart en welzijn garanderen o.a. door
bescherming te bieden tegen belangrijke sociale risico’s, vb. werkloosheid of
het hebben van kinderen.

, o In deze perioden (gevolgen):

stijging lonen
daling arbeidsduur
democratisering onderwijs (meer mensen mochten naar school +
meer investeren in onderwijs  meer diploma’s)
 vervangingsinkomens (ziekte-uitkering, pensioen…)
 welzijnssector wordt sterker ontwikkeld:
Bv: sector pmh, BZJ.
o Maar vanaf jaren 70:

 economische crisis: overheid had andere prioriteiten dan welzijn
 gevolg: lange wachtlijsten in welzijn (minder geld ter beschikking 
minder investeren in welzijn)
 Sommige uitkeringen worden afgeschaft, andere verminderd
 Vanaf jaren 90: ‘Actieve’ welvaartsstaat
o Idee: het individu moet actief streven naar participatie en sociale integratie.
Hij /zij moet dus zijn verantwoordelijkheid opnemen (nadruk  participatie
via de arbeid)
o De overheid moet daartoe kansen bieden: rechten (o.a. recht op onderwijs)

o Evenwicht tussen rechten en plichten (overheid vraagt iets in ruil voor
rechten  plichten = werkloosheidsuitkering: uitkering voldoende op zoek
naar werk gaan, studiebeurs: voldoende dagen naar school gaan…)
o Welvaartsstaat: 40% van het Belgische BNP gaat naar sociale uitkeringen en
sociale diensten (bv: onderwijs, sociale zekerheid)
 De welvaartsstaat voorbij? (of geldt deze nog?)
o Nederland: burger is de verzorgingsstaat ontgroeid ―›
participatiesamenleving (welvaartsstaat gaat stilletjes aan weg)
 Snel terugtredende overheid (minder controle en participatie van
overheid)
 Nadruk op ‘eigen verantwoordelijkheid’, ‘eigen kracht’, ‘regie over
eigen leven’
 Vb: ouderparticipatiecrèche (= ouders vormen samen een groep en
spreken om de beurt af wie er wanneer op de kinderen let)
 Maar ook: wantrouwen t.o.v. burger die zorg ontvangt (‘profiteur’).
o Waait deze visie ook over naar Vlaanderen? (België neemt vaak dingen over
van Nederland)

De sociale zekerheid
= basis van onze welvaartsstaat

,= het geheel van voorzieningen met als doel de financiële bestaanszekerheid van de
burgers door bepaalde sociale risico’s te dekken.
 Sociale risisco’s: werkloosheid, pensioen, ziekte, hebben van kinderen…
 % mensen in armoede zou 44% zijn indien SZ niet zou bestaan
 2 functies:
o Vervangingsinkomen voorzien bij verlies van arbeidsinkomen
o Aanvulling op inkomen voorzien bij bepaalde sociale lasten (vakantiegeld,
kindergeld…)
 Financiering sociale zekerheid:
o Sociale bijdrage WN (werknemers) en WG (werkgevers)
o Overheidssubsidie
o Alternatieve financiering
 3 stelsels van sociale zekerheid (niet gelijk aan elkaar)
o Werknemers (krijgt bepaalt loon voor arbeid & verzekerd voor alle sociale
risico’s)
 Gaat geen vraag stellen over onderdelingen van RSZ  wel weten dat
sociale zekerheid bestaat uit 6 takken en het doel




 Meeste geld van SZ gaat naar: pensioenen, overdrachten voor geneeskundige
verzorging (geld dat je terug krijgt na dokter, operatie…)
 Evolutie uitgave SZ: pensioenen neemt toe & gezinsbijslag neemt af
o Zelfstandigen (hebben inkomen & minder beschermt tegen sociale risico’s)
o Ambtenaren (apart statuut  moeten niet verzekerd zijn tegen risico van
werkloosheid  zekerheid van job)
 Naast de sociale zekerheid: systeem van bijstandsuitkeringen
o Bv: Leefloon, Inkomensgarantie ouderen (IGO)
o Bedoeld voor mensen die geen inkomen hebben uit arbeid en geen recht
hebben op een vervangingsinkomen via de SZ
o = ultieme vangnet
o Krijg je niet zo maar  na een maatschappelijk onderzoek van OCMW (gaan
kijken of je bezittingen, een inkomen, vervangingsinkomen… hebt = financieel

, onderzoek & kijken naar gezinssituatie: alleenstaande, samenwonende, een
gezin?)

 Basis van sociale zekerheid: verzekeringsprincipe versus solidariteitsprincipe
 Verzekeringsprincipe: hoe hoger het risico, hoe hoger de bijdrage & hoe
hoger de uitkering (bv. jongeren moeten meer belastingen betalen voor
auto dan oudere)
°Dit is gedeeltelijk aanwezig bij sociale zekerheid: hoe hoger het loon, hoe meer
sociale bijdrage je betaalt (hoe hoger het pensioen later is)
 Solidariteitsprincipe:
o Horizontale solidariteit: mensen zonder sociale risico betalen mee voor
mensen met sociale risico
Bv: kinderbijslag
o Verticale solidariteit: solidariteit tussen mensen met een hoog inkomen en
mensen met laag inkomen
Bv. loon = 10000 euro  meer sociale bijdrage betalen dan loon = 5000
o Intergenerationele solidariteit: solidariteit tussen generatie
o Bv: pensioen, kinderbijslag (jongere generatie betaald bv. pensioenen voor
gepensioneerde & iet wat oudere mensen betalen bij voor kinderbijslag voor
jongere gezinnen)
 Concrete toepassing: het Groeipakket
o Bescherming tegen het ‘sociaal risico’ hebben van kinderen
o Bevoegdheid van de gemeenschappen  kinderbijslag (groeipakket) verschilt
naargelang van de gemeenschap waartoe je behoort)
o Progressief universalisme (principe van groeipakket: voor alle kinderen is er
een bepaalde som voorzien MAAR sommige groepen krijgen meer kindergeld
dan andere, welke groepen  categoriale selectiviteit (selectiviteit op basis
van een categorie bv. weeskinderen, kinderen met beperking = meer
kindergeld & inkomensselectiviteit: selectiviteit op basis van gezinsinkomen
 gezinsinkomen onder bepaalde drempel = meer kindergeld)
o Voor de kinderen/jongeren, geboren vóór 1 januari 2019:
 Gewone kinderbijslag (cijfers niet kennen):
 Rang 1: 93,93 euro
 Rang 2: 173,80 euro
 Rang 3 en volgende: 259,49 euro
 Wezenbijslag: 360,83 euro
 Forfaitaire bijslag voor kinderen, geplaatst bij particulier
(pleegouders): 63,03 euro
 Kraamgeld
 Adoptiepremie
 Bijkomende bijslagen:
 Leeftijdsbijslag (6,12,18 jaar  bijslagtrekkende krijgen
bijkomende bijslag  hou ouder een kind, hoe meer het kost)

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller jokeg2002. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $6.96. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

72042 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$6.96
  • (0)
  Add to cart