Samenvatting Hersenen en Gedrag
Hoorcollege 1
Deel 1: cellen en informatieoverdracht
Twee soorten hersencellen
- Neuron: zenuwcel informatieverwerker
o Basiskenmerken:
Celmembraan: afscheiding binnen- en buitenkant
Celkern (nucleus): groep cellichamen
Mitochondriën: energievoorziening
Ribosomen: maken eiwitten
o Speciale kenmerken (vorm)
Dendrieten: vertakkingen ontvangen informatie van andere neuronen = input
Receptieve velden = de oppervlakte van de receptoren op de dendrieten
gebied (omgeving) waarvan de neuron informatie bewerkt
Soma/cellichaam: integreert de informatie = putput
Axon: vervoeren zenuwimpulsen (informatie) = throughput
Axonbanen/projectie: axonen in bundels bij elkaar
Presynaptische terminal: verdikking aan het eind die informatie afgeeft aan de
volgende cel = output
o Motorische neuron: geeft prikkels door van het ruggenmerg naar de spieren
o Sensorische neuron: vervoeren van zintuigelijke prikkels naar het ruggenmerg
- Gliacel: steuncel ondersteunen functies van neuronen en beïnvloeden de informatieverwerking
o Steun, aan/afvoer stoffen (astrocyten), productie hersenvloeistof, productie myeline
(oligodendorcyte), afweer virussen en schimmels (microglia) en rol in ontwikkeling
o Functie myeline: versnellen AP door verspringen van nodes van Ranvier tussen myeline
- Afferent = aanvoeren van informatie
- Efferent = afvoeren van informatie
- Intrinsieke/interneuron = dendrieten en axonen van neuron liggen in dezelfde structuur
Bloed-hersenbarrière = ondoordringbaar geheel die hersenen beschermt en schadelijke stoffen buiten houdt
- Wel doorheen: kleine moleculen (water via speciale kanaaltjes), vetoplosbare stoffen en kleine
ongeladen stoffen (zuurstof, CO2 en sommige vitaminen)
- Via actief transport: glucose, aminozuren, sommige vitaminen en ijzer
- Niet doorheen: schadelijke stoffen, virussen en medicijnen
Hoorcollege 2
Potentiaal = ladingsverschil tussen de negatieve binnenkant en de positieve buitenkant van de cel (extracellulair)
- Rustpotentiaal
o Actief in stand houden van het celmembraan door pomp die positieve deeltje wegpompt
o Overal in de cel
- Actiepotentiaal:
o Wanneer het rustpotentiaal verstoort wordt door depolarisatie (+) voorbij de drempelwaarde
Poortjes in membraan open positieve deeltjes in de cel poortjes dicht =
herstelperiode positieve deeltjes verspreiden poortjes open aan voorkant AP
o All-or-none law = AP is altijd even groot niet proportioneel aan de prikkel
o In de axon
- Gradueel potentiaal:
o Proportioneel aan de prikkel
Temporele sommatie: snel achter elkaar meerder prikkels op dezelfde plek
Spatiële sommatie: prikkels tegelijk vanaf twee verschillende plekken
o EPSP (excitatie) depolarisatie en IPSP (inhibitie) hyperpolarisatie als deze samen komen tot
de drempelwaarde, ontstaat er een AP
o In de dendrieten en soma
Synaps = informatieoverdracht tussen neuronen axonknopjes pre, ruimte tussen neuronen en dendrieten post
, - Presynaptisch: NT geproduceerd in de soma en axon NT verpakt in zakje (vesicles) NT komt vrij
in synaps door AP
- Postsynaptisch: NT hecht aan receptoren activiteit in de cel verandert
- Vervolg: NT laat los en zweeft rond in de synaps
o NT wordt heropgenomen door de presynaptische cel = hergebruiken
o NT hecht nog een keer aan de postsynaptische cel
o NT wordt afgebroken door enzymen, anders cel overprikkeld dmv:
Negatieve feedback: post geeft NT af aan pre met boodschap dat het overprikkeld
raakt
Autoreceptor: remt afgifte NT van pre post reageert niet meer op NT van pre
- Effect van neuron hangt af van: aanmaak, heropname, aantal en hechting receptoren en geen effect door
afbraak, negatieve feedback of autoreceptor
Hoorcollege 3
- Agonist = stof die meewerkt versterkt het effect van de NT
o Hoge affiniteit (bindt sterk) en hoge effectiviteit
- Antagonist = stof die tegenwerkt remt het effect van de NT door als sleutel op receptor te gaan zitten
waardoor een andere NT niet op de receptor kan
o Hoge affiniteit en lage effectiviteit (doet niks)
- Natuurlijke prikkels stimuleren het beloningssysteem komt dopamine vrij
- Drugs stimuleren afgifte dopamine zonder al de dingen die je ervoor moet doen bij natuurlijk prikkels =
short-cut binden op receptoren
o LSD bindt op serotonine receptoren onrechte stimulatie sensorische gebieden = hallucinatie
o Nicotine bindt op nicotine (acetylcholine) receptoren neuronen geven dopamine af = effect
beloningssysteem
o Opiaten (morfine, heroïne, methadon) bindt op endorfine (pijnverlichtend) receptoren
werken pijnstillend en verdovend
Verminderd natuurlijke aanmaak minder prettig voelen als je ze niet neemt
Inhibitie op neuronen (GABA) die dopamine inhiberen = afremmen afremmen
Overdosis heroïne levensgevaarlijk: verdoven hersengedeelte voor hart en ademhalen
Naltrexone: antagonist die het wint van heroïne, waardoor heroïne niet kan prikkelen
afkicken
- Drugs inactiveren en beïnvloeden reuptake NT
o Amfetamine en cocaïne inhiberen heropname van do, se en noradrenaline stof wordt niet
meer opnieuw opgenomen en verdwijnt
Meer NT aanwezig in synaptische cel waardoor cellen meer geprikkeld worden
Enzym breekt de stoffen af geen stoffen over want de voorraad is leeg
Lege voorraad leidt tot ontwenningsverschijnselen
Synaps gaat minder receptoren aanmaken en dus minder gevoelig voor dopamine
geen reactie meer op natuurlijke prikkels = verslaving
o Methylfenidaat: lagere dosis dan cocaïne lage tijdsverloop in opname = minder verslavend
Mechanisme van verslaving: cravings (verstoort motivatiesysteem), tolerantie voor belonende effect en
psychosociale context
- Cravings door cues/associaties met de verslavende stof
o Verhogen aandacht voor de stof en verhogen activiteit nucleus accumbens (voorbereiden op
overprikkeling)
- Tolerantie: dosis moet hoger om gewenste effect te hebben omdat de hersenen zich hebben aangepast
o Context afhankelijk: bij afkicken neemt je tolerantie af
- Context:
o Genetische predisposities: mensen verschillen in genetische gevoeligheid
Genen vergoten verslavingsgevoeligheid of verlagen afbraak van alcohol sneller
ziek
o Omgeving: alcohol versterkt kans op later alcoholisme kind
Alcohol type 1 (> 25 jaar): geen familie maar omgeving beter te behandelen
Alcohol type 2 (< 25 jaar): mannen met alcoholistische familieleden
Minder gevoelig voor gedragverstorende effecten en sterkere stressreductie
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller ambie-1201. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $6.96. You're not tied to anything after your purchase.