Hoofd Hals Samenvatting MBRT jaar 2 Hanzehogeschool Groningen
130 views 14 purchases
Course
Hoofd Hals (MTVB22HH)
Institution
Hanzehogeschool Groningen (Hanze)
Dit is een complete samenvatting van het thema Hoofd Hals gegeven in jaar 2 semester 2 aan de Hanzehogeschool voor de opleiding MBRT. Het omvat: AFP, CT, ECHO, MRI, NG, RD, RT, PO. Gemaakt door Marie, Celine en Ilona
BOTSTRUCTUREN IN HET HOOFD- EN HALSGEBIED.................................................................................................................. 9
BASISPRINCIPES VAN DOPPLER ........................................................................................................................................ 30
BEELDVORMENDE TECHNIEKEN BIJ DVT EN LONGEMBOLIE .................................................................................................... 35
ZELFSTUDIE ECHOGRAFIE VAN DE SCHILDKLIER .................................................................................................................... 44
NG ................................................................................................................................................................. 71
VOORBEREIDING CASUS PRACTICUM RD1......................................................................................................................... 102
PO ............................................................................................................................................................... 115
HOMEOSTASE
• Regeling en handhaving van constant intern milieu → zorgen voor bepaald evenwicht in het lichaam
• Verstoring: stress
o Bijvoorbeeld: schrik (fight/flight)/ kou
• Nodig: communicatie tussen cellen
• Twee reguleringssystemen:
1. Zenuwstelsel → snel + kort
2. Hormoon (endocriene) → langzamer + lang
• Beïnvloeding gebeurt door:
o Aanzetting (stimulatie)
o Remming (inhibitie)
WERKING:
• Beide stelsels: afgifte stoffen die specifiek binden aan doelcellen
• (Nor)adrenaline: hormoon en neurotransmitter (komt in hormoon-
en zenuwstelsel voor)
• Welke organen maken hormonen aan: hart maakt bijvoorbeeld
naturetisch peptide voor de bloeddruk en nog veel andere organen
zoals de schildklier of de bijnieren, deze twee zijn
hormoonproducerende organen.
HORMONEN
• Er zijn verschillende soorten hormonen, met allemaal verschillende
mechanismes
• Hormonen hebben op verschillende plekken effecten → aspecifiek (t.o.v.
zenuwen) → maar wel verschillende sleutel-slot principes
• Chemische signaalstoffen
o Vervoerd door de bloedbaan
o Komen terecht bij doelcellen met specifieke receptoren voor
specifiek hormoon
STRUCTUUR VAN HORMONEN
• Drie typen hormonen
o Aminozuurderivaten
▪ Klein en lijken op aminozuren
o Peptidehormonen
▪ Ketens van aminozuren → activeren G-eiwit
o Vetderivaten
▪ Steroïden, lijken op cholesterol → niet oplosbaar in water, transport nodig
4
, Figuur 2 Peptidehormoon Figuur 1 Schildklierhormoon
• Schildklierhormoon kan direct zijn doel bereiken, geen verschillende stappen nodig
• Hoe weet een klier nu of er een hormoon is?
o Soms door concentraties bepaalde stoffen in bijvoorbeeld bloed
• Algemeen: zenuw- en hormoonstelsel werken nauw samen
• Hypothalamus staat daarbij centraal:
o Ontvangt impulsen van het zenuwstelsel uit het hele lichaam
o Reageert door impulsen naar hypofyse te sturen
o Hypofyse is een hormoonklier
ENDOCRIENE SYSTEEM
• Bestaat uit de hypothalamus en de hypofyse
ENDOCRIENE SYSTEEM – HYPOFYSE
• Hypofyse maakt zelf hormonen aan en geeft hormonen af die in de hypothalamus zijn aangemaakt.
• De hypofyse geeft 9 hormonen af:
o Voorkwab: ACTH, TSH, GH, PRL, FSH, LH, MSH
o Achterkwab: Oxytocine en ADH
• Gelegen in sella turcica (os sphenoid)
• De hypofyse bestaat uit twee delen:
o Hypofysevoorkwab (adenohypofyse)
▪ Maakt en geeft hormonen af onder invloed van
hypothalamus
▪ Endocriene cellen omgeven door capillairnetwerk
▪ Poortadersysteem
o Hypofyseachterkwab (neurohypofyse)
▪ Geeft hormonen af die gemaakt zijn in de
hypothalamus, het maakt zelf geen hormonen
▪ ADH (anti-plashormoon) en oxytocine (knuffelhormoon)
• Hypothalamus stuurt hypofyse aan → hypofyse stuurt schildklier aan
• Bij hypofysetumor → probleem met GH en de ovaria bij de vrouw → bv: te veel aanmaak: veel groeien
of te weinig aanmaak: niet groeien (afhankelijk van soort tumor)
5
, • Voor de MBB’er van belang
o Hypofyse
o Pancreas
o Schildklier
o Bijnieren
SCHILDKLIER (GLANDULA THYROIDEA)
• Stimuleert stofwisseling en groei
• TSH (thyroïdstimulerend hormoon) uit hypofyse → afgifte
schildklierhormoon
• Te kort TSH → onvoldoende schildklierhormoon
• Follikels:
o Vormen thyroid- of schildklierhormonen
• Stoffen die aangemaakt worden door de schilklier:
o T4: thyroxine 90% (thyrosine met 4 jodiumatomen)
o T3: tri-joodthyronine 10% (thyrosine met 3 jodiumatomen)
▪ Krachtiger
▪ T3 veel actiever dan T4
• Jodium is nodig voor een goedwerkende schildklier → toegevoegd aan zout
• Schildklierhormonen passeren makkelijk door celmembranen en beïnvloeden
bijna alle cellen in het lichaam
• Binding aan mitochondriën zorgt voor ATP-productie welke de
stofwisselingssnelheid en zuurstofverbruik laat toenemen
• Calorigene effect
o Zorgt dat er energie vrijkomt voor werking van de cel
• Schildklier heeft primair een positieve beïnvloeding op de activiteit op het
vrijmaken van energie die nodig is voor de werking van de cel
• Noodzakelijk voor normale ontwikkeling van beenderstelsel, spierstelsel en
zenuwstelsel (calciumhuishouding)
C-CELLEN
• Calcitonine wordt afgegeven door C-cellen (parafolliculaire cellen)
• Het kan zijn dat er te veel of te weinig calcium in het bloed zit → dit
wordt geregistreerd door de (bij)schildklier →
o Bij te veel calcium → registratie door schildklier → meer
calcium wordt uitgescheiden via urine en meer calcium
wordt opgenomen in de botten → calciumconcentratie
daalt → homeostase
o Bij te weinig calcium → registratie door bijschildklier →
parathyroïdhormoon (PTH) wordt afgegeven → minder
calcium uitgescheiden en minder opgenomen in botten →
meer calcium in het bloed → homeostase
6
,PATHOLOGIE SCHILDKLIER
• Verstoring schildklierfunctie:
o Stofwisselingsstoornissen
o Verstoring TSH-productie
o Te kort jodium (zit in schildklierhormonen)
STRUMA
o Vergrootte schildklier
o Kan zowel bij hyper- als hypothyreoïdie
o Schildklier maakt zichzelf groter, omdat hij niet zoveel T3 en T4 kan maken
o Geeft slik- of ademhalingsproblemen
ZIEKTE VAN GRAVES
o Te veel schildklierhormoon
o Te veel energie en uitpuilende ogen
o Behandeling met radioactief jodium → nadeel: er gaat soms te veel
schildklier dood → slikken schildklierhormoon
BIJNIER (GLANDULA SUPRARENALES)
• Suprarenale cortex (bijnierschors)
o Staat onder invloed van hypofyse via ACTH
▪ ACTH → adrenocorticotroop hormoon (bijnierstimulerend
hormoon)
• Suprarenale medulla (bijniermerg)
o Staat onder invloed van zenuwstelsel
BIJNIERSCHORS
• > 20 corticosteroïden → beïnvloeden stofwisseling in veel verschillende weefsels
o Cortisol (stresshormoon): stress → onder andere bloedsuikerspiegel ↑
(kans op diabetes), immuunsysteem onderdrukt
o Aldosteron → bloeddrukregulatie en waterzoutretentie, vasthouden water
• (Geslachtshormonen; testosteron, oestrogeen, progesteron)
ADRENALINE
• Ad = bij, ren = nier
• Hormoon (bijniermerg) en neurotransmitter (sympathische zenuwbanen)
• Komt vrij bij angst en stress, maar ook bij woede, kou, hitte, pijn en fysieke arbeid
• Potentieel schadelijk en verslavend
• Zorgt ervoor dat de bloeddruk stijgt en vergroot de prikkelbaarheid van het hart
7
,NORADRENALINE
• Neurotransmitter (sympatische zenuwbanen) en hormoon (bijniermerg)
• Als hormoon vergelijkbare effecten als adrenaline
• Als neurotransmitter:
o Te veel → euforisch, gespannen, angstig of opgewonden
o Te weinig → depressief
AANDOENINGEN BIJNIER (GLANDULA SUPRARENALES)
SYNDROOM VAN CUSHING
o Te veel ACTH
o Overmaat corticosteroïden
o Onder andere hyperglycemie en gewichtstoename
TUMOR IN MERG (FEOCHROMOCYTOOM)
o Produceert (nor)adrenaline
o Te actieve bijnier
o Hoge bloeddruk, hoofdpijn, hartkloppingen
o CT/MRI essentieel voor detectie en lokalisatie
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller celinedejongx. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $9.58. You're not tied to anything after your purchase.