SV H2 Geschiedenis:
§1 ‘De Griekse democratie’
- De Atheense democratie (5e eeuw v.C.)
In Athene werden de belangrijkste beslissingen genomen door een volksvergadering: alle inwoners
met het burgerrecht (man, volwassen, vrij, Atheens – arm of rijk waren gelijk) mochten rechtstreeks
meebeslissen = directe democratie, voorwaarde: niet te veel burgers > in Griekenland kon dat omdat
zij daar in stadstaatjes/poleis woonden, hadden niet zo veel inwoners. Athene was een grote polis
(stedelijke kern met omringend platteland): in totaal 300.000 inwoners (5 e eeuw v.C.).
Het Atheense bestuurssysteem voorkwam dat één persoon de macht had door:
1. Politiek: de volksvergadering ^, deze kon niet alle beslissingen nemen > koos elk jaar een
nieuw stadsbestuur = Raad van 500. Het dagelijks bestuur van deze raad bestond uit 50 leden
> deze werden iedere maand opnieuw gekozen + er was iedere dag een andere voorzitter.
2. Rechtspraak: door een volksjury > leden werden door het lot aangewezen.
3. Militair: leger werd geleid door 10 generaals/strategen > elk jaar opnieuw gekozen door
volksvergadering.
4. Wanneer men vond dat één iemand te veel macht had > kon deze worden weggestemd door
schervengerichte = ostracisme.
Dit alles werd gedaan om te voorkomen dat Athene weer geleid zou worden door:
de adel (aristocratie), koningen of één persoon (tiran) > door verandering van oorlogvoering werden
gewone burgers belangrijker > zij hadden invloed geëist en gekregen.
- Denken over de natuur en de wereld
Er waren drie filosofische richtingen: natuurfilosofie (hoe zitten natuur en heelal in elkaar), ethiek
(wat is goed gedrag en hoe kan een mens dat leren) en politiek (hoe bestuur je een polis het best).
- Natuur:
V: alles is voortdurend in beweging, alles bestaat uit hele kleine deeltjes > deze inzichten waren
speculatief/moeilijk aantoonbaar. Voornamelijk in de wiskunde boekten de filosofen vooruitgang.
*Griekse filosofen bouwden voort op kennis die al eerder was ontwikkeld in Mesopotamië en Egypte.
- Ethiek:
Belangrijkste filosoof: Socrates (Athener) > ‘Ik weet niets, behalve dat ik niets weet.’ Hij ergerde zich
aan mensen die stellig beweerden dat ze wisten hoe iets in elkaar zat en dwong hen door vragen te
stellen te ontkennen wat ze eerder hadden beweerd. Hij werd in 399 v.C. in Athene veroordeeld tot
het drinken van een gifbeker > hij ‘verpestte’ jongeren door zijn kritiek op de goden + hij was kritisch
over de Atheense democratie.
- Politiek:
Plato (leerling Socrates, 427-347 v.C.) was van mening dat je bij meerderheid van stemmen niet kon
bepalen wat goed of waar was. Volgens hem namen politici in een democratie vooral besluiten
waarmee ze de burgers konden plezieren + burgers lieten zich vaak misleiden door goede sprekers +
burgers waren wispelturig.
Aristoteles (leerling Plato, 384-322 v.C.) was van mening dat monarchieën, aristocratieën en
democratieën allemaal goed konden werken, maar ook op hun eigen manier ook gevaarlijk konden
worden > een mengvorm van alle drie. Daarnaast vond hij kennis van groot belang om tot juiste
beslissingen te kunnen komen > hij deed als eerste afstand van de speculatieve manier van denken
door kennis te verzamelen en op te schrijven op veel gebieden.
, §2 ‘Het hellenisme’
- Het rijk van Alexander de Grote
Alexander de Grote (356-323 v.C.) = zoon van koning Phillipus (Macedonië), die heel Griekenland
onder zijn macht had. Bij het veroveren van Griekenland had Phillipus gebruik gemaakt van de
verzwakte Griekse steden < door onderlinge strijd. Alexander zette zijn vaders ambitieuze plan (hele
Perzische Rijk veroveren) voort na zijn dood > aanzien.
Verklaringen voor Alexanders succes:
1. Zijn eigenschappen: doorzettingsvermogen, zelfvertrouwen < volgens Griekse
geschiedschrijvers Xenophon & Plutachrus. Zijn militaire inzicht: goede tactiek ondanks dat
zijn leger kleiner was. Hij was wispelturig > onderdanen waren bang hun goede positie
tegenover AdG kwijt te raken > zo dwong hij loyaliteit af.
2. Hij speelde goed in op de gebruiken van de landen waarover hij regeerde..
3. Hij mengde bewust de verschillende bevolkingen uit zijn rijk met elkaar, zodat er in zijn rijk
geen losse blokken zouden bestaan < massahuwelijk, gemengd Macedonisch-inheems leger,
stichting van nieuwe steden op strategische plekken waar Griekse/Macedonische soldaten
kwamen te wonen, et cetera.
- Hellenistische cultuur in Azië en Egypte
Gebeurtenissen die leidden tot hellenisme (verspreiding van Griekse cultuur):
Toen AdG stierf > geen erfelijke opvolger > Alexanders generaals veroverden in burgeroorlogen delen
van het rijk > ontstaan van enkele grote koninkrijken onder Griekstalige heersers/diadochen (in
Egypte, Azië en Europa) > deze diadochenrijken bleven bestaan totdat de Romeinen ze innamen >
tijdens de heerschappij van de diadochen verspreidde de Griekse cultuur zich over het hele
veroverde rijk, bv. door migratie van Grieken naar het oosten en de stichting van Griekse steden >
hellenisme (Griekse beschaving ontstaan uit deze periode).
Vormen van hellenisme in veroverde gebieden (politiek & cultuur)
Politiek:
- Grieks werd de nieuwe bestuurstaal.
- Er was geen democratie meer na dood AdG > werd dus ook niet doorgevoerd.
Volksvergaderingen bleven wel bestaan > deze mochten alleen nog aan de heerser
welgevallige besluiten nemen > de betere standen domineerden de politiek > democratie
was veranderd in een oligarchie.
- Zelfbesturing stad bleef > de nieuwe oosterse steden werden bestuurd als Griekse poleis >
op lokaal niveau hadden deze stadsraden een belangrijke taak, maar er was geen sprake
meer van autonome poleis (zoals in Griekenland, 5 e eeuw).
Cultuur:
- Steden kregen Grieks uiterlijk door: 1. Een rechthoekig stratenplan ipv een wirwar aan
straten (dit gold het sterkst voor nieuw gestichte steden in Azië & Egypte). 2. Aanleg van
Griekse centra voor ontmoeting en vermaak: In theaters werden Griekse tragedies en
komedies vertoond + voordrachten gegeven door redenaars en dichters > Griekse mythen en
literatuur raakten bekend in het oosten + in gymnasia werden sporten door mannen uit de
elite naakt beoefend (> raar voor oorspronkelijke bewoners).
- Er werden Griekse tempels gebouwd > de Griekse godenwereld werd overgenomen.
- Verbreiding van de Griekse beeldende kunst: alle Griekse bouwwerken waren rijk versierd
met beeldhouwwerk en schilderingen > oosten maakte kennis met beeldende kunst die
streefde naar een perfecte weergave van de anatomie. Ook andersom drongen soms
oosterse ideeën, goden en vormen in de Griekse cultuur door.
>> hellenisme was en bleef iets voor de afgescheiden bovenlaag > in de onderste laag van de
samenleving leefde de inheemse cultuur voort.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller anoukgeurts2007. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $3.25. You're not tied to anything after your purchase.