Grondslagen van de Klinische Psychologie
Hoorcolleges & artikelen (tentamenstof 2023)
Hoorcollege 1: De behandeling van psychopathologie in een historische context
De geschiedenis van de psychopathologie
Oudheid (700 v.c. – 500 n.c.)
Chronisch zieken en psychisch zieken werden goed opgevangen in tempels, verzorgd, massages en
muziek. Geesteszieken zou je met muziek (oude Griekse muziek) tot bedaren kunnen brengen.
Hippocrates vader van de Westerse geneeskunde: verband tussen lichamelijk en geestelijk
functioneren, geestesziekte is ziekte van de hersenen, hij zocht naar wetenschappelijke verklaringen
i.p.v. magisch denken. Erkende belang interpersoonlijke interacties voor ontwikkelen psychische
problematiek (nu Expressed Emotion), hygiëne, eetgewoonten, frisse lucht, balans lichaamssappen
(gal, bloed, slijm) therapie: aderlaten en overgeven. Epilepsie is lichamelijke ziekte, geen straf.
Wilgenbast aspirine.
Plato stichter Atheense academie, eerste instituut hoger onderwijs Westen, omgeving speelt een rol.
De rede is erg belangrijk (nu CGT). Fantasie aan psychoanalyse gekoppeld.
Middeleeuwen 500-1500
De tijd van de Gregoriaanse muziek tijdens kerkdiensten. De zorg was minder goed georganiseerd,
was vooral door gezin en naaste familie. Als dit niet ging werden mensen aan lot overgelaten, leefden
een zwervend bestaan, pas later wel opvanghuizen, maar met meerdere functies (gevangenis,
psychisch samengevoegd).
Verklaringen psychopathologie:
- bovennatuurlijk (heks, duivel exorcisme, kruizen, heksenverbranding, slangenkuil),
- natuurlijk (gek zijn door stress/depressie rust, recreatie en ontspannen als therapie)
- door de maan en sterren (astrologie als therapie, Paracelsus).
1392 koning Charles IV uit Frankrijk kreeg psychische problemen na veldslag, was misschien PTSS,
kreeg therapie volgens Hippocrates manier, later zou duiveluitdrijving werden aangeraden door
anderen. Eerste opvanghuis in NL 1425: soort gevangenis voor mensen die men weg wil hebben uit
de maatschappij, geen therapeutisch doel of vooruitzicht. Maar ook in de 2 e wereldoorlog ontstond
er nog zoiets, de geschiedenis herhaalt zich soms.
Eind 18e/19e eeuw
Tijd van Mozart, morele therapie: psychosociale benadering, moedigt normale interactie aan,
principe gaat terug naar de oudheid (net zoals opvang in tempels), grondlegger Pinel: beoogde niet
fysieke, niet medische behandeling naar morele therapie, geen aderlaten meer, men werd de
‘ketenen afgedaan’. Kleinschalig (niet meer dan 200 mensen in hygiënische veilige omgeving). Helaas
niet waar te maken. Dorothea Dix probeerde dit wel, maar er was te weinig personeel. De biologische
invloed werd ook steeds groter en morele therapie werd weer minder.
Biologische interesse groter, ontdekking Syfilis door bacterie (met psychose, behandelbaar met
penicilline), “zou alles door bacteriën etc. komen?” Volgens Grey was het altijd van lichamelijke
oorzaak, rust, ruimte en goede ventilatie nodig.
1935-1955 frontale lobotomie tegen psychische stoornissen.
,Ook de psychoanalyse kwam op (Freud). intrapsychic conflicts between:
- Id: illogical, emotional irrational pleasure principle
- Ego: mediator, logical, rational, reality principle.
- Superego: conscience, moral principles.
Jeugd gezien als erg belangrijk.
20e eeuw
Gedragsmodel van grotere invloed, sociale leermodel, Pavlov, conditioneren ligt ten grondslag aan
psychische problemen, Mary Cover Jones begon gedragstherapie bij angsten.
Aandacht voor classificatie psychische problemen, begon door Kraepelin 1913, groeperen
stoornissen, op grond van beloop, leeftijdsaanvang, oorzaak en symptomen, sinds 1952 DSM.
Tot 1980 stond homoseksualiteit nog in de DSM als stoornis.
Biologische therapie in 1950 kwam de eerste effectieve medicatie tegen psychose en
angststoornissen.
Heiloo: deed badtherapie, shocktherapie, medicatie etc.
Jaren 60/70 antipsychiatrie en dehospitalisatie
Tijd van de Beatles. “Het ligt aan de maatschappij”, drang om onder autoriteit uit te komen. De
afstand tussen patiënt en behandelaar wordt steeds kleiner, minder behandeling, meer begeleiding.
Praten belangrijker dan medicatie. Veel kritiek op de komst van Herman van Praag als hoogleraar
biologische psychiatrie, werd gezien als aanval op antipsychiatrie in 1978.
Amstelland 1971: kleine instelling waar jongeren en begeleiders naast elkaar stonden. Iedereen mag
zelf bepalen wat voor behandeling ze willen en ze mogen zelf kiezen wanneer ze weggaan. Ging niet
altijd goed, was misschien iets “te” vrij.
Verdiensten antipsychiatrie: doorbreken oude gezagsverhoudingen, multidisciplinair werken,
aandacht bejegening patiënt, belangstelling psychotherapie nam toe.
21e eeuw
Psychische stoornis is een combinatie van psychisch disfunctioneren (gedragsmatig, emotioneel,
psychisch), klinisch significant lijden van zelf of ander en atypisch of onverwacht binnen cultuur.
Multidimensionale perspectief: biologie, genen, omgeving, ervaring, opvoeding, cultuur,
ontwikkelingsstadium, gedachten, gevoelens en gedrag, gender(meer verschillen dan eerder
gedacht), leergeschiedenis.
Veel goede kritiek op DSM-systeem:
- te grote nadruk op biologie (Jim van Os: “schizofrenie is geen hersenziekte en niet genetisch,
het is niet biologisch bepaald.” Veel meer behandelingen mogelijk).
- Er is een roep naar onderzoek naar losse symptomen in plaats van naar deze clusters
(transdiagnostische benadering, zie hoorcollege 7), beter symptoomgericht kijken i.p.v. naar
ziektebeelden waar heel erg heterogene groep in zit.
Wat nu? Richtlijnen Trimbos Instituut: CGT als nummer 1 behandeling. We denken nog steeds in
diagnose-behandeling, maar er is wel veel onderzoek naar gedaan.
Toekomst mogelijkheden
Netwerkbenadering: alles in netwerken verbonden, ook stoornissen kunnen zo ingedeeld worden
qua wat dicht bij elkaar ligt en wat niet. Slaapproblemen lijken een soort van centraal te staan.
Verbeteringen van slaap lossen veel andere problemen op. Maar nog steeds werkt het niet bij
iedereen. Netwerken kunnen erg verschillend zijn per persoon. Kijk dus altijd naar het individu.
,Big Data: grote databestanden kunnen veel informatie geven. Bottom-up denken. Kijken of er met
statistische analyses interessante dingen te vinden zijn.
Virtual Reality, gezonde voeding (Mediterraan dieet), darmen als tweede brein gezien. Mindfulness,
deep brain stimulation, kunstmatige intelligentie taalanalyse kijken of iemand psychotisch is, kan
helpen met mensen uit grote wachtlijst naar voren halen. Terugvallen inschatten etc.
Samenvatting
Oudheid: Ancient Greek music in tempels, Hippocrates geneeskunde, lichaam en hersenen,
interacties belangrijk (EE), aderlaten, Plato omgeving en rede (CGT).
Middeleeuwen: minder goed verzorgd, later opvanghuizen/gevangenissen zonder therapeutisch
doel. Kerk gaf bovennatuurlijke heksen/duivel-verklaringen voor psychopathologie, ook waren er
natuurlijke verklaringen (stress) of astrologische.
18e/19e eeuw: Morele therapie (Pinel en Dorothea Dix, kleinschalige veilige goede therapie, niet
waar te maken, te weinig personeel), Biologische verklaringen (door ontdekking bacterie syfilis, is
alles lichamelijk? Grey.) 1935 frontale lobotomie en daarna Freuds psychoanalyse en jeugd.
20e eeuw: gedrags/sociale leermodel, gedragstherapie tegen angst, DSM classificatie (Kraepelin),
Biologische therapie, medicatie, bad, shock.
1960/70: antipsychiatrie en dehospitalisatie, het ligt aan de maatschappij. Meer praten en begeleiden
dan behandelen. Amstelland: zelf bepalen, kleinschalig en vrij.
21e eeuw: psychische stoornis is psychisch disfunctioneren, significant lijden en atypisch in cultuur.
Multidimensionaal perspectief, nature + nurture, kritiek op DSM, meer symptoomgericht kijken,
heterogene groep. CGT als beste behandeling.
Toekomst: netwerkbenadering, AI, Big Data, VR, darmen als tweede brein, mindfulness, DBS.
Hoorcollege 2: Nut en noodzaak van de theorie voor de behandeling van psychopathologie (& recap
diagnostische cyclus)
BOEK Eshuis, J. (2015). Het nut van theorie. In H. Van der Molen (Red.), Klinische Psychologie:
Klinische theorieën en theoretische referentiekaders (3e editie) (pp143-152). Noordhoff Uitgevers.
Hoe gaan we om met de theoretische pluriformiteit? En wat is het nut ervan? Het helpt bij het
proberen te achterhalen van de waarheid en bij het eens worden over de realiteit. Dit gebeurt
middels inductie (observatie theorie). Alleen is er een inductieprobleem (je kan nooit iedereen
observeren), wel kan je deductie doen (theorie hypothese testen) en zolang deze uitkomt, de
theorie als aannemelijk achten. Maar we weten het nooit zeker. Het enige wat je zeker kan weten is
dat de hypothese niet klopt (falsificatie).
Enige dogmatiek is nodig. Een verzameling aan principes en theorieën noem je een paradigma (Kuhn)
of een onderzoeksprogramma (Lakatos), met een harde kern en de beschermgordel van theorieën
daaromheen. Echter zijn verschillende benaderingen incommensurabel. Er is geen objectieve
maatstaf om alles aan te testen.
Determinisme en reductionisme (neuro)biologische benadering (psychofarmaca), leertheoretische
benadering (gedragstherapie), cognitieve benadering (CGT). Samen = integratieve therapie.
Kritiek van Dilthey: het is altijd een subjectieve positie in locatie en tijd hermeneutische methode:
met empathie meevoelen en begrijpen, via de psychoanalytische benadering (onbewuste,
interpretatief, persoonlijkheidsverandering), de humanistische benadering (vrije wil, voluntarisme,
zelfactualisatie) of de systeembenadering (holisme, relatie en gezinstherapie).
, Theoretische integratie waar mogelijk, ze kunnen elkaar mooi aanvullen, maar nooit helemaal,
daarom ook wel technisch eclecticisme genoemd.
Zonder theorie zijn observaties betekenisloos. In onzekerheden kunnen theorieën ons op weg helpen.
We kunnen er dus enigszins dogmatisch aan vast houden maar moeten ook altijd kritisch blijven over
de toepassing ervan.
Popper, K. (1962). Conjuctures and refutations: the growth of scientific knowledge (Deel I). Routledge.
Popper: “differentiëren tussen wetenschap en pseudo-wetenschap kan middels empirische methode,
inductie observatie/experiment. Soms lijkt iets empirisch maar is het nog steeds niet
wetenschappelijk, zoals astrologie. Hoe kan dat?”
De reden dat Popper bij dit vraagstuk kwam was dat hij een verschil opmerkte tussen de
relativiteitstheorie van Einstein en 3 andere theorieën (Marxs history theory, de psychoanalyse van
Freud en de individuele psychologie van Adler). Wat was dit verschil? De laatste 3 theorieën voelden
voor hem meer aan als mythen dan als wetenschap. Ze hadden overal een verklaring voor, het was
nieuw, en als je het eenmaal wist herkende je het overal.
‘the world was full of verifications of the theory. Whatever happened always confirmed it. Thus its
truth appeared manifest; and unbelievers were clearly people who did not want to see the manifest
truth; who refused to see it, either because it was against their class interest, or because of their
repressions which were still 'un-analysed' and crying aloud for treatment.’
Elke nieuwe case kan geïnterpreteerd worden in het licht van de theorie, dus wordt de theorie altijd
geconfirmeerd. Het is makkelijk om te confirmeren als je alleen zoekt naar confirmations.
Confirmations zouden alleen acceptabel mogen zijn als ze het resultaat zijn van een riskante
voorspelling, een die beide kanten op kan gaan. Een goede wetenschappelijke theorie moet zoveel
mogelijk dingen ‘verbieden’. Dan kan er zoveel mogelijk getest worden wat beide kanten op kan gaan.
Als het niet de ‘verkeerde’ kant op kan gaan is het niet-wetenschappelijk. Altijd confirmation is geen
voordeel maar eerder een nadeel van een theorie. Een test moet altijd proberen te falsifiëren. Als een
theorie is gefalsifieerd wordt hij soms nog steeds aangehangen en ad hoc veranderd met assumpties,
dit verlaagt de wetenschappelijkheid, dit wordt de conventionalist twist/stratagem genoemd.
‘One can sum up all this by saying that the criterion of the scientific status of a theory is its
falsifiability, or refutability, or testability.’
Hoorcollege 2: Nut en noodzaak van theorie
Theorie is de leidraad voor behandeling, er zijn heel veel perspectieven, welke is juist? In de loop van
de tijd zijn ze allemaal achterhaald… (denk aan aderlaten), dus wie zegt dat onze theorieën van nu
wel kloppen? Daarnaast kan effectenonderzoek laten zien of een behandeling werkt, dus waarom
zouden we theorie nodig hebben?
Omdat effectstudies ook niet perfect zijn, het zijn vaak kortdurende behandelingen, geen/korte
follow ups en weinig valide zuivere groepen. Zonder theorie zijn observaties zinloos, theorie is nodig
om beslissingen te nemen. (N.B. De DSM is beschrijvend en niet theorie-gebaseerd!)
Biases: waarnemingen zijn niet perfect, interpretatie is biased, availability/confirmation bias.