100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
uitgebreide samenvatting 4 havo biologie thema 7 - bvj $5.89
Add to cart

Summary

uitgebreide samenvatting 4 havo biologie thema 7 - bvj

 8 views  0 purchase
  • Course
  • Level
  • Book

in deze samenvatting staat onder andere alles over de verschillende organisatie en tropische niveaus binnen de biologie en hoe deze met elkaar samenleven. ook wordt het proces van successie duidelijk uitgelegd

Preview 2 out of 7  pages

  • No
  • Unknown
  • May 26, 2023
  • 7
  • 2022/2023
  • Summary
  • Secondary school
  • 4
avatar-seller
BIOLOGIE SMV THEMA 7 – 4H

Leerdoel 1(bas1): je kunt biotische en abiotische factoren binnen ecosysteem noemen
 Organisme: 1 levend wezen
 Populatie: groep organisme van dezelfde soort in een bepaald gebied, die zich
onderling voortplanten
 Levensgemeenschap: alle populaties in een bepaald gebied (ecosysteem)
 Ecosysteem: min of meer begrensd gebied waarin wisselwerking plaatsvind tussen
biotische en abiotische factoren
 Hierbinnen heeft elk soort zijn eigen habitat: leefgebied van een organisme
 Biosfeer: alle ecosystemen samen
 Biotische factor: invloeden afkomstig van de levende natuur
 Abiotische factoren: invloeden afkomstig van levenloze natuur
 Biotoop: alle abiotische factoren in een bepaald gebied (ecosysteem)

Leerdoel 2(bas2): je kunt invloed van belangrijkste abiotische factoren op organisme beschrijven
 abiotische factoren zijn van invloed op soortensamestelling: de verschillenden soorten die
binnen een ecosysteem voorkomen. Belangrijke abiotische factoren:
1. Bodemgesteldheid
 Bodem bestaat uit mengsels bodemdeeltjes, elk is omgeven door dun watervliesje
- Zand: grote bodemdeeltjes, bevat veel lucht en weinig water. Kan water en zout niet
goed vasthouden.
- Klei: kleine bodemdeeltjes, bevat weinig lucht en veel water. Kan water en zout goed
vasthouden —> geschikt voor planten
- Humus: mengsel van organische, anorganische stoffen en micro-organisme. Het
verbeterd bodemstructuur en gaat uitspoeling mineralen tegen. = als humus voorkomt
in klei verbeterd het groei planten en in zand de watervathoudendheid
- Andere factoren: o.a de pH, grondwaterstand, mineralen concentratie.
2. Licht
 Planten hebben licht nodig voor hun fotosynthese, de hoeveelheid verschilt
- Zonplanten groeien het beste bij hoge lichtintensiteit (bv in open veld)
- Schaduwplanten groeien het beste bij lage lichtintensiteit (bv op bodem bos)
- Daglengte heeft bij veel organisme invloed op tijdstip van voortplanten (bv
bloedvormingen bij planten, paring bij dieren)
- In zee dringt licht alleen door bovenste laag: overdag in diepte, nachts aan opp
3. Water
 Planten zijn aangepast aan de beschikbare hoeveelheid water
- Planten vochtig milieu: klein wortelstelsel, bladeren met dunne cuticula(waslaagje
die zorgt dat water blijft) en veel huidmondjes (poriën die open/dicht kunnen)
- Planten droog milieu: groot wortelstelsels, balderen met dikke cuticula (waslaage die
zorgt dat water blijft ) en weinig huidmondjes(poriën die open/dicht kunnen)
- Voor waterdieren zijn zuurstof en zoutgehalte van water van belang
4. Tempratuur
- Chemische processen in organisme worden geregeld door enzymen. De
enzymeactiviteit is afhankelijk van de tempratuur
- Lange tempratuur = kleine enzymeactiviteit
- Hoge tempratuur = grote enzymeactiviteit
- Bij te hoge temperaturen gaan enzymen kapot, bv dieren zijn dan niet actief

Leerdoel 3(bas1): je kunt veranderingen van abiotische en biotische factoren beschrijven
 Tolerantie: het vermogen van organismen om schommelingen in abiotische factoren
te verdragen.
 Minimum: minimum tempratuur waarin organisme kan overleven
 Optimum: de waarde van abiotische factor die het gunstigst is voor organisme
 Maximum: maximum tempratuur waarin organisme kan overleven
 Beperkende factor: abiotische factor die bepaald hoeveel organisme van een soort in
een gebied kunne overleven
 Verpreidingsgebied (areaal): het gebied op aarde waar een soort voorkomt
Leerdoel 4(bas2): je kunt binnen ecosysteem vormen en concurrentie van coöperatie onderscheiden

1

,  Populatie: 1 soort in een bepaald gebied die met elkaar voortplanten
 Groeit het snelt als biotische en abiotische factoren de meest gunstige waarde hebben
 Concurrentie: strijd binnen een populatie om bv voedsel, ruimte, partner, licht
 Coöperatie: samenwerking binnen een populatie, of heel soms tussen populaties.
 Natuurlijke selectie: de organisme die het best zijn aangepast aan milieu, hebben
de grootste overlevingskans.
 Hierdoor kan diversiteit in ecosysteem veranderen
 Bij sterke concurrentie is selectiedruk groot
 Symbiose: het langdurige samenleven van organisme van verschillende soorten.
 Dit is een vorm van coöperatie die voordelig, neutraal of nadelig kan zijn:
 Mutualisme: beide organisme hebben voordeel
 Commensalisme: ene organisme heeft voordeel ander geen voordeel en geen
nadeel.
 Parasitisme: een organisme (parasiet) leeft op of in organisme van ander soort
(gastheer) en onttrekt er voedsel vandaan.

Leerdoel 5(bas2): je kunt dynamiek en het evenwicht in ecosysteem beschrijven
 Populariegrootte/dichtheid: gemiddeld aantal organisme van een soort per opp-
eenheid (land) of per V-eenheid (water).
 Factoren die van invloed zijn op populatiegrootte:
 Predatie(eten van dieren), parasitisme, ziekte, concurrentie
 Geboorte, sterfte, migratie = verplaatsing en verhuizing
 Factoren veroorzaakt door mens of klimaat
Hierdoor schommelt de populatiedichtheid om een evenwichtswaarde =
 Biologisch evenwicht: toestand waarin de populatiegrootte van elk soort in een
ecosysteem schommelt om een bepaalde waarde (normwaarde)
Gehandhaafd door negatieve terugkoppeling: (f1)
 Populatie neemt toe = predatie, parasitisme en ziekten nemen toe = voedsel
neemt af = populatie groeit
 Populatie neemt af = prefatie, parasitisme en ziekten nemen af = voedsel neemt
toe = populatie groeit
 Als een nieuw soort zich in een ecosysteem binnendringt kan evenwicht worden
verstoord: populatie kan bv gaan groeien:
 Inheems: soort die van nature in een gebied voorkomt
 Uitheems: soort die van nature niet in een gebied voorkomt
 Exoot: soort die als gevolg van menselijke handelen terechtkomt in een gebied
waar hij van oorsprong niet thuishoort.
 Draagkracht: de maximale populatiegrootte(/beïnvloeding van buitenaf) in een
ecosysteem die over langere tijd in dat ecosysteem kan worden gehandhaafd.
 Na snelle groei populatiegrotte kan draagkracht worden overschreden = populatie zal
kleiner worden: teveel aan organisme sterft bv. =
1. Er kan biologisch evenwicht ingesteld worden
2. Er kan een nieuw biologisch evenwicht ingesteld worden met lagere draagkracht.
3. Of de populatie stort in en hersteld zich niet meer

Leerdoel 6(bas3): je kunt voedselrelaties en informatienetwerken binnen ecosysteem beschrijven
 Informatienetwerk: comminucatie via stoffen tussen organisme in ecosysteem, om
elkaar bv te waarschuwen voor vraat: het eten van planten door dieren.
 Planten maken bv signaalstoffen aan als ze worden aangevreten, hierop reageren
andere planten. Ze gaan bv gifstoffen aanmaken om verdere vraat te voorkomen.
 Voedselketen: reeks soorten waarbij elk soort de voedselbron is voor volgende soort
 Vraat is begin van een voedselketen: is altijd plant, bacterie, archaea
 Het geeft de voedselrealties tussen populaties in ecosysteem weer
 Pijl in keten wijst in richting waarin voedsel zich verplaatst: opgegeten > eter

 Tropisch niveau: de plaats/rang in de voedselketen
 Niveau 1 = autotrofe organisme: (planten bv) maken dmv fotosynthese eigen voedsel

2

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller noemidemooij. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $5.89. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

52510 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$5.89
  • (0)
Add to cart
Added