100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Deel A van SWK7 orthopedagogiek $5.36
Add to cart

Class notes

Deel A van SWK7 orthopedagogiek

1 review
 51 views  11 purchases
  • Course
  • Institution

Deel A, van Orthopedagogiek 7. Alle aantekeningen van de college's, met aanvullingen van de dingen die de docent heeft gezegd. En alle belangrijke toevoegingen vanuit de literatuur: Ontwikkelingspsychopathologie bij kinderen en jeugdigen - een inleiding.

Preview 3 out of 24  pages

  • May 28, 2023
  • 24
  • 2022/2023
  • Class notes
  • Nienke politiek
  • College 1 t/m 6

1  review

review-writer-avatar

By: amysmit450 • 6 months ago

avatar-seller
Hoorcollege 1: Normaal en niet normaal 6-2-2023
Boek: Ontwikkelingspsychopathologie bij kinderen en jeugdigen geel

Wat is ontwikkelingspsychopathologie?
In ontwikkelingspsychopathologie wordt het ontstaan en beloop van psychische stoornissen
onderzocht.
 Ontwikkelingsopgaven als uitgangspunt bij de ene leeftijd is het gedrag normaal en
bij de andere is het afwijkend.
 Een dynamisch gezichtspunt bepaalde periode in je leven kan het gedrag
veranderen.
 Vroeger en nu ervaringen van het leven heeft effecten op je ontwikkeling.
 Een uniek individu met unieke ervaringen (kind-, gezins-, en maatschappijfactoren)

Classificatie= onderscheid maken en indelen zoals: planten, schimmels, dieren. Bij
psychische stoornissen gebeurt dit ook doormiddel van DSM (Diagnostic and Statistical
Manual of Mental Disorders).

Het DSM-classificatiesysteem:
Wordt internationaal gebruikt en is uitgegeven door APA (dus door Westerse/Amerikaanse
mensen goed om in je achterhoofd te hebben)

Indeling van gedrag op grond van (uiterlijke en innerlijke) kenmerken.
Het basisprincipe is beschrijving van het gedrag, met een classificatiesysteem. Classificatie
is herkenning. Dus bijvoorbeeld: ik herken de beschreven punten uit het DSM bij dit kind,
hierdoor classificeer je het kan gedrag tot bijvoorbeeld ADHD.

DSM-systematiek
DSM werkt traditioneel met vaststellen van wel of geen stoornis
 Je hebt het of je hebt het niet
 Een beetje stoornis kan volgens de DSM niet.

Dimensioneel denken
In DSM-5 wordt voor het eerst onderscheid gemaakt met: lichte, matige of ernstige vormen
van een stoornis. Hoe meer symptomen er wordt waargenomen, hoe ernstiger de stoornis.

Differentiaaldiagnose en comorbiditeit
Bij het vaststellen of een kind een psychische stoornis heeft, spelen tegelijkertijd nog 2
vragen:
 Hoe zeker ben ik van mijn zaak? Welke andere stoornissen lijken erop? Oftewel
differentiaaldiagnose
 Welke andere problemen of stoornissen gaan vaak samen? Wat valt onder
comorbiditeit

Differentiaaldiagnose: (=Hoe zeker ben ik van mijn zaak)
Zeker zijn van je zaak is heel belangrijk. Het niet vaststellen van een stoornis, de verkeerde
stoornis vaststellen, ten onrechte een stoornis vaststellen; kan grote negatieve gevolgen
hebben voor het kind en zijn gezin.

Comorbiditeit: (=Welke andere problemen/stoornissen gaan vaak samen)
Zeker bij kinderen en jeugdigen eerder een regel dan uitzondering
 Een kind met slechts 1 psychische stoornis is uitzonderlijk.
 Denk ook aan comorbiditeit met lichamelijke problemen en sociale problemen.
Bijvoorbeeld gaat ADHD vaak samen met o.a. gedragsstoornis, depressie en/of
angststoornis.

,Diagnostiek: (=waarom en hoe is dat gekomen)
Zodra we doormiddel van de DSM achterhalen dat het kind ADHD heeft, kunnen we met
alleen die info het kind nog niet genoeg helpen. Belangrijke vragen zijn dan ook:
 Waarom heeft dit kind deze klachten op dit moment van de ontwikkeling gekregen?
 Waarom blijven juist deze problemen en klachten bestaan?
 Wat zegt het over dit kind en het gezin dat deze problemen zijn ontstaan en blijven
bestaan?
Het classificeren van een kind doormiddel van de DSM, is het nog niet diagnosticeren. Pas
als je de drie boven vragen weet, kan je zien diagnosticeren met behulp van theorie en
interpretatie.
? Eerste stap naar hulpverlening: het is een voorwaardelijke stap: na diagnostiek volgt
eventueel hulpverlening.

Risico cirkelredenaties:
Classificatie van ADHD is een samenvatting van: Druk gedrag, moeite met aandacht
volhouden, impulsiviteit, met eventuele gevolg van: ziekte, drugs, depressie, angst etc.
Er wordt dan gevraagd bij een ADHD-kind waarom hij zo druk is. Er wordt dan gezegd omdat
hij ADHD heeft. Maar dat drukke gedrag is een oorzaak van ADHD, en die oorzaak wordt
dus beantwoord met diezelfde oorzaak? Je kan je beter afvragen waarom zijn drukke gedrag
zich uit in een overvolle klas.

Hulpverlening
Drie factoren vergroten de kans dat er een beroep gedaan wordt op hulpverlening:
 De ernst van de problemen
 De leeftijd van een kind (hoe ouder, hoe eerder)  jonge kinderen zijn allemaal druk
en impulsief, dus zullen ze doormiddel van DSM geclassificeerd worden als ADHD’er
 De combinatie van kind problemen en gezinsproblemen

Bepalen van de ernst
Criterium 1: als iets afwijkt van het gemiddelde
Normaal-abnormaal als statische norm (gemiddelde van kwantitatieve gegevens is de norm)
/-> Bijvoorbeeld aantal woordjes dat een kind op een bepaalde leeftijd leest.
Dit zegt nog niets over dat er iets mis is of dat er iets gedaan moet worden!

The Normal Curve:




Gele gebied is het gemiddelde, hier is dan weinig afwijking, dus geen zorgen.
Bij gedragsproblematiek wordt er bij 95 tot 98% als afwijkend gezien. Deze percentage wordt
de percentielscore genoemd.

Percentielscore
Bijvoorbeeld: kind met gedragsproblemen.

, Hoe afwijkend zijn deze gedragsproblemen van het kind in vergelijking met andere kinderen?
(statische criterium)
Andere ouders vullen vragenlijst in naar gedragsproblemen bij hun kinderen.
Hier komt percentiel 98 % uitkomt: Oftewel er zijn 2% van de kinderen die volgens hun
ouders meer gedragsproblemen vertonen dan het eerder genoemde kind.
Stel je voor:
Je tandarts ontdekt 7 gaatjes in je gebit, is precies het gemiddelde. Maar vraagt wel om
behandeling. Oftewel: je kan in statistisch opzicht ‘’normaal’’ zijn en toch hulp nodig hebben.

Criterium 2: als je iets afwijkt van het ideaal.
Afwijken van een ideaal kan geen/soms/wel een probleem zijn. Wat zijn je waarden en
normen?
Zegt nog niets over dat er iets mis is of dat er iets gedaan moet worden

Reflecties bij norm van het ideaal
Iemand kan ‘’anders’’ zijn, maar is dat meteen een probleem?
 Lijdt de persoon?
 Is hij een gevaar voor zichzelf?
 Hebben anderen er last van?
 Kan hij zijn sociale relaties onderhouden?
 Kan hij zijn werk doen?

Excentriciteit (=afwijkend gedrag) doet een beroep op onze tolerantie:
 Ook hier speelt een morele component
 Maar ook: gevoel voor humor

? Criterium 3: als er sprake is van een stoornis:
 … onbegrijpelijk gedrag?
 … een ziekte?
 … een herkenbaar beeld?

Criterium 4: Integratie
Is er sprake van een probleem in de adaptatie (=aanpassingsvermogen)?
 Problemen is het leeftijdsadequaat aangaan van relaties (inclusief die met jezelf)
 Problemen in het leeftijdsadequaat verrichten van werk
 Ervaren van lijden  wie heeft er last van?

Integratie van perspectieven: adaptatie
 Dat vraagt een (dynamisch) evenwicht tussen de mogelijkheden van de persoon en
de mogelijkheden van de omgeving.
 Let op: Sommige mensen functioneren sociaal en professioneel geweldig, maar zijn
toch diepongelukkig. Lijden kan op zich een criterium zijn.
 En: Sommige mensen functioneren sociaal en professioneel geweldig, maar maken
sommige anderen toch diep ongelukkig. Het lijden van de omgeving kan ook een
criterium zijn.

Reflecties over adaptie:
 Leeftijdsadequaat dient opgevat te worden als ‘’passend bij de ontwikkelings-leeftijd’’.
Als iemand op beide criteria faalt, maar:
 Hijzelf heeft er geen last van en de omgeving heeft er geen last van. Is er dan een
probleem?

Criteria ernst:
 Bij de ontwikkelingsleeftijd passend?
 Intensiteit (opvallend heftig, met grote gevolgen)

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller Anne2100. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $5.36. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

53340 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$5.36  11x  sold
  • (1)
Add to cart
Added