Vier 4 hoofdvragen criminologie:
1) Wat is criminaliteit?
2) Hoeveel en wat voor criminaliteit is er?
3) Waar komt criminaliteit vandaan?
4) Hoe wordt criminaliteit bestraft – of hoe reageren we op criminaliteit?
Crime; gedrag/de daad - criminaliteit
Criminality; een eigenschap/geneigdheid (neiging) tot het plegen van criminaliteit
Statische theorie: een theorie die de verklaring zoekt in stabiele persoonskenmerken (zoals
zelfcontrole of intelligentie). De antisociale geneigdheid (antisocial propensity) verschilt per
persoon in hoogte, maar alle personen hebben ongeacht die hoogte maar een beperkte
ruimte om zich te ontwikkelen. Als je bepaalde neigingen hebt dan blijven die min of
meer stabiel de rest van je leven, je kan er niet van afwijken.
Dynamische theorie; deze theorieën zetten in op plasticiteit: de mogelijkheden om van het
‘pad’ af te wijken. Ze kijken naar de context van mensen en dus naar de invloed van
transities. Dynamische theorieën kijken naar het ontwikkelingsbereik. Het maakt dan dus
niet uit met welke kenmerken je geboren bent, je kunt later alsnog een ander pad inslaan.
Wk Stroming Context Bijbehorende Theorieën
1+2 Klassieke school Mensen trokken naar stad voor werk, daarmee ook toename in criminaliteit. Gelegenheidstheorieën;
Zijstromen; Daarmee ook secularisatie (afname macht kerk). Steeds meer belang hechten RAT (+ Ecks crime triangle)
Conservatieve aan menselijke ratio. Samenleving is een sociaal contract en mensen hebben RKT
criminologie rechten. Ieder individu is hetzelfde, daarom dus daadstrafrecht. De hoogte van Crime pattern Theory
Gelegenheidstheorieën straf moet zwaar genoeg zijn om dader ervan te weerhouden. Het moet snel en
zeker zijn (Beccaria). Straf als afschrikking. Nadruk op individuele crimineel als
een persoon dat in staat is te bepalen wat hij/zij doet: vrije wil.
3+4 Italiaanse school Hersenen hebben een belangrijke rol in ontstaan van gedrag. Menselijk gedrag Evolutionaire psychologie;
(±1830) – Biosociale en is een product van natuurlijke invloeden/meetbare omstandigheden Male competitiveness theory
evolutionaire theorieën (determinisme). Sociobiologie;
Zijstromen; Positivisme, dus geen bijgeloof, religie of menselijke ratio, maar het Alternative adaption theory
Evolutionaire observeren/meten van menselijk gedrag (via pto-schema). Wetenschappelijke Cheater theory
psychologie methode. Crimineel bepaald door biologische factoren. Gedragsecologie;
Sociobiologie Juist nadruk op individuele verschillen, want verklaren van gedragspatronen van Conditionele adaption theory
Gedragsecologie individuen. r/K theory
, Criminelen zijn onbeschaafd en minder complex (een gevaar voor de Biosociale theorieën;
samenleving). Risico daarop moet worden beperkt. suboptimal arousal theory
Darwin komt ook met zijn theorie over natuurlijke selectie: organismen in brain hemispheric theory
continue strijd om beperkte bronnen. ENA-theorie
Frenologie en hersenonderzoeken. epigenetica
5 Chicago School – Franse revolutie en val Ancien Regime. Sociologische theorieën;
sociologische, subcultuur De sociologie kwam op door een periode van politieke onrust in Frankrijk. Anomietheorie
theorieën De toenemende industrialisatie: gezinseconomie. Sociale desorganisatie theorie
Zijstromen; Veranderende rollen van werkgever/nemer en die van de vader in het gezin. Differentiël associatie theorie
Sociologie Enorme toename in inwonersaantal in Chicago, immigratie, groot verloop, Concentrische zone theorie
Subculturen transitiezones Subcultuurtheorieën;
Collective efficacy theory
Anderson’s code of the street
6 Leertheorieën Kan het kopiëren van gedrag een belangrijke oorzaak zijn van het vertonen van Leertheorieën;
delinquent gedrag? Sociale context: Tarde is voorloper van leertheorieën en Operante conditionering
kwam eind 19e eeuw met het feit dat imitatie een verklaring kan zijn voor het Sociale leertheorie (Akers)
vertonen van criminaliteit. Hij richtte zich op het individu en had drie wetten. 1) Sociale leertheorie (Bandura)
wet van contact: mensen imiteren elkaar naar mate van contact (minder Neutralisatietechnieken
contact = minder invloed). 2) wet van imitatie van superieuren door
ondergeschikten. 3) wet van invoeging: nieuwe gebruiken vervangen oude
gebruiken.
George H. Mead is de voorloper van het symbolisch interactionisme: het
individu is een product van sociale actie en interactie en kan dus niet los worden
gezien van zijn omgeving (no men is an island).
7 Controle theorieën Er vindt in 1940 en 1950 economische vooruitgang plaats. Mensen verhuizen Controletheorieën;
van platteland naar stad, zijn mobieler en grootste deel gaat naar de kerk. Er is Containment theory
sprake van conformiteit: iedereen dezelfde huizen en jeugdcultuur komt op. Sociale controle theorie
Reckless is voorloper van controletheorieën. Bouwt voort op differentiële Zelfcontrole theorie
associatie en strain theorie (Merton). Wat is de oorzaak dat sommigen toegeven Power control theory
aan verleidingen en sommigen niet? Dit ligt aan persoonlijke of Selfcontrol as a limited resource
maatschappelijke controlemechanismen.
8 Anomie- en strain Criminaliteit is het product van mensen die hun doelen nastreven. Bouwt voort Anomie en strain:
theorieën – kritische op Durkheim en zijn anomietheorie, die stelt dat anomie tijdelijk is en voorkomt Anomietheorie
criminologie wanneer de samenleving als gevolg van een maatschappelijke situatie geen rem Strain theorie (Merton
meer vormt. 1960: opkomst kritische criminologie. Oorlog in Vietnam, groei van General strain theory
tegenculturen en groeiende politieke protesten tegen discriminatie. De Institutional strain theory
voorlopers van de conflicttheorieën waren Marx, Engels en Bonger en zij zagen Subcultuurtheorie
criminaliteit als een symptoom van de achteruitgang van sociale solidariteit. Conflicttheorieën;
Kapitalisme was de oorzaak van conflict, omdat het de bron was van Labelingtheorie
ongerechtvaardigde ongelijkheid. De rijken worden steeds rijker en de armen
steeds armer.
9 levensloopcriminologie De levensloopcriminologie richt zich op veranderingen van criminaliteit over de Dual taxonomy
tijd, dus over een levensloop. Age graded theory
Het probeert te begrijpen waarom mensen beginnen én stoppen met Cognitive transformation
criminaliteit. Identity theory
Het kijkt naar veranderingen binnen personen. Redemption theory
Week 1 – Stromingen
Theorie
Wetenschappelijke theorieën zijn voorlopige antwoorden op kennisvragen, gebaseerd op
nauwkeurige omschreven samenhangen tussen observeerbare gebeurtenissen.
Elementen van een theorie
1. Object; de eenheden waarover de theorie uitspraak doet (Man/vrouw etc.)
2. Explanans: de ‘verklaring’, het mechanisme mensbeeld
a. Iets wat bijvoorbeeld leidt tot criminaliteit
3. Explanandum; dat wat de theorie verklaart - Waar gaat het over (crim.)
, Jongens (object) met delinquente vrienden (explanans) zijn vaker zelf delinquent
(explanandum).
Ecologische fout verklaringen die op macroniveau worden gegeven zonder uitgebreide
toetsing worden direct toegepast op microniveau.
Klassieke school (Bentham en Beccaria) (MICRO)
De samenleving is gebaseerd op een sociaal contract (Hobbes). Individuen geven een deel
van hun soevereiniteit op in ruil voor bescherming van de staat (Hobbes, Rousseau). De
legitimiteit van straf ligt in de vergelding van de inbreuk op andermans vrijheden. Omdat
straffen individuele vrijheden beknotten, moeten ze restrictief worden toegepast. Tijdens de
verlichting; Niet meer gebaseerd op geloof maar mensen gingen zelf nadenken; secularisatie
Straffen moesten rechtvaardig zijn en net zwaar om te weerhouden dat mensen de wet
overtreden
- Voorloper van de rationele keuzetheorie
- Zoeken naar oorzaak van criminaliteit in de crimineel zelf. Elk persoon is een
rationeel wezen met een vrije wil die zijn keuzes afweegt.
Straf moet afschrikken en dus;
- Zeker zijn
- Snel zijn
- Net zwaar genoeg
Grondlegger; Beccaria.
Context; Mensen trokken naar stad voor werk, daarmee ook toename in criminaliteit.
Daarmee ook secularisatie (afname macht kerk). Steeds meer belang hechten aan menselijke
ratio. Samenleving is een sociaal contract en mensen hebben rechten. Ieder individu is
hetzelfde, daarom dus daadstrafrecht. Straf als afschrikking. Nadruk op individuele crimineel
als een persoon dat in staat is te bepalen wat hij/zij doet: vrije wil.
Naturalisme; kennis gebaseerd op waarneming en menselijke ratio
Onvervreemdbare rechten (Locke); recht op leven
Utiliteitswerken; straffen moeten nuttig zijn dus hoog maar dat is niet rechtvaardig.
Beleidsimplicaties; straf net zwaar genoeg en zeker en snel zodat de kosten > baten
Elementen klassieke theorie;
Object; iedereen (wordt geacht de wet te kennen, geen kinderen en geestesziekten)
Explanans; rationele kosten/baten afweging
Explanandum; wetsovertredingen
Tekortkomingen klassieke school:
1) Explanans is te simpel/abstract: mensen kunnen verschillen in eigenschappen, zoals
intelligentie. Bovendien werken beslissingsprocessen anders.
2) Doel van de straf is te beperkt, zo kregen vergelding en rehabilitatie geen aandacht
3) Het gaat uit van daadstrafrecht, maar hoe wordt dit bepaald? Straffen zijn voor iedereen
gelijk, maar wordt wel door iedereen anders ervaren (voor de een is een boete kutter)
4) Er is een kleine rol aan de rechter toebedeeld, omdat hij alleen (on)schuld bepaalt.
Positivistische school
- Keek kunsten af van de geneeskunde
- Criminaliteit was gevolg van biologische elementen
- Lombroso
, - Gaat op empirische wijze te werk, gebruikt de wetenschap
Beleidsimplicaties; opsluiting
Kritische criminologie
- Mid jaren ‘60
Veel criminologisch onderzoek niet ‘kritisch’ naar het onderwerp van onderzoek maar vooral
naar het onderzoek.
Criminaliteit = sociaal construct
Niet criminaliteit maar social harm kijk naar de schade van bepaald gedrag, sommige
groepen hebben de macht om regels te maken.
Bijvoorbeeld groene criminologie, blauwe criminologie
- Conflict; perspectief (man/vrouw, sociale klassen, etniciteit, religie)
- Effect van conflict en macht op criminaliteit en het strafrechtsysteem
- Beïnvloed door veranderende sociale context in VS.
Vb. Labeling theorie, feministische theorieën, theorie over witteboordencriminaliteit
Beleidsimplicaties; decriminalisering
Conservatieve criminologie (MICRO)
Context; Jaren ’80 – algemene welvaart na 2e WO meer geld in leger door voorspoed
daling nationale productie andere landen gingen markt VS overnemen verdwijnen
welvaart ongelijkheidskwestie kwam op, niet iedereen had gelijke kansen en dat werd
duidelijk sociale problemen verergeren me-decade; iedereen dacht aan zijn eigen
problemen criminaliteit en geweld namen toe waardoor ‘soorten’ mensen als probleem
werden gezien. Politiek rechts algehele conservatieve kijk op criminaliteit in de VS.
Crimineel gedrag wordt toegeschreven aan de schuld van het individu zelf en niet die van de
samenleving.
- Vijf typen (in gemeen = focus op individu en ontkennen rol v.d. overheid);
o Fouten in de menselijke natuur of intelligentie als voorspeller van crim.
o Crim. vindt plaats omdat het in onze samenleving wat oplevert.
o Daders denken anders dan normale mensen.
o Morele armoede leidt tot crimineel gedrag.
o Publieke wanorde leidt tot crim. omdat de politie het blijkbaar tolereert.
Wilson en Herrnstein; oorzaak crim. vinden in genetische factoren. Slechte families
produceren slechte kinderen.
Algemene opvattingen eind 1980;
- Intelligentie is een eigen vermogen
- IQ-scores zijn goede maatstaven om dit vermogen te meten
- Intelligentie is aangeboren i.p.v. aangeleerd.
Herrnstein en Murray; mensen met lage intelligentie hebben hogere kans op vertonen crim.
Beleidsimplicaties; gevangenisstraf ter afschrikking, opsluiting
- Zwaarte van de straf is het belangrijkst
Verschuiving van het kennisprobleem:
- Niet: waarom begaat iemand op een bep. moment een bep. delict (theory of crime)
- Maar: waarom begaan sommige (groepen) mensen vaker delicten dan anderen
(theories of criminality)
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller berbervandermeer. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $8.04. You're not tied to anything after your purchase.