AFPF-introductiecollege
- Juf Danielle
- Alles met itis is een ontsteking
- Infectie is er een pathogeen (bacterie/ schimmel/ virus)
- Pulmo = long
Casus 1
Homeostase = het vermogen van een lichaam om het interne milieu te herstellen of in evenwicht houden.
Milieu interieur = de inhoud van cellen, weefselvloeistof, lymfevloeistof & bloed.
Negatieve feedback & positieve feedback = vermindert de output & vergroot de output
Het proces van osmose vergelijken met dat van diffusie. Bij diffusie verplaatsen deeltjes zich van een hoge
concentratie naar een lage concentratie. Bij osmose gaat vloeistof met daarin een lagere concentratie
opgeloste stoffen via het semipermeabel membraan naar de vloeistof met een hogere opgeloste stoffen
concentratie (vloeistof verplaatst, opgeloste stoffen niet)
Intracellulaire vloeistof = lichaamsvloeistof die zich in de cellen bevindt (ICW water en mineralen zouten.
Cytosol zonder cytoskelet.
Extracellulaire vloeistof = vloeistof die zich buiten de lichaamscellen bevindt.
Structuur en functie plasmamembraan. Het heeft een structuur die de binnen- en buitenkant van de cel
beschermd. Bestaat uit dubbele laag fosfolipiden, wat water afstotend werken en bevatten sterolen voor de
bewegelijkheid en integriteit van het membraan. Geeft de cel vorm en stevigheid. Controle van het interen
milieu van de cel door de stofwisseling te controleren.
Belangrijkste organellen & hun functie.
Celkern = de genetische informatie, die als pakketjes DNA verpakt is in chromosomen. In de kern wordt de
eiwitsynthese gereguleerd.
Ribosomen = kleine bolletjes die verantwoordelijk zijn voor de eiwitsynthese. Ze zitten deels gebonden op het
endoplasmatisch reticulum en liggen deels los in het cytoplasma.
Endoplasmatisch reticulum (ER) = het ER is belangrijk voor de eiwitsynthese & belangrijk bij de vorming van
bouwstoffen van membranen.
Golgi-apparaat = het distributiecentrum van de cel.
Lysosomen = breekt grote moleculen af (proteïnen, nucleïnezuren en lipiden bijvoorbeeld) en oude
celorganellen, maar ook vreemde stoffen zoals bacteriën en viruspartikels. De opname gaat via endocytose
Mitochondriën = energievoorziening in de cel.
Cytoskelet = netwerk van eiwitvezels houdt de celvorm in stand.
Vacuolen = opslag stoffen.
De twee stappen van de celcyclus, interfase & mitose. Celcyclus interfase = G1 – S – G2 = cytoplasma groeit –
DNA-replicatie – controle gerepliceerd DNA. Celcyclus mitose = kerndeling, er ontstaat een identieke
dochtercel uit een moedercel.
Overeenkomsten & verschillen actief, passief & bulktransport. Bij een passief transport kan een deeltje door
een semipermeabel membraan en is daar geen energie voor nodig. Actief transport kan de stof beide kanten
op door het membraan passeren door middel van ATP. Bij bulktransport kan de stof niet passeren door het
membraan, stof wordt door fagocytose ingesloten tot een vacuole & hechten dan aan lysomen.
Structuur en functie epitheel, bindweefsel en spierweefsel.
Epitheelweefsel bedekt het lichaam, lichaamsholten, holle organen en verschillende kanalen en afvoerbuizen.
Structuur hangt af van de functie, bijvoorbeeld secretie of absorptie. Kan eencellig en meercellig zijn.
,Bindweefsel heeft 3 componenten = cellen, vezels en intracellulaire substantie. En heeft als functie bonding en
ondersteuning van de structuur, bescherming, transport en isolatie.
Spierweefsel kan samentrekken en weer ontspannen. Skeletspierweefsel is cilindervormige vezels met
meerdere kernen en liggen naast elkaar in gestreept patroon. Gladspierweefsel heeft geen gestreept patroon.
Hartspierweefsel komt alleen voor in het hart, elk spiervezel heeft een kern met een of meerdere
vertakkingen.
Zenuwweefsel
Structuur en functies van membranen. Membranen zijn bladen van epitheel en steunweefsel die dienen als
bekleding voor veel interne holten en structuren ze beschermen van de buitenwereld. Huid (cutane)& epitheel
membraan. Seureuze membraan zorgt voor af lijning van organen en lichaamsholte & slijmvliezen en zorgt dus
voor bescherming. Synoviale membraan is de slijmvliesbekleding van de gewrichten.
Exocriene klieren VS endocriene klieren. Exocriene klieren scheiden hun product uit aan epitheel oppervlak van
en hol orgaan & maken bijvoorbeeld mucus, speeksel, spijsverteringsappen & oorsmeer. Endocriene klieren
scheiden hun product uit aan het bloed of lymfe en bevatten dus ook geen klierbuis.
Richtingsaanduidingen in de anatomie. Sinister/links. Dexter/rechts.
Mediaal is dicht bij het midden (hart ligt mediaal van de bovenarm). Lateraal ver van het midden (bovenarm
ligt lateraal van het midden).
Proximaal richting het aanhechtingspunt (oksel/lies). Distaal (distance) richting het uiteinde (vingers/tenen)
Anterior/ventraal is voor (borstbeen is ventraal aan de wervelkolom). Posterior/dorsaal is achter (wervelkolom
ligt dorsaal aan het borstbeen). Superior/craniaal is boven (richting de schedel. Schedel is craniaal aan de
schouderbladen). Inferior/caudaal is beneden (richting de voeten. Schouderbladen ligt caudaal van de
schedel.)
,De vier lichaamsholten en de inhoud van de borstholte en de buikholte.
Schedelholte.
Borstholte met de trachea, 2 bronchie, 2 longen, het hart, de aorta, de vena cava superior en inferior, talloze
anderen bloedvaten, de oesophagus, lymfevaten, lymfeklieren en belangrijke zenuwen.
Buikholte met organen en klieren van spijsverteringsstelsel.
Bekkenholte
Endogene factoren = oorzaken van binnenuit
Exogene factoren = aandoening veroorzaakt door buitenaf
Pathagonese beschrijft de processen in het lichaam die, in reactie op een eventuele oorzaak, tot ziekte leiden.
NOG WAT UITWERKEN
- Inflammatie = ontsteking
- Neoplasma = nieuwe abnormale groei van weefsel
- Metabole stoornissen = stofwisselingsziekte waarbij een enzym in de stofwisseling niet goed werkt.
- Degeneratie = achteruitgang
- Abnormale activiteit van immuunsysteem
AFPF-aantekeningen week 1
Idiopathische aandoening = een ziekte die geen duidelijke oorzaak is (etiologie is onduidelijk)
Onderdelen van het aspecifieke afweersysteem
De aspecifieke heeft twee linies van afweer.
De eerste linie bestaat uit = huid, slijmvlies en speeksel.
De tweede linie bestaat uit = ontstekingsreactie, koorts, vernietiging ziekteverwekker, complement activatie &
cytokinen.
De belangrijkste antimicrobiële substanties in de 1 verdedigingslinie.
- Zoutzuur > vernietigen de eerste micro-organismes die tot de maag zijn doorgedrongen.
- Lysozym > vernietigt de bacteriële celwand, maar kan dit niet bij andere pathogenen of virussen.
- Antilichamen > zijn in tot inactiveren door zich aan het membraan van de bacteriën.
- Speeksel > bevat lysosomen, antilichamen en buffers om de bacteriële zuurafscheidingen te
neutraliseren die tandbederf bevorderen & spoelt voedselresten weg zodat de kans op bacteriegroei
wordt verkleind.
- Interferonen > activeren immuuncellen, zoals killer T-cellen, voorkomen dat virussen zich in de
geïnfecteerde cel vermeerderen en verminderen de verspreiding van virussen naar gezonde cellen.
- Complement > dit systeem wordt geactiveerd door immuuncomplexen en door vreemde suikers die
voorkomen op de celwand van bacteriën.
Functies en kenmerken van een ontstekingsreactie en koorts en de betrokken ontstekingsmediatoren.
Een ontstekingsreactie is een beschermende reactie met als doel om de aanvallen van het beschadigde
weefsel te isoleren, inactiveren en te verwijderen. Hierdoor kan het achterblijvende weefsel genezen. De
kenmerken van een ontsteking =
- Dolor = pijn
- Rubor = roodheid
- Calor = warmte
- Tumor = zwelling
- Functio laese = functieverlies
Bij een ontstekingsreactie komen de ontstekingsmediatoren histamine en prostagladine vrij. Dit zorgt voor
- Toename van de bloedtoevoer > calor & rubor
- Toename weefselvloeistof > oedeem (tumor)
- Migratie van leukocyten > fagocytose
- Verhoogde temperatuur > calor
- Pijn > dolor
Het proces fagocytose
Fagocyten zoals macrofagen en neutrofielen zijn onderdeel van de eerste cellulaire afweerlinie. Ze verplaatsen
actief via chemotaxis (verplaatsing als gevolg van verschillen in concentratie van bepaalde stoffen in de
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller katoleusink. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $6.40. You're not tied to anything after your purchase.