➔ Geld
- soorten geld (zelfstudie)
- Verkeersvergelijking van Fisher
- Geldhoeveelheid en geldomloopsnelheid
- Geldschepping
➔ Monetair Europa (lezen)
➔ Monetair beleid: doelstellingen, belang van prijsstabiliteit en beleidsinstrumenten
➔ Inflatie: betekenis, types, gevolgen, soorten
GELD: SOORTEN GELD
➔ Het chartaal geld (cash) of ‘stoffelijk’ geld zijn de bankbiljetten en de munten in
handen van het publiek en bekrachtigd door de overheid als wettelijk
betaalmiddel.
➔ Het giraal geld zijn de onmiddellijk opvraagbare tegoeden bij de banken (op
zichtrekening). e-money is een vorm van giraal geld
➔ Chartaal en giraal geld zijn bijna perfecte substituten
➔ Geldsubstitutie:
- chartaal geld in giraal geld omzetten of omgekeerd
- totale geldhoeveelheid verandert niet
Naast chartaal geld (cash) en giraal geld is er nog quasi-geld
- Quasi-geld: deposito’s op termijn (<2j) waarmee je geen rechtstreekse
betalingen kan uitvoeren (bv. termijn- en spaarrekening)
Verkeersvergelijking van Fisher
Overeenkomst tussen monetaire en reële sfeer
De verkeersvergelijking van Fisher
kan op M1, M2 of op M3 worden
toegepast. Dan verandert de
overeenstemmende V.
,De grootte van de monetaire stroom in de kringloop…
wordt bepaald door de:
- totale geldhoeveelheid (M, Money)
- ‘intensiteit’ van het actief geldgebruik of omloopsnelheid (V, Velocity)(want
eenzelfde euro kan tijdens 1 jaar meerdere malen gebruikt worden voor een
transactie)
- en vertoont dus ook een verband met de economische activiteit (bbp = P*T) en
inflatie (P).
Geldhoeveelheid (M)
Monetaire aggregaten: maateenheden voor de geldhoeveelheid (M)
➔ M1 = alleen chartaal en giraal geld in handen van het publiek (consumenten en
ondernemingen)
= maatschappelijke geldhoeveelheid of geldhoeveelheid in enge zin.
➔ M2 = M1 + spaar- en termijndeposito’s met looptijd < 2 jaar of met opzegtermijn
tot 3 maand in handen van publiek (dus incl. quasi-geld)
➔ M3 = M2 + repo's , aandelen in geldmarktfondsen en korte termijn
schuldbewijzen met een looptijd tot 2 jaar = geldhoeveelheid in ruime zin
Monetaire aggregaten:
Verschillen tussen M1, M2 en M3 vervagen
Omloopsnelheid (V)
De omloopsnelheid (V) geeft aan hoeveel keer per jaar een bepaalde geldhoeveelheid
van eigenaar verandert. => V=bbp/M
➔ Voorbeeld:
- bbp van België = 250 miljard euro
- geldhoeveelheid (M) = 50 miljard euro
- Dus: De omloopsnelheid (V) = 5
, - Dus: elke euro verandert gemiddeld 5 keer/jaar van eigenaar.
- Je zou ook kunnen zeggen dat de totale geldhoeveelheid 5 keer werd
uitgegeven in 1 jaar.
GELDSCHEPPING
Geldschepping: alle acties die de totale geldhoeveelheid doen groeien.
Geldvernietiging: alle acties die de totale geldhoeveelheid doen afnemen
Geldschepping: Hoe?
- Emissie van bankbiljetten door de ECB (emissiebank - lender of last resort)
- Emissie van munten door de centrale banken van de eurozone (19 landen)
(beperkt)
- Geldcreatie door overschot op lopende betalingen of bij kapitaalinvoer
- Geldcreatie door gewone banken bij kredietverleningen: girale geldschepping
De ECB houdt die girale geldschepping onder controle door het instellen van een
kasreservecoëfficiënt
● Kasreservecoëfficiënt (r) dient om aan de alledaagse opvragingen van het publiek
te kunnen voldoen
- hoeveel geld de bank in kas moet hebben om aan zijn
betalingsverplichtingen te kunnen voldoen
● Bij een kasreservecoëfficiënt van 10 % kunnen banken inlagen maximaal 10 keer
vergroten. (r=0,1)
● 1/r=1/0,1 = 10: de kredietmultiplicator of geldscheppingsmultiplicator
Girale geldschepping door depositobanken
Zie ook uitgewerkt voorbeeld in de cursus: verplichte leerstof
Stel: De kasreservecoëfficiënt (r) is 25 %
Basisgeld van 10 000 wordt 40
000, waarvan 10 000 als totale
kasreserve, 30 000 kredietenen
40 000 totale deposito’s
, GIRALE GELDSCHEPPING DOOR DEPOSITOBANKEN
Zie uitgewerkt voorbeeld in de cursus: verplichte leerstof
De kasreservecoëfficiënt (r) is 25 %
Oorspronkelijk basisgeld (B) 10 000 wordt 40 000 (M) (dus een stijging van 30 000)
Wiskundige afleiding:
Met:
- k = de geldmultiplicator (voor k geldt dat
- r = de kasreservecoëfficiënt
- B = het basisgeld (bankbiljetten uitgegeven door de centrale bank en de
deposito’s van banken bij de centrale bank)
- M = de uiteindelijke geldhoeveelheid
Stel dat r=50%, dan werd M=20 000 bij B=10 000 (reken na!)
GIRALE GELDSCHEPPING DOOR DEPOSITOBANKEN
Hoe groter de kasreservecoëfficiënt hoe kleiner de geldmultiplicator
ECB heeft hier een krachtig instrument in handen
Acties van de centrale bank en van andere financiële instellingen die de geldhoeveelheid
vergroten, noemt men geldschepping (of geldcreatie).
Als het omgekeerde gebeurt, spreekt men van geldvernietiging.
(liquiditeitsverruiming resp. liquiditeitsverkrapping)
Opm: de chartale geld voorkeur van het publiek = rem op girale geldschepping
Nieuwe evolutie in digitaal betalen
Bitcoin = cryptomunt = digitaal geld dat bestaat onder de vorm van een computercode
Voordelen bitcoin:
- Snelheid transacties
- Geen/lage transactiekosten
- Onafhankelijk en gedecentraliseerd
- Anonimiteit
- Mogelijkheid om zeer lage bedragen over te schrijven
- Geen bank nodig
Nadelen bitcoin:
- Legaal maar geen wettig betaalmiddel
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller yzbx. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $4.82. You're not tied to anything after your purchase.