100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting Arbeid, bedrijf en maatschappij (Mok) $5.16   Add to cart

Summary

Samenvatting Arbeid, bedrijf en maatschappij (Mok)

7 reviews
 589 views  41 purchases
  • Course
  • Institution
  • Book

Uitgebreide en duidelijke samenvatting van het boek Arbeid, bedrijf en maatschappij door A. Mok. Inclusief schema's en afbeeldingen uit het boek en de colleges.

Preview 5 out of 33  pages

  • No
  • H1 t/m h9
  • January 7, 2017
  • 33
  • 2016/2017
  • Summary

7  reviews

review-writer-avatar

By: larsroozeboom • 1 year ago

review-writer-avatar

By: tgcats1999 • 3 year ago

review-writer-avatar

By: abudak82 • 3 year ago

review-writer-avatar

By: annacobykoree • 3 year ago

review-writer-avatar

By: ninaburgers • 5 year ago

review-writer-avatar

By: evelinemariaamman • 6 year ago

review-writer-avatar

By: tessakroeze • 7 year ago

avatar-seller
Samenvatting Arbeid, bedrijf en
maatschappij
Lerarenopleiding maatschappijleer

De samenvatting is een mix van onderdelen
uit het boek en de hoofdzaken uit de
presentaties van tijdens de colleges.




Hoofdstuk 1 Arbeid, betaald en onbetaald
Wat is arbeid?
Er zijn veel definities van arbeid in omloop, sommige smal, andere breed. Te smalle definities
beperken zich tot betaalde arbeid of, nog smaller, alleen tot loonarbeid, terwijl te brede
omschrijvingen arbeid zien als alle activiteiten gericht op het bevredigen van menselijke behoeften.
Heel wat definities bevatten als doel van arbeid het voorzien in het levensonderhoud.
In onze tijd kunnen we het echt niet maken om alleen betaalde arbeid onder het arbeidsbegrip te
brengen. Zonder het werk van onbetaalde huisvrouwen (zelden: huismannen) zouden zeer velen hun
dagelijks werk niet of minder gemakkelijk kunnen doen. Zonder vrijwilligers op allerlei terreinen zou
de maatschappij tegenwoordig niet kunnen draaien. We willen dus zowel betaalde als onbetaalde
arbeid onder de definitie brengen.

Adam Smith doelde met het begrip waarde in de eerste plaats op de gebruikswaarde, dat is het nut
van arbeid voor degene die hem verricht en/of voor wie hij wordt verricht. Volgens Smith heeft
arbeid pas in tweede instantie ruilwaarde, waarde op de markt, dat wilt zeggen de arbeidsmarkt.
Daar vindt het aanbod van arbeid aan de vragers ervan plaats, in ruil voor een bepaalde prijs.
Waarde wordt volgens Smith niet noodzakelijk alleen in geld uitgedrukt, maar ook in psychische en
sociale opbrengsten!
De drie opbrengsten van arbeid (het ‘nut’) zijn dus:
- Materiele opbrengst: de beloning en andere materiele voordelen die via de arbeid worden
verkregen.
- Psychische opbrengst: de geestelijke en emotionele bevrediging. Ook voor degenen voor wie de
arbeid wordt verricht.
- Sociale opbrengst: de contacten, netwerken en de sociale status die via de arbeid worden
verkregen.

Onze definitie van arbeid luidt aldus:
Arbeid is het verrichten van taken die nut hebben voor de mensen die ze uitvoeren, voor hun naaste
omgeving alsmede voor de maatschappij als geheel.

De aanwijzingen voor een verminderde waardering voor arbeid in de maatschappij zijn er, maar de
indicaties dat arbeiden een onmisbare activiteit is waarvoor men zich graag opofferingen getroost,
mits aan de voorwaarden van ‘menselijkheid’ wordt voldaan. ‘Humane arbeid’ is arbeid die rekening
houdt met de wensen en verwachtingen van mensen, met hun fysieke en psychische hoedanigheden
en met de onder- en bovengrens van hun mogelijkheden.

,Er zijn veel aanwijzingen voor dynamiek in de waardering van arbeid. Wij noemen hier een drietal
verschijnselen die het meest in het oog springen:

1. Arbeidsduur
De tijd die wij in onze arbeid steken, heeft een kwantitatieve en een kwalitatieve kant. Wanneer we
kwalitatief slecht werk moeten doen, dan het liefst zo kort mogelijk.
Arbeidssystemen als taylorisme en fordisme hebben veel ellende veroorzaakt en mensen beroofd van
de zeggenschap over hun eigen werk en hun beslissingsruimte, maar de invoering ervan heeft wel
een verhoogde efficiëntie met zich meegebracht. Korter en efficiënter georganiseerd werken
betekende ook dat arbeid kwantitatief een geringere plaats in het leven van mensen ging innemen,
zodat er meer tijd overbleef om van de opbrengst van arbeid te genieten.
In de negentiende eeuw was men echter nog niet zo ver. De eerste wet die in Nederland de
arbeidstijd regelde, dateert van 1874, het beroemde Kinderwetje van Van Houten. Die wet beoogde
de kinderarbeid te beperken. Later kwamen er ook wetten die de arbeidstijd van vrouwen en
jongeren tot 16 jaar beperken. De Arbeidswet 1919 bracht de arbeidstijd voor alle werknemers in de
industrie op 8 uur per dag en 45 uur per week.
Steeds meer arbeidstijden en lonen gingen bij Collectieve Arbeidsovereenkomst (CAO) geregeld
worden. Er kwam per bedrijfstak of bedrijf een standaardtijd, gekoppeld aan een standaardbeloning,
alsmede duidelijke regelingen voor de beloning van overwerk, reistijdenvergoeding en dergelijke.
In 1996 trad, ter vervanging van de achturenwet, de Arbeidstijdenwet in werking, waarin onder
andere de mogelijkheden voor avond-, nacht-, zaterdags- en zondagsarbeid werden verruimd. De
wet heeft naast het bevorderen van het welzijn van de werknemers, tot doel om de
combineerbaarheid van (betaalde!) arbeid en andere taken buiten die arbeid, zoals zorgverlening en
vrijwilligerswerk, te bevorderen.
In 2007 is in overeenstemming met Europese regelgeving een vereenvoudiging van de
Arbeidstijdenwet doorgevoerd: er is nu een absoluut maximale arbeidstijd van 12 uur per dienst en
60 uur per week. In een periode van vier weken mag een werknemer gemiddeld 55 uur per week
werken en gemiddeld 48 uur per 16 weken.
Recent is er een opmars van werken in deeltijd, vooral onder vrouwen. Anderhalve baan per
huishouden, met een voltijdse baan voor de man en een halfverdienende vrouw is thans in
Nederland het normale patroon. De eerste tekenen wijzen erop dat er een einde begint te komen
aan de tendentie tot verkorting van de arbeidsduur. Er is een beweging ontstaan om juist langer te
werken, zowel per dag en per week als gedurende de gehele levensloop. Daar zijn verschillende
argumenten voor, zowel vanuit de demografie, de arbeidsmarkt als de economie als geheel. Door
demografische ontwikkelingen komt er ontgroening (minder jongeren) en vergrijzing (meer ouderen)
die door de werkende actieve bevolking moet worden betaald.

2. Vrije tijd als niet-arbeid en niet-zorg
Men zegt dat onze huidige samenleving een vrijetijdsmaatschappij is geworden, waarin een lagere
waardering voor arbeid bestaat en steeds bewuster gekozen wordt voor langere perioden van niet-
arbeiden. Weliswaar wordt er kwantitatief gezien minder gewerkt dan vroeger (zij het dat daar, zoals
gezegd, nu weer een kentering in komt), daar staat tegenover dat veel mensen de vrijgekomen tijd
weer steken in nuttige bezigheden die volgens de hiervoor gegeven definitie onder het begrip arbeid
vallen.
Conclusie er is toegenomen vrije tijd, maar tegelijkertijd is er vervaging van de grenzen tussen arbeid,
zorgtaken en vrije tijd.

3. Vervroegde uittreding
Met het begrip actieve welvaartsstaat streven Europese regeringen een drietal doelstellingen na:
goed opgeleide burgers (meer en beter onderwijs voor iedereen), een activerend arbeidsmarktbeleid
(grotere arbeidsparticipatie) en beperking van de uitgaven voor sociale zekerheid (vermindering van
de kosten van de welvaart).

,Tussen deze drie doelstellingen is een duidelijk verband: hoe lager de opleiding die mensen hebben
genoten, des te gemakkelijker is het ze uit het arbeidsproces te ‘stoten’ en te vervangen door
machines (substitutie). Dan moet men ze een ‘vervangingsinkomen’ bieden in de vorm van een
(pre)pensioen of uitkering. Er blijkt daarnaast een duidelijk verband te zijn tussen kwaliteit van
arbeid (lichamelijk zwaar, saai, weinig autonomie) en de bereidheid tot doorwerken na het 65ste
levensjaar.

Onbetaald werk
‘Arbeid’ is aan een betekenisverandering onderhevig en moet worden geherdefinieerd, zodat het
begrip behalve loonarbeid ook allerlei vormen van onbetaalde arbeid, zoals huishoudelijk werk,
zorgarbeid en vrijwilligerswerk omvat. Deze vormen van schaduwarbeid zijn een noodzakelijke
voorwaarde voor het kunnen deelnemen aan het arbeidsbestel.
Onder vrijwilligerswerk verstaat men meestal onbetaald of tegen zeer geringe vergoeding verricht en
onverplicht werk dat contractueel in een of ander organisatorisch verband wordt verricht ten
behoeve van anderen en van de samenleving als geheel of van delen daarvan. Een belangrijk
kenmerk van vrijwilligerswerk is dat er geen loon wordt uitbetaald, hoewel de inhoud van het werk
dikwijls niet verschilt van dezelfde arbeid in loondienst.

Bij huishoudelijk werk is sprake van betaling noch van een formeel contract tot het verrichten van
arbeid. Uit een onderzoek bleek dat mannen en vrouwen ongeveer evenveel uren aan (betaalde en
onbetaalde) arbeid besteden, maar dat bij mannen de nadruk ligt op loonarbeid en bij vrouwen op
huishoudelijke taken en kinderverzorging.
Huishoudelijk werk is werk in huis dat voornamelijk door vrouwen wordt verricht, maar dat niet is
opgenomen in de nationale rekening en niet wordt meegeteld bij de berekening van het bruto
binnenlands product. Ook daaruit blijkt weer hoezeer dit soort werk, evenals andere vormen van
informele arbeid, zeker als die door vrouwen wordt verricht, in de schaduw blijft.
Dat de arbeidsparticipatie van vrouwen in de afgelopen jaren aanzienlijk is toegenomen is vooral te
danken aan de toeneming van het aantal deeltijdwerkenden.

De informele sector
Tot informele arbeid worden gerekend activiteiten waarover geen belastingen en
socialezekerheidsbijdragen worden betaald en die ook niet worden gemeld aan de
uitkeringsorganen. Ze zijn dus onttrokken aan het oog van overheidsinstanties. Men spreekt, behalve
van het witte, formele circuit, van het grijze en het zwarte circuit. Het grijze segment van de
economie wordt gekenmerkt dor het ‘oneigenlijke’ gebruik van de fiscale en sociale wetgeving, wat
soms strafbaar is maar soms wordt veroorzaakt door gaten in de wetgeving.’
Zwart werk bestaat uit betaalde arbeid maar zonder een formeel, rechtsgeldig contract. Opvallend is
dat mensen met een baan beduidend meer zwart werken dan mensen zonder baan.
In principe zijn er twee vormen van betaalde arbeid, formeel en informeel, en twee vormen van
onbetaalde arbeid, eveneens verdeeld in formeel en informeel.
Betaald



Arbeid in
Zwart werk
loondienst


Formeel Informeel


Huishoudelijk
Vrijwilligerswerk
werk


Onbetaald

,Hoofdstuk 2 Geschiedenis van de arbeid en arbeidsethos
Het cyclische karakter van arbeid
Het cyclische karakter van de arbeid is een belangrijk leerstuk in de arbeidseconomie en de
arbeidssociologie. De kern hiervan is de regelmaat in de herhaling waarmee bepaalde verschijnselen,
bijvoorbeeld werkloosheid, recessie of inflatie, maar ook de opvattingen daaromtrent, zich
voordoen.

Golfbewegingen in de geschiedenis van de arbeid
Er is in de geschiedenis van de arbeid zeer wisselend over arbeid gedacht. Daarbij is van een
voortdurende golfbeweging sprake. Arbeiden werd in de oudheid en middeleeuwen in de westerse
landen oorspronkelijk beschouwd als last. Deze periode werd afgewisseld door een periode waarin
veel positiever over arbeid werd gedacht en waarin arbeid als een vreugdevolle opdracht werd
gezien. Aan die positieve instelling kwam een einde tijdens de Industriële Revolutie, een
omwenteling in de productiesystemen die in de meeste westerse landen in de negentiende eeuw
plaatsvond. De Industriële Revolutie had, door de veranderde aard van de arbeidsomstandigheden
en de productiewijze, veel negatieve gevolgen voor hen die arbeidden, mannen, vrouwen en ook
kinderen. In de negentiende eeuw kwam daardoor het lastkarakter van de arbeid weer naar voren.

De normatieve verwachting is dat je tevreden bent met je werk. Tegelijkertijd kun je je arbeid doel-
en zinloos vinden en je je er moeilijk mee identificeren. Dan ben ervan vervreemd. We noemen de
volgende oorzaken van vervreemding van de arbeid:
- Een gebrek aan beslissingsruimte waardoor mensen het gevoel hebben dat het werk als het
ware buiten hen staat, omdat ze er niet bij betrokken zijn.
- Als werkzaamheden onvoldoende leermogelijkheden en ontplooiingskansen bieden.
- Door de ‘over u, zonder u’ –mentaliteit, wat wil zeggen dat er door leidinggevenden dikwijls
beslissingen over de taken van mensen worden genomen zonder hen er zelf in te kennen.

Herkomst van ons huidige arbeidsbestel
Meer dan tweeduizend jaar geleden, in het Griekenland van de oudheid, was er een
onderwaardering van arbeid, omdat deze werd geassocieerd met slavernij en gebrek aan
keuzevrijheid.
Een lage status van arbeid was er ook in de middeleeuwen. Toen had men eveneens weinig achting
voor onvrijen (horigen en lijfeigenen). Aan het einde van die periode echter, vanaf ongeveer 1450,
tijdens renaissance en reformatie, kwam er een kentering. Maarten Luther vond dat iedereen gelijk
was voor God. Later versterkte de kerkhervormer Johannes Calvijn deze tendentie door succes in het
beroep voor alle mensen een mogelijk teken van uitverkiezing voor de hemelse zaligheid in het
hiernamaals te achten. De arbeidsethiek (waarden en normen) van het opkomende protestantisme
was volgens Weber bevorderlijk voor het ontstaan van een kapitalistische geestesgesteldheid. Zo
kwam er langzaam een grotere waardering voor de arbeid, die in het tijdperk van de verlichting haar
hoogtepunt vond.

Kortom, tot aan de renaissance, de reformatie en de verlichting werd arbeid gezien als een last (door
slaven, horigen en lijfeigenen) en als minderwaardig (door machthebbers en andere elites). Er was
een standenmaatschappij, hun arbeidspositie verkregen mensen door geboorte en niet door vrije
keuze.
Met de opkomst van markten en daarmee verbonden concurrentie tussen landbouwers werd de
modernisering gestimuleerd. De verschillend in productiviteit tussen boeren onderling, en de
daardoor ontstane ongelijkheden in rijkdom en welvaart, waren de voornaamste oorzaak van het
ontstaan van de moderne klassenmaatschappij waarvan 1) het al of niet eigenaar zijn van de
productiemiddelen, 2) de positie op de arbeidsmarkt en 3) het inkomen de voornaamste criteria zijn.

, De andere grondslag voor de nieuwe klassenmaatschappij werd gevormd door het zogenoemde
Verlagsysteem (‘uitzetsysteem’). De handelaar zette als Verleger of ‘uitzetter’ de machines
(bijvoorbeeld spinmachines en weefgetouwen) en de grondstoffen uit, waarvan mensen in de
huisindustrie tegen geldelijke vergoeding de producten vervaardigden, die dan vervolgens door de
handelaar werden verzameld en verhandeld. Men noemt daarom de vroegste vorm van kapitalisme
het handelskapitalisme, dat geleidelijk overging in het industriële kapitalisme.

Loonarbeid, een van de centrale kenmerken van de industriële maatschappij, betekent dat een
arbeider in vrijheid een arbeidscontact kan aangaan met de werkgever van zijn keuze. Bij het
aangaan van zo’n overeenkomst stelt hij zichzelf en zijn arbeidsvermogen onder het gezag van de
kapitaalbezitter of diens vertegenwoordiger (‘manager’).
Ook voor menselijk arbeidsvermogen ging dus gelden dat werkgevers arbeid vragen en daarvoor een
bepaalde prijs (loon) bieden, arbeiders bieden hun arbeidsvermogen aan tegen een prijs die voor de
vrager (loon)kosten zijn. Arbeidsvermogen is koopwaar op de markt, net als ieder ander product, dat
tegen zo laag mogelijke transactiekosten moet worden ingekocht. Als vrager en aanbieder het eens
zijn, komt het loonarbeidscontract tot stand.
De werkgever wijst een arbeidspositie (functie = geheel van de taken) toe aan de werknemer en de
werknemer heeft de plicht de arbeid in die functie goedschiks te verrichten.

Aan het begin van de zestiende eeuw begon het moderniseringsproces op gang te komen, met als
eerste gevolg voor de arbeidscultuur een kentering in het arbeidsethos (de betekenis van arbeid voor
mensen) en de arbeidsmoraal (de normen met betrekking tot arbeid). Men ging arbeid meer als lust
(vreugdevol) zien en de plicht tot arbeiden ging voor iedereen gelden, niet alleen voor de
‘werknemers’. Vanaf begin negentiende eeuw kwam er weer een omslag, het denken over arbeid
werd dubbelzinnig: de kerkelijke moraal en het calvinisme bleven een rol spelen, maar de last van
het werk werd voor velen zwaarder: zware arbeid ook van vrouwen en kinderen, lange uren, lage
lonen met grote armoede en slechte woonomstandigheden. Verzet en de oprichting van vakbonden
was hier het gevolg van en ook wetgeving onder andere om kinderarbeid tegen te gaan en de
arbeidsomstandigheden te verbeteren. Het begrip welzijn op het werk deed zijn intrede in de
arbeidswetgeving: in Nederland vanaf 1980.

Arbeidsethos en arbeidsmoraal
De betekenis die arbeid voor het leven van mensen heeft, noemen wij het arbeidsethos. De normen
ten aanzien van de maatschappelijk plicht tot arbeiden noemen we het arbeidsmoraal.

Er kunnen drie varianten van het begrip arbeidsethos worden onderscheiden:
1. Traditioneel arbeidsethos: arbeid als een centrale levensbehoefte. Door te arbeiden toont men
dat men nuttig is voor de maatschappij.
2. Kritische arbeidsethos: arbeid als zodanig wordt niet afgewezen, maar men aanvaardt arbeid
niet tot elke prijs, zeker niet als de last (te) zwaar wordt gevonden.
3. Alternatief arbeidsethos: arbeid voor het welzijn van mensen wordt laag aangeslagen.

Bijzondere categorieën uit de beroepsbevolking
De toegenomen arbeidsdeelname van vrouwen is een belangrijke maatschappelijke ontwikkeling. De
arbeidsdeelname van vrouwen in Nederland is tussen 1947 en 2005 ruimschoots verdubbeld tot
bijna 60 procent. Dat is vrijwel uitsluitend toe te schrijven aan het veranderende arbeidsmarktgedrag
van gehuwde vrouwen. Zij blijven doorwerken na hun huwelijk tot ze kinderen krijgen, maar keren
later weer terug naar de arbeidsmarkt. ‘Hierdoor is het gezin met een kostwinnende man en een
voltijdse huisvrouw, zoals we dat kennen uit de jaren ’50, voor een groot deel verdwenen en is het
tweeverdienersgezin het dominante gezinstype geworden’. Het kostwinnersmodel is kortom uit het
zicht verdwenen. Men spreekt tegenwoordig van anderhalfverdieners, omdat veel werkende
vrouwen met voltijdwerkende partners dat overwegend in deeltijd doen.

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller Nielsje88. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $5.16. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

62555 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling

Recently viewed by you


$5.16  41x  sold
  • (7)
  Add to cart