Bewegingsonderwijs
De kerngedachte van atletiek in het
bewegingsonderwijs is de optimale prestatie. Het is
procesgericht: het product wordt gerelateerd aan
individuele mogelijkheden en ontwikkeling.
Kenmerken: volharding, leerbaarheid en
vorderingen op breder gebied.
Omstandigheden kunnen aangepast worden om het bewegingsdoel of het bewegingsprobleem helder te
maken, te onderkennen en te behalen. Hiervoor kan er getoetst worden op loopt’t, lukt’t en leeft’t. Meten
gebeurt altijd objectief, maar is gerelateerd aan:
1. Mogelijkheden
2. Evt. persoonlijke omstandigheden
3. Evt. aangepaste bewegingssituatie
4. Eigen ontwikkelproces
Wat te kunnen toetsen:
- Objectieve meting van het resultaat
- Technische uitvoering van de activiteit
- Leerbaarheid van de persoon in kwestie
- Actieve werkhouding
- Aanwezigheid
- Constructieve bijdrage aan het leerproces van anderen
- Enthousiasmerende en motiverende ondersteuning naar medeleerlingen
- Etc.
HOGER DAN HOOG 1
Polsstokhoogspringen kan overal
Voor het polsstokhoogspringen in de zaal is een Trimmstabe nodig. Door de stroeve rubberen bal die deze stok
aan beiden kanten heeft is er geen insteekpunt nodig en zijn ze in een gewone zaal te gebruiken. Door de
samenstelling van het rubber en de ondergrond zal de stok blijven staan. Wanneer er naar een vervolg gezocht
wordt is er een droogloopmat nodig als insteekpunt.
Feiten
Het kenmerk dat polsstokhoogspringen heeft is dat de atleet hoger kan springen zonder een hulpmiddel. Wel
moet de springer:
- Vertrouwen op dat de stok niet breekt
- Gebruik maken van de buigzame werking
Principes stokhantering
De stok is alleen een steunpunt wanneer de springer relatief dicht langszij passeert, want alleen dan komt het
zwaartepunt voldoende dicht boven het steunpunt (onder stok) te liggen.
Ook moet er met voldoende afstand, dus met een verre stokplaatsing, ingesprongen worden. Wanneer dit niet
gebeurt is er onderloop. Het risico is dan dat de springer achterover valt. Het criterium is dat de afzetvoet
onder de bovenste stokhand blijft.
Gewenning aan een juiste stokhantering
steunspringen is een ideale gelegenheid om leerlingen te laten wennen aan de hantering van de stok. Dus niet
te hoog pakken. Een hogere grip staat voor een hoger tempo van inspringen. Om op laag tempo te beginnen
pak je de stok net boven strekhoogte en op schouderbreedte uit elkaar. Het zijlings passeren en het
opschoppen van de benen moet een gewenning worden. Hiervoor is een 3x R-principe bij rechtshandigen:
- Rechterhand boven.
- Stok rechts passeren.
- Opschoppen met rechts, dus afzet met links.
Gebeurt dit verkeerd dan is er een neiging tot roteren en is er een minder krachtige afzet.
2
, HOGER DAN HOOG 2
Steunspringen wordt het liefst geoefend in groepjes van drie, waarbij je naar de andere zijde, waar
je navolger staat steunend springt op signaal om botsingen te voorkomen. De navolger controleert
je en corrigeert zo nodig op het driemaal R-principe. Bovenbouw VO zou deze moeten kennen.
Vereenvoudigen van het steunspringen
Een aantal leerlingen zijn gebaat bij extra hulp.
- Een verhoogd afzetvlak zorgt dat in de afzet het zwaartepunt gedeeltelijk boven het steunpunt komt.
Het verdere verloop van de spring en het passeren van het (kantel)steunpunt wordt hiermee
vereenvoudigd.
- Het bepalen van de afzetplek, de geephoogte en de positie van de stokplaatsing is voor sommige
leerlinge te veel. Daarom kan er structuur aangebracht worden door te springen van matje naar matje.
Het tempo is hierbij minimaal en dus is er een langzame passage van het kantelpunt en een
gecontroleerde landing.
Vervolgen van steunspringen
Het aanvankelijk steunspringen (stok laag en kort hangend verblijven) vormt ingewikkeldere vervolgen:
- Bij evenwichtige stokpassages kan er gevraagd worden om het kantelpunt bewust langzamer te
passeren. Nu wordt er gespeeld met het tempo van inspringen en aan de stok door het luchtruim
verplaatsen → benen gesloten langs stok en gewicht er boven.
- Geleidelijk boven de stok uitduwen → van hangen naar steunen op de stok.
- Stok hoger vast pakken voor betere bewegers. De afzet positie verschuift naar achteren en moet nu
feller gedaan worden → van hangen aan de stok naar het onder je wegduwen van de stok.
- Het draaien om te landen met je gezicht naar de aanlooprichting wordt afgeraden in de schoolsituatie.
De landingssnelheid moet achterwaarts worden opgevangen.
Polsstokhoogspringen met landing in langzit op verhoogd vlak
Na het bovengenoemde vervolg moet er al snel worden overgestapt op het springen met de landing op een
dikke mat. Deze landingsmat ligt op drie banken met als insteekpunt een kastkop (deze wordt beschermd tegen
beschadiging door een z-profiel gevouwen droogmat). Ook zijn er twee palen met een toversnoer als hindernis.
- Leervoorstel: Aan het oorspronkelijke leervoorstel (te weten het maken van een steunsprong aan de
stok) verandert wezenlijk gezien niet veel. De landing daarentegen verloopt wel anders. Er dient niet
langer op de voeten te worden geland, maar de springer dient in langzit op het verhoogde vlak terecht
te komen. Vanwege de verhoging van het landingsvlak ontbreekt het de springer immers veelal aan
tijd om de voeten tijdig en in de juiste positie onder zich te kunnen brengen. De stok dient daarbij tot
en met de landing te worden vastgehouden. Alleen dan kunnen de vangers de springer bij een scheve
sprong immers boven het landingsvlak terugbrengen.
- Vanghulp: het bovengenoemde leervoorstel is wanneer je de vanghulp introduceert, omdat het vanaf
hier in een later stadium nodig is. Voor het vlak staan twee vangers:
• De stokvanger: haalt de stok vroeg op en begeleidt de springer via de stok naar een veilige
landing. Bij een scheve sprong of bij een sprong met te weinig vaart kan de vanger invloed
uitoefenen op de vluchtbaan.
• Duwer: staat op de plek waar de voeten de stok passeren. Rechts is dus rechts vangen. Bij een
dreiging tot vallen of hellen kan de vanger de vlucht corrigeren door een duw onder de heupen te
geven. Gaat doortillen niet dan is deze vanger verantwoordelijk voor een zachte landing. Spring je
linkshandig is dit daarom van belang om aan te geven. Wisselen gebeurt 1 voor 1, zodat er altijd
één ingewerkt is.
3
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller zola99. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $6.96. You're not tied to anything after your purchase.