100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
VMV 7 - Samenvatting in woordenlijst-vorm $6.38
Add to cart

Summary

VMV 7 - Samenvatting in woordenlijst-vorm

 40 views  2 purchases
  • Course
  • Institution

Volgende 4 hoofdstukken zijn aanwezig in deze samenvatting: 1. Nefrologie 2. Orgaandonatie en weefseldonatie 3. Reumatologie 4. Anesthesie Samenvatting MET leerdoelen in verwerkt

Preview 4 out of 39  pages

  • June 2, 2023
  • 39
  • 2022/2023
  • Summary
avatar-seller
Hoofdstuk 1: Nefrologie
De functies van de nier kennen om inzicht te krijgen in de gevolgen van een verminderde nierfunctie
4 functies van de 1. Regulatie van de bloeddruk
gezonde nier  Renine-angiotensine-aldosteronsysteem (RAAS)
 Beïnvloedt de reabsorptie van water en zout
 Angiotensinogen  angiotensine I (oiv renine)
 Angiotensine I  angiotensine II (oiv ACE: angiotensin-converting enzyme)
 Angiotensine II:
 Sterk vasoconstrictief  RR ↑
 Stimuleert aanmaak aldosteron  RR ↑
 Volume- en osmose regulatie
 Extracellulaire vloeistof
 Te veel aan extracellulair vocht = oedeem, hypertensie
 Gegeneraliseerd oedeem: uitgescheiden vocht < opname vocht
 Te kort aan extracellulair vocht = ↓ huidturgor, hypotensie
 Intracellulaire vloeistof
 = vocht in de cellen van alle weefsels
 Verschil aan natrium- en kaliumgehalte  Na-K-pomp
 Volumeregulatie
 = vooral natriumgehalte
 Angiotensine stimuleert aldosteron  ↑ perifere weerstand
 Natrium ↑  osmolariteit ↑  dorst  water drinken 
circulerend volume neemt toe
2. Excretie overtollige stoffen en vocht
 Ultrafiltratie
 Water en laagmoleculaire stoffen vanuit bloed gefiltreerd = ultrafiltraat =
primaire urine
  door RR  spontane uitpersing
 Natrium
 Einde van filtratie nog maar 10% van het aanwezige natrium over
 Kalium
 Opname van veel kalium stimuleert de uitscheiding ervan
 Aldosteron stimuleert de uitscheiding
 Hoge flow in de tubulus = kaliumuitscheiding ↑
Lage flow in de tubulus (GFR) = kaliumuitscheiding ↓
 Antidiuretisch hormoon (ADH)
 Reabsorptie van water  ADH verhoogt de permeabiliteit voor water
 Te weinig ADH = diabetes insipidus
 Dus hoe meer ADH  hoe meer reabsorptie van water
3. Balanceren zuur-base-evenwicht
 H+ + HCO3-  CO2 + H2O
 H+ ionen bepalen de pH
 pCO2 en HCO3-  zuur-base-evenwicht
 Longen: CO2 extra uitscheiden of vasthouden
 Nieren: HCO3- extra uitscheiden of vasthouden
4. Hormonale functies
 Erythropoëtine (EPO)
 Stimuleert het beenmerg om meer RBC aan te maken
 EPO wordt aangemaakt in de nieren (EPO-tekort is een complicatie bij NI)
 1,25-Dihydroxycholecalciferol (= actieve vorm van vitamine D)
 Bevordert de reabsorptie van calcium uit de darm
 Opname van calcium is vaak verstoord bij pt’en met NI


De diagnostiek van nefrologische syndromen schetsen

,De verscheidene afwijkingen in de urine weergeven en duiden
Creatinine-klaring Glomerulaire filtratie nagaan adhv creatinine-klaring
- Creatinine = afbraakproduct van creatine dat vrijkomt bij spieractiviteit
- Bij gebrekkige nieren wordt dit niet goed uitgescheiden  serumspiegel stijgt
- = geeft beeld over de filtratie van de nieren (Glomerulaire Filtration Rate = GFR)
{ Creatinine } urine x volume
- Formule: normale waarde: 90-130ml/minuut
{Creatinine } plasma
Diagnostiek 1. Labo-onderzoek
 Erythrocyturie = hematurie
 Normaal enkele RBC in urine (pathologie is > 13000 per ml)
 Macroscopische hematurie = zichtbaar bloed in urine
 Hematurie zal zelden anemie veroorzaken
 Vorm van RBC: dysmorfe RBC = nierziekte  vervorming door passage door
pathologische nier
 Vaak eerst screening met teststrookje  hierna pas labo
 Cilindrurie
 Voorkomen van cilinders in de urine
 Wijzen op een aandoening buiten de nier
 Proteïnurie
 = hogere eiwituitscheiding  bij nefrotisch syndroom
 Ernst inschatten  24u-urine
 Oorzaken:
 Overloopproteïnurie: teveel proteïnen aangeboden aan de nier
 Paraproteïnurie: grote hoeveelheid van één eiwit geproduceerd (vb.
bij de ziekte van Kahler)  overaanbod aan eiwit komt in urine
 Glomerulaire proteïnurie: stoornis bij de filter
 Tubulaire proteïnurie: oorzaak bij de tubulus (vb. bij loodvergiftiging)
 Plasmacreatinine en creatinineklaring
 ↑ plasmacreatinine  ↓ GFR
2. Beeldvorming van nieren en urinewegen
 Echografie van de nieren (grootte en vorm, cysten, tumoren, nierstenen,…)
 Nadeel: afhankelijk van vaardigheid van de onderzoeker, het retroperitoneale
gebied en de blaas
 Doppler: bevloeiing nieren nagaan
 Intraveneuze pyelografie of urografie: contraststof in CT
 Kans op anafylactische shock, meer straling, contrast kan slecht zijn voor de
nieren
3. Nierbiopsie
 Percutane nierbiopsie (zeer risicovol)
 Kans op bloeding is groot (anti-co stoppen)  altijd voor biopsie PTT, aPTT en
bloedplaatjes bepalen om risico in te schatten




De oorzaken van acute nierinsufficiëntie weergeven

,Acute = een snelle daling van de nierfunctie (ofwel GFR)  de nier gaat acuut stoppen met filtreren
nierinsufficiëntie Klinisch beeld:
(ANI) - Stijging van ureum en creatinine in het bloed
- Zout- en waterretentie met hypertensie en oedemen tot gevolg
- Mogelijke oligurie (< 400cc/d)
Diagnose over het acute eraan:
- Voorgeschiedenis verzamelen via vb. huisarts
- Echografie van de nieren
- Tekenen van chronisch nierlijden uitsluiten
Oorzaken ANI 1. Prerenale ANI
 Nier zelf is niet aangetast, wel onvoldoende functie omdat de nierdoorbloeding
(= renale plasmaflow) en daardoor de GFR onvoldoende is
 Oorzaken: 4 soorten shock waarbij dit voorkomt:
 Cardiogene shock: onvoldoende pompkracht v/h hart
 Hypovolemische shock: tekort aan circulerend volume
 Distributieve shock: tekort aan circulerend volume door shunting en perifere
vaatverwijding (vb. sepsis)
 Obstructieve shock: centraal deel van circulatie afgesloten (harttamponade of
longembool)
 Nier probeert circulerend volume ↑ door zout en water vast te houden 
urineproductie neemt af tot 100-400cc/d = oligurie
 Langdurig slechte doorbloeding = schorsnecrose en anurie
 Schade aan nier inschatten  Recente ANI: kortere oligurie en kleine stijging van
creatinine + geen nierfalen
 Natrium zegt dus iets over renale (↑) of prerenale oorzaak (↓)
2. Renale ANI
 Beschadiging van de nier zelfs
 Oorzaken:
 Acute glomerulonefritis
= immunologische reactie op een streptokokkeninfectie  zwelling van
endotheel van glomeruscapillairen = ANI
 Acute systeemvasculitis met nieraantasting
 Acute interstitiële nefritis
= niet-dosisafhankelijke overgevoeligheidsreactie op medicatie (vb. AB)
 Symptoombestrijding en eventueel tijdelijke dialyse
 Acute tubulusnecrose (60%) – reversibele aandoening
3. Postrenale ANI
 De oorzaak ligt in de afvoerende urinewegen = dubbelzijdige obstructie van de
urine-afvloed  geen beschadiging in de nier, wel uitzetting v/h nierbekken (=
hydronefrose)
 Na enige tijd  nierschade (omdat de druk ↑ in de nieren): tubulusnecrose
 Oorzaken: nierstenen, prostaatcarcinoom, hypertrofie, blaascarcinoom
 Diagnose: Echografie  stuwing en stenen + RX abdomen
 Behandeling: zo snel mogelijk opheffen van obstructie
 Obstructie na blaas = verblijfssonde
 Obstructie voor blaas = nefrostomiesonde
 Urologische ingreep = stenen of prostaatweefsel verwijderen
Diagnostiek - Voorgeschiedenis achterhalen om oorzaak te achterhalen
- Echografisch onderzoek (postrenale oorzaak, schrompelnier bij chronisch nierlijden)
- Urineonderzoek (natrium, creatinineklaring,…)
De behandeling van acute nierinsufficiëntie weergeven en duiden
Behandeling Pre-renale en renale oorzaak  nierfunctie herstellen + onderliggende oorzaak weg te nemen
Postrenale oorzaak  obstructie wegnemen
Bij nierschade  oligurie kan blijven duren  geen effectieve medicatie om nierschade
rechtstreeks te herstellen DUS  ondersteunende therapie (soms nierfunctievervanging)
Beleid:
1. Vochtbeleid en voeding

,  Vochtbalans, bloeddruk, veneuze druk en urineproductie
 Oligurie en veel vochtinname = overvulling  longoedeem, perifeer oedeem, ↑
arteriële druk en veneuze bloeddruk
 Dagelijkse controle van Na, K, Cl, ureum en creatinine + zuur-base evenwicht, Hb,
Ht, serumalbumine,…
 Pt die zelfstandig eet  zout en vochtbeperking
2. Kalium
 Stijging K-gehalte door acidose  omdat nieren geen zuren meer uitscheiden
 Risico’s: versnelde ontlading vd hartspieren = ritmestoorinssen
 Opname Kalium ↑:
 Natriumbicarbonaat toevoegen om Kalium de cel in te drijven
 Kalium verwijderen uit lichaam via dialyse of toediening ionenwisselaar
3. Ureum
 Afbraakproduct van eiwit, zonder klaring stijgt dit dus
 Katabolie: snel ↑ ureum en ↓ albumine  eetlust wordt onderdrukt 
voedselopname is moeilijker  ↑ spierafbraak
4. Acute dialyse
 Indicaties:
 Vervulling door uremie (longoedeem, hersenoedeem,…)
 Hyperkaliëmie met typisch ECG-afwijkingen
 Pericarditis tgv hoog ureum (koorts, pijn, pericardbloeding  tamponade) 
wanneer ureum te hoog wordt is het risico op pericarditis te groot dat
automatisch dialyse gestart wordt
 Intoxicatie: hemodialyse
De verscheidene stadia van chronische nierinsufficiëntie weergeven
5 stadia van CNI 1. Nierbeschadiging met bewaarde nierfunctie (90-130ml/min)
 Symptoomloos
2. Milde nierinsufficiëntie (60-90ml/min)
 Symptoomloos
3. Matige nierinsufficiëntie (30-60ml/min)
 Symptoomloos
4. Ernstige nierinsufficiëntie (15-30ml/min)
5. Terminale nierinsufficiëntie of eind-stadium renaal falen (< 15ml/min)
CNI progressief Gezonde filters nemen het over voor de beschadigde (= compensatoir adaptatiemechanisme)
erger, waarom?  vicieuze cirkel waarbij de gezonde ook beschadiging
Het onderscheid kennen tussen acute en chronische nierinsufficiëntie
Klinisch beeld - Urineproductie blijft gelijk tot de nierfunctie terminaal is
- Hyperkaliëmie is een minder groot probleem als bij ANI
- Anemie bij CNI
- Schrompelnier op echo
De complicaties van chronische nierinsufficiëntie beschrijven
Complicaties - Stoornissen in Calcium, Fosfaat, PTH en vitamine D, stoornis in water- en zout
- Cardiovasculaire problemen die worden versterkt door anemie, hypertensie,
overhydratatie, uremische toxinen,…
- Stollingsstoornissen + neurologische en endocriene afwijkingen (restless leg
syndrome, carpal tunnel,…)
- Centraal zenuwstelsel ( geheugenverlies, epilepsie, uremisch coma,…)
- Spieraantasting door hyperkaliëmie
Uremisch Maat voor de vergiftiging van het bloed met afvalstoffen  de symptomen die bij uremisch
syndroom syndroom aanwezig zijn, zijn niet van een te hoog ureum, wel van andere afvalstoffen
- Jeuk: neerslaan van calciumzouten in de huid
- Misselijkheid: stoornissen in mineralensamenstelling
Eiwitten: 1g/kg: ureum blijft laag, goede calorie-inname om de pt niet te benadelen
Uremische pericarditis  wanneer de oedemen rond het hart zitten
Stoornissen in = wanneer de GFR < 15 wordt  overhydratatie of onderhydratatie
water- en - Overhydratatie: zout en water wordt onvoldoende uitgescheiden – zout- en

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller justinemoerman. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $6.38. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

51683 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 15 years now

Start selling
$6.38  2x  sold
  • (0)
Add to cart
Added