B3S2 MICROBIOLOGIE EN INFECTIEZIEKTEN - Examenvragen - MKV
173 views 7 purchases
Course
Microbiologie En Infectieziekten
Institution
Katholieke Universiteit Leuven (KU Leuven)
!! Zie jaar van aanmaken voor laatst geupdate jaar.!!
Een overzicht van meerkeuzevragen die de afgelopen jaren gesteld zijn op het examen Microbiologie en infectieziekten. Ze zijn geordend per OLA en binnen deze onderdelen ook per hoofdstuk. Bij elke vraag staat bij in welke jaren ze gesteld zijn,...
Meerkeuzevragen
DEEL 1: Bacteriologie, mycologie en parasitologie
Morfologie en taxonomie
1. Waarin verschillen bacteriële en eukaryote cellen? /
a. opbouw celwand
b. opbouw cytoplasmamembraan
c. aanwezigheid ribosomen
d. supercoiling DNA
e. bacteriële cel heeft uitgebreider endoplasmatisch reticulum
2. Celwand van grampositieve bacteriën /
a. Heeft geen teichoïnezuur
b. Heeft lipoteichoinezuur
c. Bestaat uit verschillende lagen peptidoglycaan met een verschillende samenstelling
d. Is dunner dan de gramnegatieve celwand
3. Zuurvaste bacteriën 2021
a. Hebben meest complexe celwand
b. Kunnen makkelijk gekleurd worden met gram kleuring
c. Hebben celwand die gelijken op die van mycoplasmata
4. Mutaties in bacteriën: 2021
a. Zorgen vooral voor overdracht resistentie tussen bacteriën via horizontale genoverdracht
b. Transductie door transposons ofs
c. Transformatie…
d. Zorgen voor resistentie onder invloed van mutagene stoffen
5. Wat klopt over de cytoplasma membraan van een bacterie? 2021
a. bevat nooit sterolen
b. bevat LPS enkel bij gram negatieven en enkele spirocheten
c. bevat porines bedoeld voor actieve opname voedingstoffen
d. bevat, bij gram-positieven, teïchoinezuur
6. Bij bacteriën is het cytoplasmamembraan: 1516
a. het belangrijkste metabool orgaan
b. hetzelfde opgebouwd als bij eukaryote cellen
c. een belangrijk aangrijpingspunt voor bacteriën
d. belangrijk voor actief, maar niet voor passief transport
e. bevat het cytoplasmamembraan een bijzonder bacteriëel mitose apparaat
7. Facultatieve bacteriën 1516
a. verkiezen meestal zuurstof
b. zijn meestal niet pathogeen
c. gaan stuk bij een hoge redox
d. zijn meestal fermentatief, maar hebben soms ook aërobe respiratie
e. hebben geen SOD
8. LOS is … 2021 1920
a. Zwak immunogeen
b. Beschermt tegen uitdroging
c. Staat voor lipo-orchi-sacharid
d. Bevat enkel lipide A en core
1
,9. De celwand van bacteriën bevat volgende eigenschappen: 1920 1718
a. bevat altijd peptidoglycaan
b. beschermt de bacterie tegen antibiotica
10. Welke van volgende bevat antigenen om op te sporen met serologie? 1920
a. celwand
b. celmembraan
c. flagella
d. cross-links
11. Wat is de typische opbouw van een bacteriecel? 1920 1920
a. DNA in nucleus, celmembraan, celwand
b. vrij DNA in de cel, celwand en mitochondriën
c. vrij DNA in de cel, celwand en soms reservegranulen
d. DNA in nucleoïd, geen celorganellen buiten endoplasmatisch reticulum
e. geen van bovenstaande
12. Wat is waar over bacteriën zonder pili en fimbriae? 1718 2122
a. zijn onbeweeglijk
b. kunnen zich niet vasthechten
c. kunnen geen immuniteit opwekken
d. hebben geen H-antigen
e. kan je niet diagnosticeren met serologie
f. geen van bovenstaande is juist
13. Wat is de laatste stap in de peptidoglycaan synthese? 2122
a. Iets met peptidoglycaan wordt aan de celmembraan gehecht
Antibiotica
14. Voor alle antibiotica geldt: 2021
a. Antibiogram = werkingsspectrum
b. MIC90 ≥ MIC50
c. De ratio piek/MIC kan verschillen maar is altijd 1
15. Celwand actieve antibiotica 2021
a. Mogen niet aan zwangeren gegeven worden
b. Bevatten glycopeptiden die transglycolysatie inhiberen
c. Vanco inhibeert transpeptidase
d. Omvatten oa moxifloxacine
16. Celwand actieve antibiotica 1920 /
a. Hebben veel nevenwerkingen
b. Bevatten bacitracine die zorgt voor een inhibitie van transmembranair transport van
peptidoglycaan subunites
c. Worden vaak gecombineerd met beta lactamase inhiberende clavulaanzuur en
meropenem
d. Bevatten d cycloserine die de omzetting van D Alanine tot L alanine inhibeert
e. Bevatten teicoplanine die de glycopeptiden verbinding inhibeert
17. Wat is waar over tijdsafhankelijke antibiotica? 1718
a. verliezen werking na verloop van tijd
b. tijd boven de MIC moet >40% zijn
c. moeten in één keer gegeven worden
2
, 18. Welke uitspraak over antibiotica is juist? 1516
a. Cefalosporinen zijn opgedeeld in 6 generaties
b. Cefalosporinen zijn werkzaam tegen MRSA
c. Glycopeptiden zijn tijdsafhankelijk
19. Wat is waar over de MIC50? 1718 2122
a. MIC 90 is altijd groter
b. is een manier om de activiteit van een antibioticum tegen alle bacteriën te evalueren
c. is een manier om de activiteit van een antibioticum tegen één bacterie te evalueren
d. is een manier om de empirische activiteit van een antibioticum te evalueren
20. Als in vitro de MIC van een bacterie hoger is dan de onderste grenswaarde dan: 2021 1920
a. moet de MBC bepaald worden
b. is de bacterie intermediair gevoelig
c. is de bacterie resistent
d. Moet je bijkomende test doen
e. Geen van bovenstaande
21. De AB gevoeligheid voor een bacterie… 1617 1516
a. wordt steeds bepaald door de MIC waarde
b. wordt in vivo bepaald
c. wordt door gebruik MBC bepaald
22. Macroliden 2021 /
a. Worden intracellulair afgebroken
b. Kunnen onderverdeeld worden in groepen met C13, C14 en C15
c. Gebruiken we bij atypische pneumonie
23. Macroliden 1920
a. Zijn concentratie afhankelijk
b. Geven QT verlenging
c. Zijn afgeleide van ketolide antibiotica
24. Vraag over penicilline /
25. Fluoroquinlonen 2021 2122
a. inhiberen het ontwinden van de DNA strengen
b. veroorzaken mutaties
c. Niet geven aan zwangeren en kinderen
d. Het voornaamste resistentie mechanisme tegen aminoglycosiden is ribosmoom mutatie
26. Meest voorkomende oorzaken van resistentie tegen fluoroquinolones 1920
a. Minder porines in buitenmembraan
b. Acetylatie
c. Methylatie
d. Inhibitie van binding aan doelwit
e. Verandering in ribosomen
27. Welke uitspraak over carbapenems is juist? 1920 1516
a. zijn krachtige AB, maar smal spectrum
b. zijn resistent aan carbapenemases
c. zijn resistent aan ESBL
d. zijn actief tegen MRSA
e. zijn gevoelig voor metallo beta lactamasen
3
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller lemonpie. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $9.65. You're not tied to anything after your purchase.