Samenvatting voor de kennistoets van 1C-Spraak. De samenvatting bevat een uitwerking van alle studietaken jaar één behorende bij het vak Spraak. Daarnaast bevat de samenvatting uitwerkingen van de werkcolleges. De samenvatting is zeer uitgebreid en beslaat alle informatie die nuttig is voor de ke...
Kennisclip Spraak: het proces
Spraakproces: idee/ woord bedenken in je hoofd → fonologie bedenken → dan staat het woord klaar om uit te
spreken en andersom: je hoort klanken; vormt dat tot een woord en bedenkt de betekenis
Anatomie:
- Spraakorganen
- Spieren
- Hersenen
Wat is spreken:
- Het veranderen van de luchtstroom door afsluitingen,
vernauwingen of veranderingen van de vorm van de mond- of
neusholte.
- Continu proces
- Aaneenschakeling van bewegingen
- Co-articulatie: de ene beweging beïnvloedt de andere beweging
(daardoor wordt het vloeiende spraak)
- Adaptief proces: praten met je mond vol
→ anatomie hoeft niet perfect te zijn; ook met een afwijking
(aan de lippen of de tong bijv) kan je verstaanbaar spreken
Spreekbewegingen:
= de manier waarop klanken gemaakt worden
- Labialen: met de lippen
- Fricatieven: vernauwing met je lippen en/of tong
- Plosieven: drukopbouw met je lippen en/of achterkant tong dicht zetten en/of glottissluiting ( niet
in Nederlands)
- Ronding: met de lippen
- Oraal-nasaal: afsluiting mond en neusholte
→ Sluiten van de lippen: drukopbouw (zelfde als sluiting larynx)
→ Vervormen van de lippen: klankverandering
→ Beweging van de lippen: invloed verstaanbaarheid
Functie? Je kijkt naar:
- Spraakorganen: aanwezigheid
- Spieren: spanning en controle
- Hersenen: motorische sturing en coördinatie
→ Je moet heel breed kijken om anatomische defecten te kunnen
plaatsen.
,Kennisclip Spraak: de lippen
Lippen: zowel de spraakorganen, spieren en de hersenen van belang =
laatste stuk van het aanzetstuk.
Aanzetstuk (alles vanaf de larynx naar boven).
1. Nasopharynx (neus)
2. Oropharynx (mond)
3. Laryngopharynx/hypopharynx (stemplooien)
Articulatoren (zitten in oro- en nasopharynx):
1. Lippen
2. Tong
3. Bovenkaak en onderkaak
4. Neus
5. Verhemelte hard en zacht
➔ De lippen: die sluiten de mondholte af
Lippen: labiae, bestaan uit:
- Spieren: zie je niet
- Huid (buitenkant): maakt de lippen rood en is heel dun. De hele tijd hieraan likken (houdt zichzelf in
stand): krijg je gebarsten lippen en velletjes eraan → de huid rondom de lippen kan helemaal rood en
geïrriteerd raken; je maakt het probleem alleen maar groter
- Slijmvlies (binnenkant): dun vlies en vochtig; droog=uitdrogen of scheuren
- Klierweefsel: speekselklieren en talgkliertjes (weinig talg in; daardoor wat kwetsbaarder dan huid van
je gezicht)
- Vet: hierdoor (geen) volle lippen
→ de functie van de lippen: emoties tonen, praten, kussen, fluiten, voorkomen dat je kwijlt, je adem inhouden,
borst- en flesvoeding krijgen
Spieren van de lippen:
1. Orbicularis oris (kringspier; sterke spier die rondom je
lippen gaat; waarmee je lippen gesloten kunt houden
of van vorm kunt veranderen)
2. M. buccinator (zit aan zijkant; hele sterke spier; om
mond te kunnen bewegen)
3. M. mentalis (loopt over kin; bij aanspanning zie je een
putjeskin/speldenkussen; tijdens spreken/rust is de
spier ontspannen. Bij een putjeskin weet je dat spier
actief is en dat iemand probeert om de mond te
sluiten; als je de lippen heel sterk op elkaar drukt; dan
is evenwicht in mond niet in orde; dan probleem met
spierbalans in het gezicht)
4. M. quadratus labii superioris (m. levator labii
superioris): optrekken van de bovenkant van de lippen
(heffen)
, 5. M. quadratus labbi inferioris (m. depressor labii inferioris): naar
beneden bewegen van de lippen; onderlip naar beneden
6. M. caninus (m. levator anguli oris): levator=omhoog anguli=hoek
oris=mond dus je mondhoek omhoog trekken
7. M. zygomaticus: grote lange spier en gebruik je om mond te spreiden
8. M. risorius: kleinere spier die vast zit aan je mondhoek. Gebruik je bij
glimlachen
9. M. triangularis (m. depressor anguli oris): spier waarmee je mondhoek
naar beneden kunt trekken → afkeurend kijken
10. M. platysma: lange spier. Dan zie je: de spieren zitten vast aan de
spieren in je nek en de hals; langs het strottenhoofd. Belangrijke voor de
spanning in de lippen en keel- en halsgebied
Beweging en samenwerking van de aangezichtsspieren:
Veel van de spieren hechten aan de orbicularis oris (de ronde spier om je lippen)
→ hierdoor beweegt je gezicht ook mee als je spreekt
→ De mimiek van je gezicht komt doordat de orbicularis oris verbonden is met alle andere spieren (mimische)
in je gezicht
Aansturing lippen en aangezichtsspieren vanuit de hersenzenuwen:
- N. VII Facialis VII (7e hersenzenuw)
o Sensorisch: gevoel in de tong en het zachte verhemelte
o Motorisch: aangezichtspieren (de mimische spieren) en
stapedius
- N. V Trigeminus (5e) hersenzenuw)
o Heeft drie vertakkingen
o Sensorisch: gevoel in het gelaat/gezicht/lippen
o Motorisch: kauwspieren en de bewegingen van de tong
, Kennisclip Spraak: de tong = lingua
→ geen skelet (dus geen bot) (→ kan je niet breken)
→ hydraulisch systeem: er wordt druk opgebouwd in een gesloten systeem (gesloten systeem=de buitenkant
van de tong) en hier zit een hele grote spier in. Die spier levert een constante druk in het gesloten systeem.
Daarom kan een tong alle kanten op bewegen en wordt niet
belemmerd door een bot.
Spieren in de tong: extrinsiek (met buitenkant van de tong
verbonden) (de ene spier loopt door in de andere spier!! Allemaal
aan elkaar vast! Bewegen gezamenlijk)
1. M. genioglossus: onderkant. Aanspanning: de tongwortel
naar voren brengen waardoor je met je alveolairrand je
tanden kan aanraken.
Aanspanning: voorste deel van de tong kan naar achter
worden getrokken (bijvoorbeeld de /tje/).
Aanspanning: centrale lijn van de tong kan naar beneden
getrokken worden. Tong dan in een lagere positie.
2. M. hyloglossus: onderkant.
Aanspanning: tong naar beneden. Werkt dan samen
met genioglossus. Voor maken van een klinker.
3. M. styloglossus: achterkant naar harde gehemelte toe
(beweging omhoog en naar achteren mogelijk):
bijvoorbeeld de /k/ en de /g/. Ook: randen van de tong
heffen (bijvoorbeeld /s/). Ook: tong verkorten en
tongput opzij brengen ( niet in Nederlands).
4. M. palatoglossus: bovenkant naar harde gehemelte
(beweging omhoog en naar achteren mogelijk). Trekt
ook aan tongwortel: zo kan je tong meer naar achter in
de mondholte brengen en wordt wat boller:
bijvoorbeeld /m/. Je hebt er links en rechts in. Beiden
aanspannen: ook een lengtegroef in je tong, voor maken van de /s/
Spieren in de tong: intrinsiek (zitten in de tong)
1. M. longitudinalis superior: lengtespier; bovenkant van de tong van voor naar achter. Aanspannen:
tong korter maken en een gleufje in je tong maken (confex
maken) en zorgt voor een goed tongpuntje
2. M. longitudinalis inferior: lengtespier; spiervezels in de
lengterichting. Zitten aan de onderkant van de tong. En
verbonden met de extrinsieke spieren. Loopt van het
tongbeen naar de tongpunt en zorgt voor verkorten van de
tongpunt (tong korter maken) en dat je tong naar beneden
kunt brengen. Bij de /s/
3. M. transverses: breedtespier; vezels lopen van ene naar
andere kant van de tong (van links naar rechts); verbonden
met andere tongspieren. Zorgt voor het smaller en langer maken van de tong: bijvoorbeeld bij
uitsteken van de tong.
4. M. verticalis: zorgt voor het platter maken van de tong.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller Anoniem060606. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $10.72. You're not tied to anything after your purchase.