Samenvatting Complete summery of the Materieel Strafrecht Course
17 views 0 purchase
Course
Materieel strafrecht (RR217)
Institution
Erasmus Universiteit Rotterdam (EUR)
Book
Studieboek materieel strafrecht
Complete samenvatting van de hele course materieel strafrecht. Bevat alle problemen met uitwerkingen en alle bijbehorende jurisprudentie volledig uitgewerkt.
Probleem 1
Literatuur: H4, Leestafel zooien + sliding
Leerdoelen:
1. Hoe wordt het bestanddeel wederrechtelijkheid uitgelegd in de theorie?
2. Hoe wordt het bestanddeel wederrechtelijkheid uitgelegd in jurisprudentie?
3. Wanneer is een gedraging wel of niet wederrechtelijk? Welke uitzonderingsgebieden kent het materieel strafrecht, waardoor een
bepaalde gedraging niet wederrechtelijk is?
Literatuur
Hoofdstuk 4: De wederrechtelijkheid
4.1 Het begrip wederrechtelijkheid
Een strafbaar feit is een persoonlijke gedraging die een wettelijke delictsomschrijving vervult en aan schuld te wijten en wederrechtelijk is.
De wederrechtelijkheid heeft betrekking op norm overschrijdende karakter van de gedraging. Het gedrag moet strijdig zijn met normen van
behoren, van maatschappelijke betamelijkheid, van gebruik en gewoonte en dus met alle geschreven en ongeschreven verplichtingen.
Het legaliteitsbeginsel brengt mee dat precies moet worden vastgesteld waar de grenzen liggen tussen strafbaar en niet strafbaar wederrechtelijk
gedrag.
Dit zou anders een ontoelaatbare 'positieve werking' van de wederrechtelijkheid betekenen (iets is strafbaar omdat het wederrechtelijk is, terwijl
het niet in de wet staat).
Dit is in beginsel veel minder bezwaarlijk als het om strafuitsluiting gaat; dit is de 'negatieve werking' van de wederrechtelijkheid (een feit dat
beantwoordt aan een wettelijke bepaling leidt dan op buitenwettelijke gronden tot niet strafbaarheid).
Een bijkomende complicatie van de wederrechtelijkheid is dat hij in verschillende niveaus een rol kan spelen. In ieder geval is hij een stilzwijgend
element in elke delictsomschrijving. In uitzonderingsgevallen heeft de wetgever het opgenomen als bestanddeel in de delictsomschrijving.
Hoe dan ook, het uitgangspunt is dat iedere delictsomschrijving een omschrijving is van een wederrechtelijke gedraging; het vervullen van de
delictsomschrijving levert dus in ieder geval het vermoeden van wederrechtelijkheid op.
4.2 Wederrechtelijkheid als wettelijk bestanddeel
4.2.1 Waarom is wederrechtelijkheid soms een delictsbestanddeel?
In de meeste gevallen is de wederrechtelijkheid buiten de delictsomschrijving gehouden en wel vanwege het uitgangspunt dat iedere
delictsomschrijving een beschrijving is van een wederrechtelijke gedraging.
Er zijn wel uitzonderingsgevallen waarbij het woord 'wederrechtelijk' is gebruikt, maar ook synoniemen zoals 'zonder daartoe gerechtigd te
zijn'(435 Sr), 'zonder voorafgaande schriftelijke toestemming' (151a Sr) of 'zonder verlof van het bevoegde gezag (430).
Soms ligt de wederrechtelijkheid in een ander bestanddeel. Een voorbeeld is de 'mis'handeling (300). Overigens geven ook bestanddelen als
'ontuchtige'(245), 'binnendringen'(138) en 'opruit'(131) uitdrukking aan wederrechtelijkheid.
De reden voor opname van de wederrechtelijkheid is dat het soms nodig is in de delictsomschrijving een term te gebruiken die kernachtig gevallen
terzijde schuift, welke anders onder de delictsomschrijving zouden vallen terwijl deze daar niet voor bedoeld is.
4.2.2 Twee opvattingen over de betekenis van het bestanddeel wederrechtelijk
Over de betekenis van wederrechtelijkheid zijn verschillende opvattingen mogelijk. Wij zullen nog zien (4.2.3) dat wetgever en rechtspraak bij
verschillende delictsomschrijvingen ook van verschillende opvattingen uitgaan.
1. Opvatting van een eng wederrechtelijkheidsbegrip.
Wederrechtelijkheid komt in de context de betekenis toe overeenkomstig de ratio van de desbetreffende bepaling. Deze specifieke
betekenis wordt door middel van een teleologische interpretatiemethode uit de delictsomschrijving afgeleid (3.3.2).
Denk aan art. 350 over vernieling. Wederrechtelijk heeft hier de betekenis van 'zonder toestemming van de rechthebbende'.
Benadrukt wordt dat in iedere strafbepaling wederrechtelijkheid een eigen, specifieke, betekenis toekomst. Dit komt neer op het
toekennen van een beperkte, enge betekenis aan het begrip omdat het van het ruime scala wederrechtelijkheid in het algemeen slechts
één bepaald facet vertegenwoordigt.
Van Veen heeft daarom de term 'facetwederrechtelijkheid' geïntroduceerd.
2. Tegenover de facetwederrechtelijkheid staat een opvatting die de wederrechtelijkheid zeer ruim interpreteert, namelijk als 'strijd met
het objectieve recht'.
Hier is de wederrechtelijkheid, waar ze als bestanddeel is opgenomen, steeds min of meer gelijk aan de betekenis van het element
wederrechtelijkheid.
Wederrechtelijkheid kan dan worden bewezen, zodra kan worden vastgesteld, dat de gedraging is strijd is met de normen van behoren,
van maatschappelijke betamelijkheid en dus met het objectieve recht.
, Dit betekent een grotere reikwijdte van de strafbaarheid.
Toch gaat hem niet om op grond hiervan voorbij te zien aan het feit dat de wetgever per delictsomschrijving een bepaalde bedoeling
heeft met het daarin vervatte woord 'wederrechtelijkheid.
4.2.3 De invulling van het bestanddeel wederrechtelijkheid in de rechtspraak bij verschillende soorten delicten
a. Ruime opvatting bij de vermogensdelicten
De ruime opvatting wordt toegepast in gevallen waarin de daders van vermogensdelicten, ook indien zij eventueel wel degelijk over een
zeker eigen recht beschikken, gebruik maken van een methode die op zichzelf onbehoorlijk is, zodat van de gehele gang van zaken rond
het feitelijk gebeurde niet kan worden gezegd dat deze de toets van het recht en wel het recht 'in de ruimste zin van het woord' kan
doorstaan.
Hierbij moet men zich realiseren dat de delictsomschrijving van oplichting slechts een fragment behelst van de veel ruimere in de
maatschappij levende norm die elke vorm van bedrog verbiedt.
De HR interpreteert het bestanddeel wederrechtelijkheid hier ruim.
Voorbeeld:
In dit geval was poging tot afpersing van geldbedragen gedaan door middel van een dreigbrief, waarbij de schrijver verklaarde ervan uit te zijn
gegaan recht te hebben op het geld.
De HR oordeelde dat requirant beseft moet hebben dat (ook als hij van mening was gerechtigd te zijn op het geld) de grenzen van het
maatschappelijk betamelijke met het schrijven van de brieven verre overschreed.
b. Andere delicten waarbij een ruime opvatting wordt toegepast
Hierbij gaat het niet om situaties waarin een op zichzelf bestaand (of ingeroepen) eigen vermogensrecht door een ruimere betekenis van
wederrechtelijkheid wordt overvleugeld, maar waarin hooguit enig subjectief belang in het spel is dat door de verdachte op een andere,
niet strafbaar gestelde, wijze had moeten worden behartigd.
Voorbeeld:
Denk aan het recht op belaging ('stalking); dit houdt in het wederrechtelijk stelselmatig inbreuk maken op een anders persoonlijke levenssfeer.
Wederrechtelijkheid is ook aangenomen in een geval van iemand die zijn ex-partner met veel telefoontjes en bedreiging belaagde teneinde de
contacten met zijn kinderen te kunnen onderhouden, een op zichzelf erkend belang.
Het zal in het kader van het ruime begrip van de wederrechtelijkheid niet erg moeilijk zijn nog andere belangen te noemen die zijn geschonden;
privacy etc. Om tot de conclusie van wederrechtelijk gedrag te komen.
c. Delicten waarbij de enge opvatting wordt gebruikt
De facetwederrechtelijkheid wordt gehanteerd waar de wetgever zelf met een andere term dan 'wederrechtelijkheid' slechts een
bepaald facet van de wederrechtelijkheid tot uitdrukking heeft gebracht (370; 'met overschrijding van zijn bevoegdheid').
Ook wordt in sommige delictsomschrijvingen waar wel 'wederrechtelijkheid' is benoemd, dit eng geïnterpreteerd. In art. 173a en 173b
wordt met wederrechtelijk 'zonder vergunning' bedoeld.
4.2.4 Wederrechtelijkheid als bestanddeel en beroepen op rechtvaardigingsgronden
De heersende opvatting luidt dat in het geval de wederrechtelijkheid in de delictsomschrijving is opgenomen het honoreren van een
rechtvaardigingsgrond in beginsel steeds moet leiden tot vrijspraak.
Zeker bij een ruime opvatting van wederrechtelijkheid moeten we ervan uitgaan dat daarin alle (on)rechtmatigheidsaspecten zijn verdisconteerd.
De wederrechtelijkheid komt aan het gedrag te ontvallen, hetgeen betekent dat het ten laste gelegde niet bewezen kan worden.
Alleen wanneer de wederrechtelijkheid niet in de delictsomschrijving is opgenomen, leidt in deze opvatting een rechtvaardigingsgrond tot OVAR.
4.3 Het ontbreken van de wederrechtelijkheid
4.3.1 Formele en materiële wederrechtelijkheid
Eerder hebben we gezegd; het vervullen van de delictsomschrijving levert het vermoeden van wederrechtelijkheid op. In sommige gevallen kan
echter toch de wederrechtelijkheid ontbreken.
Het antwoord op de vraag in welke gevallen dit vermoeden kan worden opgeheven, bestaan 2 hoofdopvattingen;
1. De leer van de formele wederrechtelijkheid stelt dat degene die de strafwet overtreedt, hierbij ook wederrechtelijk handelt, tenzij de wet
zélf de wederrechtelijkheid met zoveel woorden opheft. Dit zijn de wettelijke rechtvaardigingsgronden of rechtvaardigende
strafuitsluitingsgronden.
De algemene rechtvaardigingsgronden (noodtoestand, noodweer, ambtelijk bevel en wettelijk voorschrift) zijn limitatief opgesomd in 40
e.v.
Deze leer schiet in onze ogen tekort. In een aantal gevallen voorziet de wettelijke bepaling niet en spreken de feitelijke omstandigheden
, de wederrechtelijkheid tegen.
2. De leer van de materiële wederrechtelijkheid staat er tegenover.
Van het ontbreken van de materiële wederrechtelijkheid is sprake wanneer de wederrechtelijkheid van een daad ontbreekt op gronden
die niet rechtstreeks door de wetgever zijn voorzien.
Voorbeeld; Veearts-arrest.
In het vervolg staan we stil bij een viertal doctrine en manieren om tot het oordeel te komen dat de wederrechtelijkheid in materiële zin ontbreekt,
zonder dat de formele wet voorziet in een grond waarop de gedraging als gerechtvaardigd kan worden aangemerkt. Dit zijn: de leer van het
ontbreken van de materiële wederrechtelijkheid, de leer van de sociale adequatie, de leer van de subsocialiteit en de creatieve interpretatie.
4.3.2 De leer van de materiële wederrechtelijkheid
Deze komt er in feit op neer dat onder uitzonderlijke omstandigheden een beroep kan worden gedaan op de buitenwettelijke
rechtvaardigingsgrond; afwezigheid van de materiële wederrechtelijkheid.
Volgens Van Hattum spreekt het welhaast vanzelf dat onze wetgever de materiële wederrechtelijkheidsleer allerminst voor ogen heeft gestaan,
immers in 1816 werd ongeschreven recht nog nauwelijks geduld. Deze gedachtegang is inmiddels sterk veranderd. Een exponent is de uitbreiding
van de privaatrechtelijke onrechtmatige daad en sporen hiervan zien we in het Veearts-arrest.
Wat moet hieronder worden verstaan? In de dogmatiek is hiervan sprake als met een redelijk middel of met redelijke middelen een redelijk doel is
nagestreefd. Wat de veearts in het arrest heeft gedaan paste precies in de geest en ratio van het 'geschonden' art. 82 Veewet.
Anders gezegd: door de wet te overtreden wordt de aan de wet ten grondslag liggende norm juist vervuld.
Het oordeel dat het eigenmachtig optreden te beschouwen is als een redelijk middel rust per definitie op een eigen, subjectieve beoordeling.
Hier staat evenwel tegenover dat het voortbestaan van een ongewenste situatie om nieuwe initiatieven vraagt. Dit verschaft aan initiatiefnemers
tot op zekere hoogte enige legitimiteit, mits zij in hun handelingen binnen redelijke grenzen blijven.
Volgens Langemeijer kan iets alleen onder afwezigheid van de materiële wederrechtelijkheid vallen: 'wanneer een onder een delictsomschrijving
vallend gedrag een zó tastbaar voordeel, bezien van het standpunt der rechtsorde, oplevert dat dit tegen het nadeel van de strijd met de wet
opweegt'.
Daar waar slechts gezegd kan worden dat het gedrag geen schade oplevert, is voor de rechtsorde te gering.
Het enkele feit dat in gevallen waarin een beroep wordt gedaan nu eenmaal wél de wet is overtreden, is echter een groot obstakel gebleven voor
de toepassing voor de HR.
De rechtspraak eist voor de toepassing van de leer van de materiële wederrechtelijkheid minstens; dat er sprake is van een redelijk middel tot een
redelijk doel, waarbij het doel een evident voordeel voor de rechtsorde moet betekenen (Langemeijer), waarbij zoveel mogelijk een belang wordt
beschermd dat in het verlengde van het door de wet beschermde belang ligt (Veearts) en waarbij het middel onmisbaar en niet vervangbaar door
een ander middel is (subsidiariteitsbeginsel).
Intussen maakt de buitengewoon karige praktijk van deze leer duidelijk dat het vermoeden van wederrechtelijkheid amper te weerleggen valt langs
buitenwettelijke wegen.
4.3.3 De leer van de sociale adequatie
De leer van de sociale adequatie is (ander dan het juridische karakter van materiële wederrechtelijkheid) primair van rechtssociologische aard en
neemt als vertrekpunt de menselijke handeling in de sociale context waartoe deze behoort en waaraan deze zijn betekenis ontleent.
Handelingen die passen in het verwachtingspatroon van de maatschappelijke participanten, zijn adequaat en functioneel te noemen binnen de
historisch bepaalde maatschappelijke orde.
Op alle terreinen waar maatschappelijke functies worden uitgeoefend spelen specifieke normen mede een belangrijke rol.
Dit is de achtergrond van de 'Garantenstellung', inhoudende een zwaardere verantwoordelijkheid welke bijvoorbeeld rust op de beroepschauffeur
en de medicus. Denk aan het Verpleegster-arrest waar een verzwaarde verantwoordelijkheid werd aangenomen.
Omgekeerd geeft een bepaalde maatschappelijke functie ook een zekere vrijheid van handelen, mits dit handelen functioneel bijdraagt aan,
althans past in het maatschappelijke patroon. Zo worden in het kader van de sportbeoefening allerlei handelingen, hoewel deze een ander pijn of
letsel toebrengen, als onvermijdelijk en dus als acceptabel beschouwd. Ook in de verkeerssituatie gaat het om een goede wisselwerking en af en
toe zullen onverwachte situaties zich voordoen waarbij ter plekke een sprong moet worden genomen. Het nemen van een zeker risico is daarbij
nimmer uit te sluiten. De strafwet heeft zulks (zo is de gedachte) te respecteren.
De rechtsfilosoof Ter Heide ziet de samenleving als een zeer gecompliceerd 'speelveld' met talloze deelstructuren, waarin het handelen van
mensen met elkaar planmatig en volgens patronen verloopt.
, Het sociaal adequate karakter van bepaalde gedragingen moge in veel gevallen niet voldoende zijn om de gedraging te rechtvaardigen en daarmee
de strafbaarheid van het feit op te heffen, wel kan het reden zijn te komen tot een lagere of minimale bestraffing.
Het zijn de bijzondere bedoelingen van de wetsovertreder in het kader van diens sociale verantwoordelijkheid, die daartoe de doorslag geven.
4.3.4 Vrij's leer van de subsocialiteit
Bij zijn afscheid als hoogleraar heeft Vrij de gedachte ontwikkeld om naast wederrechtelijkheid en schuld een derde algemene voorwaarde voor
strafbaarheid te onderkennen. Dat zou als een element van het delict moeten worden gezien. Vrij noemt dit de subsocialiteit.
De subsocialiteit van een delict is het gevaar dat door de verwekelijking ervan voor de samenleving in het leven is geroepen. Dit gevaar bestaat uit
verschillende lagen. Namelijk het gevaar voor herhaling door de dader zelf, het gevaar voor onvoldaanheid van het slachtoffer, het gevaar voor
navolgingsgedrang bij derden en het gevaar voor ontdaanheid bij vierden.
De strafdoelen lijken in sterke mate met de door Vrij genoemde gevaren overeen te komen.
Vaak wordt aan een verminderd toerekenbaar persoon naast de tbs een lange gevangenisstraf opgelegd terug te voeren naar de geschokte
samenleving (ontdaanheid bij vierden). De vergeldingsgedachte staat dan voorop. Andersom pleegt straf achterwege te blijven in min of meer
'gevaarloze' situaties.
Vrij's gedachtegang om het gevaarselement te beschouwen als stilzwijgend element dat tot het delict zelf behoort, gaat velen te ver.
Strafproces-technisch uitgedrukt betreft de leer van de materiële wederrechtelijkheid de tweede vraag van 350 Sv en de leer van de subsocialiteit
de vierde vraag.
4.3.5 De 'creatieve interpretatie'
De drie eerder besproken benaderingen zijn naar juridische maatstaven te vrijblijvend bevonden en in die zin te bevorderlijk voor rechterlijke
willekeur.
Een in het algemeen betere oplossing voor het geval er grond is de wederrechtelijkheid te betwisten, houdt in dat de rechter in de wettelijke
delictsomschrijving één of meer aspecten van wederrechtelijkheid 'inleest'. Dit is de methode van de 'creatieve interpretatie'. Deze normen kunnen
de aan de strafbaarstelling ten grondslag liggende normen nader aanvullen, doen inkrimpen dan wel geheel vervangen.
Bij terzijdestelling van de strafrechtelijke norm spreekt Remmelink van een 'contrariërende' norm en bij inlezing van een aspect spreekt hij van een
'interveniërende' norm.
Voorbeeld contrariërende norm: het dienst nemen bij de vijand gedurende de oorlog, op zichzelf een ernstig misdrijf, maar een enkele keer met het
uitdrukkelijke doel om juist vaderlandslievende belangen te dienen.
Een ander voorbeeld is het uitoefenen van lichamelijke tucht op kinderen door ouders, hoewel dit letterlijk onder mishandeling zou vallen.
Hetzelfde geldt voor de arts die overeenkomstig de regels van zijn beroepskunst handelt en niet onder de strafbaarstelling van mishandeling valt.
Bij interveniërende normen gaat het om het inlezen van een aspect van de wederrechtelijkheid.
De herkomst van de interveniërende normen kan divers zijn. In de eerste plaats kan het de strafwet zelf zijn die aan de interpretatie van de
onderliggende norm een specifieke, restrictieve betekenis geeft. Dit moet dan ook in de bepaling worden gelezen als specifieke betekenis van de
facetwederrechtelijkheid.
In de tweede plaats kan de wederrechtelijkheid door buiten het strafrecht gelegen wettelijke bepalingen nader worden geprofileerd en
geclausuleerd; deze normen zijn neergelegd in andere wetten.
In de derde plaats kan sprake zijn van ongeschreven maatschappelijke normen die een veroorlovende lading hebben en als zodanig de werking van
de delictsomschrijving beïnvloeden.
Als groot voordeel van de creatieve interpretatie boven andere benaderingen wordt gezien dat door de rechter dichter bij de wettekst wordt
gebleven.
De rechter loopt minder het risico in maatschappelijke discussies te worden betrokken.
4.4 Enkele erkende uitzonderingsgebieden
De vorige paragraaf handelde over de in dogmatiek en rechtspraak gezochte wegen die tot het oordeel kunnen leiden dat een bepaalde gedraging
niet wederrechtelijk is geweest, want gerechtvaardigd was. Hoe zit het nu naar geldend recht?
De drie als eerst besproken routes bleken niet levensvatbaar als methoden. Wél is erkend de methode van de creatieve interpretatie van de
delictsomschrijving. Daarnaast zijn bijzondere, dus voor beperkte categorieën daders en gevallen geschapen, excepties aanvaard. Daarvan worden
nu de belangrijkste besproken.
Remmelink noemt een aantal min of meer stereotiepe gedragingen ten aanzien waarvan ons strafrecht een zekere traditie kent van algemene
aanvaarding en strafrechtelijke rechtvaardiging. Te denken valt aan handelen met toestemming van de gelaedeerde van het strafbare feit,
optreden krachtens tuchtigingsrecht en ingrijpen krachtens beroepsrecht.
Deze voorbeelden behoren tot een samenleving die niet stil staat.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller isajumelet1. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $11.91. You're not tied to anything after your purchase.