Deze samenvatting bevat de leerstof en de lesnotities van de colleges 1 t.e.m. 4 van het van Management, gegeven in het 3e jaar (interieur)architectuur in Brussel en Gent.
Management College 1 20/02/2023
1. Inleiding
Belangrijk om te snappen wat de onderliggende mechanismen van je vak zijn.
Er zijn 8 hoofdcolleges, met 3 delen per colleges, om de 4 colleges komt er een intermezzo-college
(om vragen en actua te behandelen).
College 1: grote lijnen
College 2: Geld
College 3: gezinnen:
College 4: ondernemen
Intermezzo 1
College 5: bedrijven
College 6: management
College 7: handel
College 8: bouwsector
Intermezzo 2
ECONOMIE = SOCIALE WETENSCHAP
➔ is geen exacte wetenschap, afhankelijk van samenspel van mensen, dynamische samenspel,
politiek-maatschappelijk, resultante van veranderlijke denkkaders geen enkel persoon past
perfect binnenin een theorie, onze socio-economische context verandert steeds, mensen
zijn niet rationeel (grotendeels tot op bepaald niveau), en ze zijn ook niet voorspelbaar.
Economie heeft veel meer raakvlakken met recht dan met wiskunde (juist of fout)
MAAR: er zijn zaken die exact kunnen berekend kunnen worden (intrest, rendement, heffing
etc.)
DUS: economie is zoals de mens rationeel en emotioneel tegelijkertijd.
Definitie economie:
Schaarste (beukte hoeveelheden middelen) en keuzeproblemen (veelheid) = het economisch
probleem
Kernbegrippen
• Micro economie: economie op kleine schaal (lokale markten, ruilhandel)
• Macro economie: op grote schaal (land, sector…)
• Behoeften:
o Verlangens van mensen
o Vervulling door schaarste in te vullen
o Substitueer (behoefte op andere manier te vervullen)
1
, o Het nut van een goed is subjectief (eigen voorkeur, waardes variëren per
persoon)
o Economie is neutraal en oordeelt niet over de behoeften van mensen (maar
biedt het gewoon aan), daarom zit er politiek achter om dit volgens onze
waarden en normen te sturen
o Welvaart= behoeften van mensen worden ingevuld met middelen (die schaars
zijn)
o Welzijn= welvaart en vervulling met niet meetbare behoeften (liefde, tijd,
vrienden…)
• Productiefactoren
1. Arbeid (hoeveel mensen zijn er? Hoe productief zijn we? Hoe lang werken we?)
2. Natuur (productiefactor, input, ruimteschepen, recreatieve functie, afval
ontvangend, klimaat…)
3. Kapitaal (middel, indirecte behoeftevulling, immaterieel, nodig voor zaken te
verkrijgen die nodig zijn)
• Goederen
o Gericht op behoeftevervulling
o Ze zijn schaars, ze worden gevormd op vraag
o Duurzaam of niet-duurzaam
o Consumptiegoed is niet-duurzaam, directe bevrediging
o Investeringsgoed is duurzaam, om slim mee om te gaan, waar we iets aan
hebben MAAR ook niet-duurzaam (eenmalig gebruik bv printerinkt)
o Finale goederen (eindproduct) of intermediair goed (tussenproduct)
Soorten spelers:
• Gezinnen: belangrijk voor het welzijn van een land
• Bedrijven: samenbrengen van productiefactoren en toegevoegde waarde maken
• Overheid: vormt kader, wetten, regels, binnen de economie, en consequenties zodat er
eerlijke concurrentie mogelijk is.
b. Theorie
De context is belangrijk om de economie te bepalen, wat is er aan de hand? Corona, hoe regeert de
overheid, wat is de sociale context?
De economische stromingen
De voorlopers (van denkwijzen) tot 1750
• Mercantilisme: inzichten en economische gedachte, maar economie bestond nog niet als
discipline telkens focus op één aspect en werd nog niet samen bekeken (tot ongeveer 1750).
Er was een obsessie met edelmetalen (goud, zilver), doel was om zoveel mogelijk te
exporteren, zo weinig mogelijk importeren (veel winst maken). Alles wat eruit voorkomt is
nationalisme en protectionisme (basis van een koloniaal (westers) systeem), enkel op eigen
land en welvaart focussen (niet samenwerken met andere landen). Hedendaags voorbeeld is
Trump.
• Fysiocratie: obsessie met landbouwgrond en bouwgrond, natuur was basis voor de rijkdom,
ambacht en handel was steriel, er was vrije prijsvorming, voorstander om
2
, landbouwproductie te maximaliseren (ook samenwerken), geen lijfeigendommen maar
privébezit van gronden en maximaal werken.
Klassieke school (1775-1875)
Adam Smith: de vader van economie als een volwaardig discipline. ‘Laisser-faire’, invisible hand, hij
vormde startpunt van economische wetenschap. Voorstander van vrijhandel, belang van
specialisatie, arbeidsverdeling en samenwerking benadrukken. De zaken die hij introduceerde zijn
tot op de dag vandaag terug te vinden in onze economie.
Neoklassieke school (1875-heden)
Statistiek en wiskunde in het vak economie, men gaat modellen en voorspellingen maken. Heel
Angelsaksisch (Britten en Amerikanen hechten zich erg aan de economische modellen).
Oostenrijkse school veroorzaakt onzekerheid in voorspellingen en focust eerder op grote lijnen van
economie.
Keynesiaanse school (1936-heden)
Gebaseerd op John Keynes, wijst klassieke macro-economie af. Massale crash van Wallstreet (Greet
Depression), de overheid moest ingrijpen in een plotse ommekeer in de economie (gelijk corona).
Als er een breuk is in de cycli van de economie, moet overheid ingrijpen (begroting dient als motor,
anticyclisch budget). Koopkracht stimuleren zodat er een vraag-economie is. In jaren 70 waren
zware crisis jaren, de economie groeide niet, het model was kapot, bedrijven waren niet meer
competitief doordat de economie te makkelijk is. Milton Friedman herstelde dit zowat met zijn
theorie om te focussen op de spelers in de markt en de wisselwerking en spanning tussen een
aanbodeconomie en vraageconomie.
Marxistische school (1845-1989 val van de muur)
Karl Marx als grondlegger, communistisch manifest. Centrale besturing van productiefactoren,
enkel arbeid had een waarde. Afschaffing van privébezitting, iedereen mag op gelijke manier handel
maken. Centrale comités met grote plannen voor lang termijn. Was vaag en resulteerde in
humanitair en ecologische catastrofe. Enkele landen die in een communistische samenleving
overleven: Cuba, China, USSR, Noord-Korea (maar is duidelijk dat die maatschappij niet het beste
is).
Verbanden tussen de economie en de westerse geschiedenis van economie. (zieppt)
Onze colleges verstrekken zich vanuit de (neo)klassieke school, die is vandaag dominant in onze
cultuur, we zijn opzoek naar het beste systeem, en een evenwicht. Andere stromingen blijven ook
aanwezig omdat er hier ook een denkstroming wordt gezocht naar een goede economie (marxisme
en Keyensiaans).
Maar er zijn ook veel lokale varianten (zoals EU, China, Rusland (Crony capitalism (doet zich voor als
vrije markt, maar overheid is hefboom voor bepaalde instellingen)))
Hedendaagse nieuwe uitdagingen zijn ongelijkheidskloof herstellen, klimaatveranderingen, en
afbrokkelende democratie en isolationisme (laatste is zeer grote uitdaging, zoals in Rusland, landen
die maximaal op zichzelf kunnen staan en oorlogen starten met derden (zoals China, Rusland en
Amerika (met Trump)).
De economische orde
3
, Orde is centrale mechanisme waar samenleving op drijft.
3 aspecten hoe die orde in elkaar zit:
1. Allocatiemechanisme: hoe vinden mensen, middelen en goederen hun weg?
2. Eigendomsrechten: wie of wat bezit arbeid, kapitaal en goederen?
3. Centrale drijfveer: in wiens belang?
1. Allocatiemechanisme
Je kan dit onderverdelen op een schaal. Een pure zuivere markteconomie bestaat gewoon niet.
Er is in de economie altijd een link met het politiek systeem.
Liberalisme is niet libertarisme!!!
(zie ppt voor beeld)
2. Eigendomsrecht
• Kapitalisme: privébezit, basis van vrije en democratische systemen
• Communisme: alles in bezit van de staat, collectivisme in variant, sommige coöperaties
kunnen ook bepaalde zaken bezitten.
Een privaat eigendomsrecht is fundamenteel als ingrediënt voor een vrije democratie.
3. Centrale drijfveer
• Liberalisme: individuele ontwikkeling, rechtten van individu staat centraal, niet de staat
• Collectivisme: vooruitgang van de staat, de rechten van de staat staan centraal, individuen
zijn ondergeschikt aan de staat.
Waarom stortten deze communistische staten dan in?
➔ Ze bleken inefficiënt te zijn, veel minder creativiteit om maatschappij op te bouwen, ook
hield de planeconomie geen rekening met huidige situaties van de economie op kort
termijn, er wordt geen rekening gehouden met de nood van individuen of lokalere groepen.
➔ Ze waren gestoeld op onoverzienbare menselijke tragedies. Uitroeien van intellectuelen,
massale hongersnood (collectieve landbouw), slavenkampen om economie te stutten
➔ Was politiek instabiel, bevolking onderdrukken, instelling waren corrupt (politieke
voorkeur).
Dit werd allemaal in boeken geschreven zoals: Black Book of Communism / The Gulag Archipelago.
Waarom zijn democratische vrijmarkten dan dominant geworden?
➔ Ze zijn een combi van vrije markt en overheidsingrijpen waar ze tekortschiet. Privaat
initiatief wordt aangemoedigd, creativiteit wordt gestimuleerd, economische output wordt
afgesteld op vraag van de mens.
➔ Draagt fundamenteel bij tot welvaart en welzijn van de mens. Armoede brokkelt af in snel
tempo, analfabetisme verdwijnt, levensverwachting stijgt.
➔ Politiek stabiel (relatief gezien), heeft een representatieve democratie, al bij al blijft deze
zeer sterk. Maatschappij evolueert mee met tendensen, anders krijgen we spanningen en
radicale situaties.
Grafieken tonen aan dat er doorheen de jaren een sterke verbetering is van democratie, inkomen,
armoede, hongersnood, scholingsgraad, geleerden, verwijdering van kinderarbeid, moedersterfte
4
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller studeermaatje. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $8.82. You're not tied to anything after your purchase.