100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
College aantekeningen Psychisch functioneren en cognitie (M_BPFC16) $6.44   Add to cart

Class notes

College aantekeningen Psychisch functioneren en cognitie (M_BPFC16)

 11 views  0 purchase
  • Course
  • Institution

In dit document staan alle uitwerkingen van de hoorcolleges, practica en studiegroepen van het vak psychisch functioneren & cognitie.

Preview 4 out of 83  pages

  • June 3, 2023
  • 83
  • 2022/2023
  • Class notes
  • Mw. dr. m.h. klumpers
  • All classes
avatar-seller
Psychisch functioneren en cognitie
Week 1 Psychiatrisch onderzoek en stemmingsstoornissen
Dinsdag 9 mei

HC Inleiding cursus:
Positionering zorgaanbod voor psychische klachten
1. Huisarts (praktijkondersteuner GGZ in huisartsenpraktijk)
2. Basis GGZ (BGGZ)
a. Verpleegkundig specialist
b. Psycholoog
3. Specialistische GGZ (SGGZ) (monodisciplinair)
a. Psycholoog/psychotherapeut
b. Psychiater
4. Specialistische GGZ (SGGZ) (multidisciplinair/instelling)
a. GGZ (topGGZ)
b. Algemeen ziekenhuis (PAAZ of MPU/PMU)
c. Academisch ziekenhuis



HC Stress en burn-out:
Wat is stress?
Een stressvrij leven bestaat niet, omdat er altijd dingen in het leven gebeuren die je niet kan
voorspellen en waar je je niet op kan voorbereiden.
De stressparadox laat zien dat stress aan de ene kant nuttig is, het is de spice of life. De andere kant
is dat stress ook nadelen heeft, namelijk als men veel stress krijgt dat het lijden en ziekte kan
veroorzaken.
Stress gaat over wat je meemaakt, maar ook over hoe je erop reageert.

Jeugdtrauma geeft een bepaalde kwetsbaarheid voor zowel lichamelijke als geestelijke problemen in
de rest van het leven. Jeugdtrauma leidt vaak tot PTSS, maar het kan ook leiden tot depressie of een
persoonlijkheidsstoornis. Het is nog niet zeker of er op volwassen leeftijd nog een behandeling hiervan
mogelijk is.
Er worden onderzoeken gedaan naar de behandeling van jeugdtrauma, zogenaandem RESET
studies. Hierbij worden GR-blokkers (mifepriston) vergeleken met placebo. Er wordt gekeken of de
depressie verminderd binnen een week.

Burn-out
De DSM-5 is een classificatiesysteem voor psychische klachten, het is niet direct een diagnose. De
DSM-5 is dus geen gouden standaard.
Burn-out staat niet in de DSM-5.
Er is een grote overlap van burn-out en depressie. Dit maakt het stellen van een goede diagnose des
te ingewikkelder.

Burn-out klachten




Er zijn een aantal problemen van burn-outklachten:
1. Geen relatie met burn-out
2. 142 definities van afkapwaardes

, 3. Aandoening is nooit met een vragenlijst vast te stellen
a. Vragenlijsten overschatten de prevalentie van een ziekte
4. Wanneer is er sprake van ziekte?

Stress staat centraal bij een burn-out. NHG zegt het volgende over een burn-out: “Overspanning en
burn-out zijn het gevolg van overbelasting door een of meer stressoren waarbij de stresshantering
(coping) onvoldoende toereikend is.”
Ieder mens heeft een uniek stressprofiel.




Het stresssysteem wordt bij ieder mens door een andere oorzaak getriggerd en uit zich ook bij ieder
persoon verschillend. Er is op verschillende domeinen te meten waar het misgaat in de
stressdynamica.



HC Psychiatrisch onderzoek:
Wat is normaal?
Normaal is hoe we dat met elkaar definiëren. In een bepaalde populatie kan iets normaal zijn, terwijl
het in een andere populatie afwijkend is. Normaal is dus een statische norm, een populatienorm
(sociaal culturele context) of een individuele norm (net zo willen zijn als anderen/zelfstandig
functioneren/juiste perceptie van de werkelijkheid).

Definitie van een stoornis
We beslissen dus ook met zijn allen wanneer iets afwijkend is en wanneer iets een stoornis is. in de
DSM-III werd homoseksualiteit bijvoorbeeld gedefinieerd als een stoornis. Soms moet er een
behandeling komen voor een stoornis, maar dan moet het wel eerst officieel zo worden gezien in de
DSM, posttraumatische stress-stoornis, is op deze manier opgenomen in de DSM-5.
Ziektekostenverzekeringen vergoeden zo bepaalde ziektes wel en andere niet. DSM staat voor
diagnostic statistic manual, waarin hoofdclassificaties staan van symptomen die samen een syndroom
maken. De DSM is ingedeeld op basis van classificatie en van het diagnosticeren van de psychische
aandoeningen, waarbij met de volgende punten rekening wordt gehouden:
- Classificatie = standaardiseren (syndroom diagnose op basis van kernsymptomen)
o Categoriaal: ziek/niet ziek
o Dimensioneel: continuum
- Diagnosticeren = verklaren, begrijpen (symptomen in samenhang)
o Oorzaken (lichamelijk, psychisch, sociale context)
o Sterke en zwakke kanten persoon
o Prognose

DSM-5
De DSM-5 is een classificatiesysteem.
 Waarneembare fenomenen
 Classificatie gedrag op basis van klachten en verschijnselen
 Symptomen en syndromen
 Op grond van expertkennis en patiëntervaringen
 Streven naar objectivering/validatie van samenhang (voor onderzoek onder andere)
 Neutraal over etiologie/pathogenese/theorie (behalve als het door een trauma komt)
 Ernst en mate van disfunctioneren zijn belangrijk

,Overweeg altijd dat deze indelingen nooit samenvallen met een natuurlijke ordening in de
werkelijkheid. We moeten ons tevreden stellen met een ladekast waarin we gemakkelijk terugvinden
wat we willen beschouwen, meer hebben we niet te doen.

Classificatie
Er zijn verschillende symptomen binnen de psychiatrie, bijvoorbeeld een depressief symptoom. Deze
symptomen worden onderscheiden in drie subcategorieën:
- Affectieve symptomen: het voelen
- Cognitieve symptomen: het kennen
- Conatieve symptomen: het willen of de aandrift
Deze symptomen vormen samen een syndroomdiagnose. We spreken van een syndroom als de
symptomen een bepaalde tijd aanwezig zijn.
Of een syndroom tot uiting komt, wordt bepaald door:
- Luxerende factoren: bijvoorbeeld middelengebruik of de uitbraak van het coronavirus
- Onderhoudende factoren: bijvoorbeeld geldtekort wat leidt tot stress of angstklachten
- Predisponerende factoren: bijvoorbeeld familiaire aanleg

De combinatie van deze factoren en het syndroom leidt tot het vormen van een structuurdiagnose. Dat
zegt veel meer over hoe iemand in elkaar zit. Ook de sterke en zwakke punten worden hierbij
aangegeven (waarbij is hulp nodig?). Hieruit volgt de classificatie in de DSM-5 en hieruit volgt dan
weer het behandelplan.

Positionering zorgaanbod bij psychische klachten
1. Huisarts
a. Praktijk Ondersteuner GGZ in Huisartspraktijk (POH)
2. Basis GGZ (BGGZ)
a. Verpleegkundig specialist
b. Psycholoog
3. Specialistische GGZ (SGGZ)
a. Monodisciplinair:
i. Psycholoog/psychotherapeut
ii. Psychiater
b. Multidisciplinair (instelling):
i. GGZ
ii. Algemeen ziekenhuis (PAAZ of MPU)

Het psychiatrisch onderzoek
Een goed gesprek met de buurvrouw is goed om emoties los te laten, echter is het verschil met een
goed gesprek met een geschoold iemand dat je een bepaalde methodiek leert om na te denken over
je problemen. In een goed gesprek wordt aandacht besteed aan:
 De anamnese: “Wat is er aan de hand?”
o De speciële anamnese (geschiedenis van de klacht, het beloop)
o Algemene anamnese (zeefvragen naar andere stoornissen)
o Psychiatrische voorgeschiedenis en familie: psychiatrische stoornissen hebben de neiging
om terug te keren in families
o Lichamelijke klachten
o Sociaal-maatschappelijke context (werk, relatie, vrije tijd)
o Biografie: waar komt iemand vandaan, hoe is de persoon opgegroeid?
o Hetero-anamnese
 Psychiatrisch onderzoek: status mentalis
o Cognitief, affectief, conatief
 Diagnose en classificatie
o Je kan ook andersom redeneren: vanuit de classificaties gericht vragen stellen aan de
patiënt

, Elementen van het psychiatrisch onderzoek
Het psychiatrisch onderzoek wordt ook wel het bepalen van de status mentalis genoemd. Je beschrijft
iemand als in een film zonder geluid:
 De algemene indruk is de eerste indruk die je van een persoon krijgt. Let hierbij op:
o Het uiterlijk: verzorgd of onverzorgd, oogt iemand jonger of ouder dan zijn
kalenderleeftijd?
o Klachtenpresentatie: “Hoe presenteert de patiënt zijn klachten?”
 Beschuldigend
 Invoelend
 Klagend
o Gevoelens en reacties onderzoeker
o Contact en houding: let op hoe de patiënt contact maakt:
 Contact
 Maakt hij oogcontact? Zo ja, is dit dan lang of kort
 Rustig of onrustig
 Soort houding (intimiderend, ontspannen, gespannen, ongerust, afwijzend)
 De cognitieve functies gaan over het denken en het psychiatrisch bewustzijn. Deze wordt
gevormd door de helderheid en alertheid van de persoon. Hiervoor is met name belangrijk:
o Bewustzijn, aandacht en oriëntatie:
 Bewustzijn
 Aandacht en concentratie (trekken en behouden)
 Oriëntatie in tijd, plaats en persoon
 Geheugen en inprenting: weet de patiënt wat er gebeurd is en waar hij vandaan
komt? (korte/lange termijn)
o Intellectuele functies
 Oordeelsvermogen (staat iemand realistisch in het leven)
 Adequaat
 Gestoord/ingeperkt
 Ziekte-inzicht
 Abstractievermogen: kan iemand begrijpen wat je bedoelt met bijvoorbeeld
spreekwoorden. Het gaat dus met name over het denken op een hoger niveau
 Uitvoerende/executieve functies: kan iemand planningen maken
 Geschatte intelligentie: iemand met een lage intelligentie heeft een veel
magischer beeld van de werkelijkheid
 Taal en spraak
o Voorstellingsvermogen:
 Voorstelling (herbeleving als je iets naars hebt meegemaakt)
 Waarneming (hallucinaties): alle zintuigen kunnen dingen waarnemen en
hallucinaties geven: voelen (tactiel/haptisch), horen (akoestisch), zien (visueel),
proeven (gustatoir), ruiken (olfactoir)
 Zelfwaarneming (depersonalisatie/derealisatie)
o Denken:
 Vorm:
 Coherent of incoherent
 Tempo: versneld (manisch), vertraagd of combinatie
 Beloop en samenhang (denkstoornissen)
 Inhoud:
 (Dwang)gedachten
 Wanen: een waan is wanneer iemand de werkelijkheid anders
interpreteert. Hij of zij kan niet van het idee worden gebracht, ondanks al
het bewijs dat tegen de waan wordt ingebracht. Deze mensen zijn
achterdochtig.
 De affectieve functies gaan over de stemming van een persoon (het voelen).
o Stemming: dit zegt iets over hoe je je voelt over een langere termijn
 Manisch: alles is te
o Affect: het weer van de dag
 Aard
 Expressie
o Somatische klachten en verschijnselen:

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller diedebranderhorst. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $6.44. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

67474 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$6.44
  • (0)
  Add to cart