Bedrijfsorganisatie:
Begrippen:
FTE: full time-equivalent: rekeneenheid waarmee de omvang van een functie of persoonsterkte kan
worden uitgedrukt (1 FTE = een werkweek)
NGO: Niet-gouvermentele organisatie: organisatie die onafhankelijk is van de overheid en die richt
op maatschappelijk belang
HR(M): personeelszaken
CEO: chief executive officer: de bestuursvoorzitter
Organigram/organogram: schematische voorstellingen organisatie, kan je afleiden hoeveel
afdelingen er zijn.
Schareholder/Aandeelhouder: bezit deel van het bedrijf in vorm van aandelingen.
Stakeholder: heeft interesse in het bedrijf voor mogelijks andere redenen dan aandelen of financiële
appreciatie (bv. Werknemers, leveranciers, klanten,…)
Individueel werken VS. Samenwerken
Organisatie: elke vorm van menselijk samenwerken die gericht is op het bereiken van een
gemeenschappelijk doel.
Management: het besturen en beheren van die organisatie d.m.v. verschillende deeldisciplines
- Efficienter werken (hoeveel bereik je met hoe weinig middelen?)
- Effectiver weken (bereik je de doelstelling?)
Organisatie, bedrijf en onderneming
Organisatie + markt/concurrentie = bedrijf
Bedrijf + winst = onderneming
Onderneming > bedrijf > organisatie
, Omgevingsinvloeden
- De stakeholders (directe invloeden)
- Omgeving DESTEMP (demografie, economie, sociaal-cultureel, technologie, ecologie, markt,
politiek)
= checklist om te zien welk uit de samenleving en markt invloed kunnen hebben op de
organisatie.
Inleiding horizontale en verticale arbeidsverdeling
De structuur -> een onderneming heeft een organisatie
- Werkzaamheden worden gekoppeld aan bepaalde afdelingen en personen
- Verantwoordelijkheden worden vastgelegd, bevoegdheden en taken verdeeld over diezelfde
afdelingen en personen.
- Relaties en communicatie kanalen worden vastgelegd tussen die afdelingen en personen.
TBV = TVB
Taak: welke deeltaken zijn toegewezen (doen)
Bevoegdheid: recht om beslissingen te nemen (mogen)
Verantwoordelijkheid: plicht om de taak goed uit te voeren en erover te rapporteren (moeten)
Organieke structuur: werkzaamheden verdelen over functies en organen.
Personele structuur: opdrachten en bevoegdheden per personeelslid.
Horizontale arbeidsverdeling:
- Werkzaamheden of activiteiten verdelen in deeltaken en functies
- Deeltaken of functies toewijzen aan verschillende personen of afdelingen, divisies,
departementen.
SCHEMATISCH:
Taken
-> (functionalisatie: groeperen van taken)
Functies
-> (departementalisatie: afdelingen vormen)
Afdelingen
-> (grafisch: organigram)
Structuur
, Organigram beoordelen:
- Welke periode stamt het organigram?
- Is er sindsdien verandering in de organisatie?
Ja: wanneer, motief en hoe aanpassen
Nee: organisatie nog steeds stabiel?
- Hoeveel hiërarchische niveaus in de organisatie?
- Volgens welk criterium is organisatie gestructureerd?
(F-, P-, G-, D- structuur)
Functionele indeling
Productgerichte indeling (marktgerichte indeling)
Geografische indeling (“ “)
Doelgroepgerichte indeling (“ “)
1. Functionele indeling
- Aard van taak of opdracht = centraal
Gelijkaardige activiteiten/werkzaamheden samenvoegen
- Enkel intern georiënteerd
- Afdelingen vormen met verantwoordelijkheid voor een bepaald functioneel gebied
Bv. Administratie, verkoop, productie, financiën,…
VOORDELEN
Gelijksoortig werk gebundeld
o Medewerkers kunnen specialisatiegraad bereiken
o Minder fouten / grotere snelheid
Mogelijkheid tot aantrekken / opleiden specialisten
Iederen spreekt het zelfde vakjargon
Samenhorigheids gevoel -> motivatie
NADELEN
Eentonigheid -> sneller afwezigheid en personeelsverloop
2. Productgerichte indeling
Verticale verdeling:
- Hiërarchische relaties tussen afdelingen, divisies of departementen.
- Taken die gelijkwaardig zijn groeperen.
- Meest beleidsintensieve functies staan vanboven, uitvoeringsintensief meer naar beneden.
- Fm’er is de ‘vertaler’ tussen beide.
1 Lijnorganisatie
- Grondvorm van elke organisatie
- Eenheid van bevel
- Elke baas heeft maar 1 baas zelf
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller rubenbroekaert. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $6.98. You're not tied to anything after your purchase.