Het kan gaan over groeistoornissen in het algemeen; dat je veel te groot wordt of veel te klein blijft. Het kan ook gaan
over een stuk van je lichaam dat veel te groot wordt, BV: een hand, voet. Of over eens stuk dat veel te klein blijft.
1: definities
1.1: agenesie
= een orgaan is niet aangelegd. Dat je BV bij je nieren er maar 1 van de 2 hebt en van de andere nier is er niets te
bespeuren. Er is iets niet ontstaan (a = niet).
1.2: aplasie
Soms kan er wel een ‘klompje’ cellen worden gevonden maar dat absoluut nog niet lijkt op een orgaan. Dan vindt men
een stukje weefsel waar men vanuit gaat dat het BV een nier wordt. Het is niet verder ontwikkeld. Er is iets geen
celvermeerdering. (a = niet en plasie = celvermeerdering).
1.3: hypoplasie
Hypo = te weinig en plasie = celvermeerdering. Hier is BV de nier aangelegd en ontwikkeld tot een hele kleine nier. Het
is te klein gebleven, het is niet volledig uitgegroeid.
1.4: atrofie
Het orgaan is wel volledig uitgegroeid tot zijn normale grootte maar is het daarna weer gekrompen. BV: door dat er
bloed te kort was, is het orgaan weer gaan krimpen. = verkleining van een orgaan.
1.5: hypertrofie
Trofie = voeden (Grieks) en hyper = teveel. De cellen zijn veel te groot geworden, ze zijn overvoedt. Je orgaan is te
groot geworden omdat je cellen te dik zijn.
1.6: hyperplasie
Het orgaan is te groot geworden omdat er te veel cellen zijn bijgekomen. Hyper = teveel en plasie = vermeerdering.
Hier heb je een te grootte vermeerdering van het aantal cellen waardoor het orgaan te groot wordt.
1.7: dysplasie
De cellen beginnen raar te doen, ze krijgen een andere structuur en misschien een andere functie. Ze differentiëren
verkeerd. Het orgaan is aangelegd, uitgegroeid maar bij dysplasie beginnen er veranderingen te komen in de cellen of
weefsel van dat orgaan. Meestal niet positief.
1.8: metaplasie
De cellen differentiëren ook verkeerd, ze gaan naar een ander soort weefsel veranderen. Het is meestal uit
verdediging tegen andere stoffen. Als je heel vaak pikant of koud of warm eten eet, gaat het bovenste laagje van je
cellen in je slokdarm metaplaseren. Gaat het zich veranderen in een meerlagig celepitheel: verstevigen, verharden.
Dat het beter tegen die soort dingen kan. (even goed om zich te verdedigen, mag niet te lang blijven duren)
1.9: neoplasie
Voor aleer een cel zich kan veranderen in een ander weefsel (metaplasie), moet hij met zijn genetisch materiaal gaan
‘rammelen’ en dat is niet altijd positief. Cellen die metaplasie doen kunnen volledig ontregeld geraken en gaan niet
alleen van ander uiterlijk veranderen maar die gaan ook blijven delen, autonoom delen, agressief worden. Soms is het
zelfs in staat om zich te vermenigvuldigen en die nieuwe cellen laten uitzaaien naar de rest van het lichaam.
Een autonoom groeiend weefsel dat niet meer rekening houdt met de naburige cellen, agressief wordt en eventueel
andere cellen dood, dan spreekt men van een neoplasie.
1
, 2: oncologie
= de leer die zich bezig houdt met neoplasieën, de nieuwvormingen. Het houdt zich niet alleen bezig met goedaardige
tumoren of gezwellen maar ook met kwaadaardige of maligne gezwellen.
Tumor, gezwel of neoplasie = goed aardige gezwellen.
Kanker, carcinoom of maligniteit = kwaadaardige gezwellen.
Het belangrijkste onderwerp van oncologie is het onderscheidt maken tussen een goedaardige of kwaadaardige
gezwellen, het zegt iets over de prognose van de patiënt of welke behandeling de patiënt nodig heeft.
3: benigne versus maligne
Benigne = goedaardig en maligne = kwaadaardig. Het onderscheidt tussen goed en kwaadaardig wordt gemaakt in het
labo onder de microscoop. Men gaat naar de verschillende cellen van die kanker kijken.
Weefsel (histologie) Normaal Abnormaal of afwezig
(mooi in oorspronkelijke lijntjes) (helemaal door elkaar of helemaal andere
structuur gekregen)
Mitosen (celdeling) Gering (weinig) Veel
Groeisnelheid Langzaam en beperkt Snel en onbeperkt
Groeiwijze Expansief Invasief en destructief
(zoals een ballon, dat steeds dikker en (tumor vormt pootjes en gaat tussen de rest
dikker wordt, schuift ander weefsel op) v/h weefsel)
Begrenzing Scherp en ingekapseld Vaag, geen inkapseling (-> ruim uitsnijden)
(hele bol in 1 keer weg, blijft niets achter) (ook pootjes wegsnijden, blijft iets achter)
Recidief (herval) Zelden Vaak
Metastasen (uitzaaien) Nooit Als regel
Bloedvoorziening Gering (één of twee bloedvaatjes) Goed (heel veel bloedvaten, -> snel groeien)
Necrose (afsterven)/ Zelden Vaak (met bloeding)
ulceratie (niet goed
geneselijke wonden)
Algemene effecten Zelden Als regel (vermoeid, vermagerd..)
Satellietvorming Nee Ja (bolletjes rond het weefsel, uitzaaiing)
Oppervlakte Glad Onregelmatig, ulceratie, infectie
Begrenzing Door middel van kapsel Ingroei in de omgeving
Functie Normaal Veranderd
2
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller samboon1. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $6.50. You're not tied to anything after your purchase.