Rondom contractssluiting
Voor contractssluiting
In de precontractuele fase dient men op grond van Baris/Riezenkamp te onderhandelen op basis
van de redelijkheid en billijkheid en de goede trouw. Vroeger heerste de Plas/Valburg doctrine, met
de drie stadia van afbreken. Tegenwoordig is de leer zoals geformuleerd in CBB/JPO
doorslaggevend, waarbij het afbreken van onderhandeling is toegestaan, tenzij het onaanvaardbaar
is. Wanneer wordt afgebroken dient over het algemeen het positieve contractsbelang te worden
vergoed. In zowel CBB/JPO als Effectenlease staat de vraag centraal hoe partijen zich dienen te
gedragen in de precontractuele fase.
De rompovereenkomst dient de essentialia van de overeenkomst te bevatten.
3:296: De rechter kan voortzetting van onderhandelingen bevelen.
Hoe wordt iemand gebonden?
6:217: Een overeenkomst komt tot stand door een aanbod en aanvaarding daarvan:
a) Aanbod;
b) Aanvaarding;
c) Overeenkomst.
6:227: Het aanbod dient voldoende bepaalbaar te zijn, anders is het slechts een uitnodiging om in
onderhandeling te treden. Bij de aanvaarding is van belang dat hij vormvrij is, geldig en gericht is tot
de aanbieder.
6:224: De overeenkomst komt tot stand op basis van de genuanceerde ontvangsttheorie.
Bij intrekken gaat het om 3:37 lid 5. Je kunt alleen iets intrekken als je het nog vast hebt. Wanneer je
je aanbod niet meer kan ingetrokken worden dan kun je dat nog wel herroepen, op grond van 6:219.
Rechtshandeling
3:33: Een rechtshandeling komt tot stand door een op een wil gerichte verklaring. De verklaring is
vormvrij, wat met het consensualisme te maken heeft. Bij de wil is van belang dat deze gericht is op
de verklaring.
De wilsvertrouwensleer
Het stelsel van 3:33 jo. 3:35 heeft als hoofdregel dat als wil en verklaring overeenstemmen, er een
overeenkomst tot stand komt. Pas bij een discrepantie tussen wil en verklaring komt er in principe
geen overeenkomst tot stand. Dit kan echter toch gebeuren wanneer er sprake is van 3:35, het
gerechtvaardigd vertrouwen. Voorwaarden hiervan zijn:
a) Nadeel;
b) Plaats handeling;
c) Onverwacht;
d) Vaardigheden.
Een correctie hierop ligt in Westhof/Spronsen, waarbij 6:2 fungeert als noodventiel in situaties
waarbij men met een minder zwaar belang niet aan een verkeerde beslissing kan worden gehouden.
Er kan ook sprake zijn van oneigenlijke dwaling:
a) De inhoud berust op een verspreking of verschrijving;
b) De inhoud is onjuist overgebracht;
c) De inhoud berust op dubbelzinnig taalgebruik (Bunde/Erckens);
d) De afzender is verkeerd.
Inhoud en gelding
De basis is contractsvrijheid, welke beperkt kan worden door 3:40, wat vastgesteld wordt op grond
van 6:248 lid 2. Het gaat hier om de vrijheid met wie en over welke inhoud men een contract wil
1
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller profjustitia. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $6.96. You're not tied to anything after your purchase.