AFWERKING2
1. Hout
1.1. Hout en zijn eigenschappen
1.1.1. Inleiding
Veelvuldig gebruik
o Constructiemateriaal + grondstof voor papier, gas,… + brandstof
Natuurlijke eigenschappen
o Grote sterkte bij gering eigen gewicht
o Gemakkelijke bewerkbaarheid
o Mooi
Toepassingen en eisen
o Structuren sterkte
o Buitenschrijnwerk duurzaamheid
o Plaatmateriaal vormstabiliteit
o Meubelen tekening, kleur en textuur
CO2 neutraal
o Bomen halen CO2 uit de atmosferen en geven zuurstof door fotosynthese vrij
o Hout wordt biologisch afgebroken DAN omzetten in compost = CO2 vrijkomen in lucht
o ALS gebruikt in bouw = CO2 opslagen in vaste vorm DUS broeikaseffect wordt afgeremd
Energiezuinig materiaal
o Winning hout = minder vervuilend
Recyclebaar
o Gecomposteerd OF als energiebron gebruiken
1.1.2. Opbouw van het hout
Ruwe sappen (voedingstoffen en mineralen uit grond) stromen in het spinthout van stam langs de
takken naar de bladeren
Opgepompte materiaal door fotosynthese omzetten in voedingstoffen zuurstof komt vrij
Gevormde voedingstoffen via bast van stam naar beneden
1.1.2.1. Dwarsdoorsnede
Merg(koker)
o Dwarsdoorsnede van enkele mm
o Zachte stof
Kernhout
o Mechanisch weerstand biedend geraamte
o Werkt niet mee aan groei van de boom
o Donkerdere kleur
Spinthout
o Lichtere kleur
o Water en voedende bestanddelen die door de wortels wordt
opgenomen tot in bladeren transporteren
1
, Cambium
o Teeltwelfsel zorgt voor diktegroei
o Hier ontstaan nieuwe cellen (mei tot augustus)
Bast
o Nieuwe cellen die in cambium voorkomen
o Dalende sapstroom
Schors
o Afgestorven delen van bast
o Kan normale groei van boom niet volgen scheuren en barsten
o Bescherming temperatuur, vochtigheid en mechanische invloeden
1.1.2.2. Celgroei
Cel = bouwsteen van ieder levend wezen
Celwand
o Cellulose (celstof) = draadvormige moleculen
o + Lignine (houtstof) = natuurlijke lijm die cellulose bijeenhoudt
→ hout = anisotrope structuur eigenschappen volgens verschillende
…………………………………………………..richtingen zeer uit elkaar lopen.
Celruimte
o Ruimte omsloten door de celwand
Intercellulaire ruimten
o Ruimten tussen verschillende aangrenzende cellen
Middenlamel
o Laag die aan elkaar grenzende cellen verbindt
1.1.2.3. Houtweefsel OF bestaand weefsel
Houtcel gaat verhouten houtvezel
o Groep van cellen = houtweefsel
Loofhoutbomen Naaldbomen of coniferen
Brede platte bladeren Naaldvormige of schubvormige bladeren
Vallen af elke groeiperiode Blijven hangen
1.1.2.4. Bijzondere vervormingen
GROEIRINGEN
Groeiringen = Nieuwe laag houtcellen tussen hout en cambium
Vroeghout = Hout dat bij aanvang van een groeiperiode wordt gevormd
o Bij ons is het voorjaarshout WANT in de lente begint deze
o Groeit sneller
o Dunne wanden & grote celopeningen WANT boom moet veel voedsel en
water aanvoeren om bladeren te vormen
o Lichter van kleur
Laathout = Hout dat na het voorjaar wordt gevormd
o Bij ons is het zomerhout
o Kleinere cellen met dikkere wanden
o Donkerder van kleur
2
, Dikte van groeiringen hangt af van
o Houtsoort
o Klimatologische omstandigheden
o Bodemgesteldheid
GROEIBREEDTE EN SCHRIJNWERKHOUT CONSTRUCTIEHOUT
Naaldhout
o Dikte van laathoutzone = constant
DUS schommeling in groeiringbreedten = gevolg van schommelingen in dikte
vroeghoutzone
o Snelle groei (brede groeiringen) = minder sterk
o Langzame groei (smalle groeiringen) = sterker
Loofhout
o Dikte van vroeghoutzone = constant
Losser van structuur
laathoutzone = vaster van structuur
1.1.2.5. Verkerning – spinthout – kernhout
Cambium = nieuwe houtvezels creëren DUS boom wordt dikker
o In begin neemt bladkroon sterk toe in volume
o MAAR op bepaald ogenblik vermindert dit
Nieuwe lagen worden wel gevormd maar zijn kleiner in volume
Kern = oudste gedeelte
o Daar is sapstroom overbodig
o DUS deel gaat uitdrogen en daardoor ontstaan omzettingen = Verkerning
Spinthout = Hout dat nog niet verkernd is, verkernde kernhout
Verschil in eigenschappen tussen kernhout en spinthout
o Vochtgehalte
Spinthout = hoger vochtgehalte DUS minder waardevol voor bouw
o Kleur
Kernhout = donkerder
o Geur en smaak
Sterker bij kernhout
o Duurzaamheid
Kernhout is duurzamer WANT
Voedsel in spinthout = omgezet in andere stoffen
Vaten zijn afgesloten voor vervormingen
o Beschermbaarheid
Spinthout neemt veel gemakkelijker beschermingsproducten op dan kernhout
1.1.3. Eigenschappen van hout
1.1.3.1. Vochtgehalte
Hygroscopisch
o = Hout kan vocht opnemen uit de omgeving OF vocht afstaan aan zijn omgeving in functie van
het heersende klimaat
Houtvochtigheid
o = Totale hoeveelheid water aanwezig in een stuk hout, in verhouding tot het absolute
drooggewicht van datzelfde stuk hout
Sommige houtsoorten kunnen > 100% water bevatten
3
, Zelf in dezelfde stam kan vochtigheid zeer sterk verschillen bij spint en kernhout
Vb.: Naaldhout spint = 150% water + kern = 50% water
Vb.: Loofhout spint = 100% water + kern = 70% water
Spinthout > kernhout
Hout bevat 2 soorten water
o 1. Gebonden water
Bevindt zich in de celwanden en is verantwoordelijk voor 30% van vochtgehalte
o 2. Vrije water
Bevindt zich in de celholten en in de openingen tussen de cellen
Vezelverzadiging
o → Het vochtgehalte dat juist overeenstemt met de verzadiging van de celwanden
er is geen vrij water meer aanwezig
o Waarom belangrijk?
Afmeting van vezel verandert bij opnemen en afstaan van gebonden water zwellen en
krimpen
Opnemen van gebonden water = mechanische eigenschappen
Afgeven van gebonden water = mechanische eigenschappen
Hoog vezelverzadiging = gemakkelijk aantasten door zwammen
Elektrische vochtmeters
o Meten van elektrische weerstand recht evenredig met vochtgehalte
o Enkel voor vochtgehaltes vanaf 7% tot aan de vezelverzadiging (25 à 30%)
Progressief drogen
o Groen hout
= Bevat naast gebonden water ook nog vrij water
o Vochtgehalte bij verzelverzadiging
= Vrije water is verdampt, celwanden zijn verzadigd
o Halfdroog hout
= Vochtgehalte tussen 23% en vezelverzadiging
o Handelsdroog hout
= Vochtgehalte tussen 18% en 23%
Gewenste vochtgehalte voor spanten (al dan niet geventileerd)
o Luchtdroog hout
= Vochtgehalte tussen 12% en 18%
Voor buitenschrijnwerk
o Kamerdroog hout
= Vochtgehalte < 12%
Binnenschrijnwerk zonder CV = 10% à 12%
Binnenschrijnwerk met CV = 6% à 8%
Evenwichtsvochtgehalte = Bij bepaalde RV zal het vochtgehalte van hout na een zeker tijd
steeds weer dezelfde vaste waarde bereiken
Alle houtsoorten bereiken bij benadering voor éénzelfde RV éénzelfde evenwichtsvochtgehalte
o Als het in dezelfde omstandigheden blijft acclimatisatie
1.1.3.2. Vormstabiliteit
Lineaire krimpcoëfficiënt
o = Lineaire krimp voor een wijziging van 1% in het vochtgehalte
Axiale krimp = 1%
4
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller Frisk. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $6.95. You're not tied to anything after your purchase.