Aantekeningen
College 1
4 takken van filosofie:
1. Epistemologie → kennis, weten, waarheid
Waarom is de ene soort kennis meer waar(d) dan een andere soort kennis?
2. Ontologie → bestaan, in hoeverre dingen dingen zijn.
Wat is de bestaansstatus van termen en aanduidingen?
3. Logica → redeneren, kwaliteit van argumentatie
Van constatering naar conclusie. Kloppen redeneringen?
4. Ethiek → geweten
Beschrijven hoe het geweten in complexere situaties werkt.
Weten (is empirisch): hoe iets is of werkt of gebeurt of in elkaar zit
Geweten (=normatief, evaluatief): wat ik moet doen, mag doen, hoe ik hoor te leven, wat
waardevol is, wat rechtvaardig is.
Soorten normatief en evaluatief:
1. Functioneel: doelmatigheid
Als je ergens bent en je kan kiezen tussen de roltrap en de trap: de afweging kan functioneel
zijn (wat is het best om te doen? = normatief).
2. Juridisch: wetten, regels
Mag je een beslissing juridisch gezien nemen? Mag je bijvoorbeeld de lift op de middelbare
school wel nemen?
3. Conventioneel: gebruik, traditie
Wat je hoort te doen baseren op wat gebruikelijk is, wat de ongeschreven afspraken zijn.
Vroeger was lichamelijk straffen bijvoorbeeld gebruikelijk.
4. Esthetisch: smaak
Afweging op basis van smaak.
5. Moreel: principes
Rekening houden met belangen en behoeften.
Ethische theorieën: verklarende functie (empirisch) over hoe het geweten werkt bij morele
afwegingen en een voorschrijvende functie (normatief), dat het geweten op een bepaald
moment werkt.
Theorie Leidend
Utilisme Gevolgen
Egoïsme Gevolgen
Plichttheorie Gezindheid
Rechtentheorie Gezindheid
Utilisme en egoïsme gaat het geweten gevolgen berekenen voor alle betrokkenen.
Plichttheorie en rechtentheorie gaan uit van gezindheid, eigen overtuiging van moraliteit.
Utilisme:
Moreel oordeel betreft specifieke handeling.
Hier en nu, situationeel, momentaan (over het ogenblik).
, Het gaat niet over deugdelijkheid o.i.d., maar wat je op dit moment in deze situatie als beste
ziet. Dat zegt niets over volgende week o.i.d maar over 1 moment een specifieke handeling.
Wat je mag doen is alles waarvoor geldt dat er geen alternatief is dat meer geluk/welzijn
brengt.
Mag wel vs mag niet, dus right or wrong is de uitkomst van de morele afweging.
Kortom, je moet datgene doen wat het meeste geluk en welzijn brengt voor de meeste
mensen.
College 2
Hoofdstuk 1 (Tännsjö): op basis van feiten kan je de situatie bepalen. Om een beslissing te
nemen, heb je een extra soort informatie nodig en dat heeft met morele principes te maken
(bv rechtvaardigheid/eerlijkheid). Is in 2 opzichten ingewikkeld:
1. We weten niet precies wat het principe in dit geval betekent.
2. Soms moeten we kiezen tussen verschillende principes.
Voorbeeld: Piet was bij de AH. Dochter wilde dat hij uitgeperst sinaasappelsap uit zo’n
apparaat zou meenemen. Bij betalen ontdekte hij dat hij het was vergeten, wilde niet
teruggaan en ging naar huis. Thuis vraagt dochter waar het sinaasappelsap is. Op dat
moment begint het geweten te werken. Hij kan een smoesje bedenken: apparaat was kapot.
Maar dan gaat het geweten werken, moreel oordeel over jezelf (‘dit had je anders moeten
doen’). Morele principes: als je iets belooft, moet je het doen. Als je iets niet doet, moet je er
niet over liegen.
In competitie: ga je zeggen dat de ene les beter is dan de ander?
Is het eerlijk om dat te doen? Zijn omstandigheden gelijk? Wat betekent eerlijkheid in dit
geval? (is het eerlijk om ze met dezelfde maten te laten meten of moet je achtergrond e.d.
meenemen?)
Uit welke 2 betekenissen van eerlijkheid kies je?
Er wordt weleens getwijfeld over of er wel 1 morele waarheid is.
De morele verscheidenheid is groot, de antwoorden zijn heel divers. Zijn morele
antwoorden dan zinvol?
Als het niet zinvol is, zouden we niet over ethiek hoeven te discussiëren. Dan is het
gewoon overtuiging.
5 soorten overtuigingen dat morele waarheid niet bestaat:
1. Visie: de theorie is dat morele waarheid niet bestaat, iedereen moet het zelf weten.
Het is een soort smaakkwestie. Tännsjö: ‘dit is zelf een morele visie dat er geen
morele visies zijn.’
2. Overtuiging: elke periode, cultuur, omstandigheid afhankelijk. Tännsjö: Dat neemt niet
weg dat er een morele waarheid kan bestaan. Een buitenstaander kan dan wel een
oordeel vellen over welke overtuiging beter is.”
3. Onvergelijkbaar
4. Meer waarheden
5. Geen waarheid
Komt erop neer dat Tännsjö continu weerlegd, omdat hij wel in morele waarheid gelooft.
7 problemen utilisme:
3 praktische problemen:
1. Hoe bepaal ik van wie ik het welzijn meeweeg?
2. Hoe bepaal ik wat bevorderlijk is voor al dat welzijn?
3. Hoe bereken ik en vergelijk ik verschillend welzijn van verschillende mensen?
4 ethische problemen:
1. Wat is welzijn?
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller rixt1. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $6.73. You're not tied to anything after your purchase.