100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting - Inleiding en geschiedenis van de psychologie $5.81
Add to cart

Summary

Samenvatting - Inleiding en geschiedenis van de psychologie

 22 views  1 purchase
  • Course
  • Institution

Compleet overzicht van de cursus inleiding en geschiedenis van de psychologie. De samenvatting bestaat uit alle colleges met relevante aantekeningen. Met deze samenvatting heb ik zelf een 7,5 gehaald ().

Preview 4 out of 33  pages

  • June 8, 2023
  • 33
  • 2022/2023
  • Summary
avatar-seller
Inleiding en geschiedenis van de psychologie

HOOFDSTUK 1 – Ideeën uit de Oudheid

Thema: rol van de geest bij kennisverwerving

Griekse filosofen ontwikkelden het concept van de psyche = iets dat aanwezig is in een levend wezen
en afwezig in een dood wezen (ziel).

Hippocrates (filosoof): bezig met het menselijk functioneren
Zijn volgelingen, de Hippocraten, produceerde een omvangrijk corpus van medische geschriften, het
Hippocratisch corpus. Ziekten worden hierin beschouwd als natuurlijke fenomenen.
Hij stelde een humorale theorie om gezondheid te verklaren: ziekte is het resultaat van een
onevenwicht in 4 belangrijke vloeistoffen (humoren): bloed, gele gal, zwarte gal en slijm.

De meeste studenten gingen studeren bij de hoog aangeschreven sofisten: specialiseerden zich in het
aanleren van de vaardigheden retorica en spreken in het openbaar.
Socrates (filosoof): leerlingen laten inzien wat waar en blijvend is door ze dialogen te laten voeren.
Dit moedigde ze aan om hun eigen aangeboren capaciteiten voor het vinden van de waarheid te
ontdekken.
Plato heeft zijn ideeën samengebracht in “Socratische dialogen”. Deze vormden de basis voor de
mentale filosofie:
 Nativisme = benadrukt aangeboren kwaliteiten als de belangrijkste bron van menselijke
kennis.
 Rationalisme = het idee dat kennis niet wordt verkregen door ervaring, maar door het
rationaliseren van de eigen aangeboren ideeën over de wereld. De wereld begrijpen is dus
niet via gevoelens, maar via de rede -> Deductie (afleiden van het algemene naar het
specifieke).

Plato (vooraanstaand filosoof uit Griekse oudheid) stichtte de Academie: een collectief van geleerden
die hun intellectuele doelen nastreefden.
Hij maakte een onderscheid tussen verschijningen en ideale vormen:
 Verschijningen = de bewuste ervaring van een persoon van iets, zoals wanneer we een boom
zien.
 Ideale vormen = iets blijvends wat achter elke verschijning schuilgaat, die alle bomen
voorstellen.
= Idealisme: de opvatting dat achter de alledaagse zintuigelijke ervaringen iets fundamentelers en
idealistischers schuilgaat.
De allegorie van de grot illustreert het onderscheid tussen verschijningen en ideale vormen: groep
gevangenen zit in een grot met het gezicht naar de achterwand, de schaduwen die de mensen zien
zijn de verschijningen, en de echte gebeurtenissen (mensen die poppen dragen) de ideale vormen.
Kwam ook met model van de psyche dat bestaat uit: lust, moed en rede. Lust is een direct stimulans
van alledaagse dingen/activiteiten. Moed houdt het vermogen in om bedreigingen te weerstaan.

Aristoteles (leerling van Plato): geïnteresseerd in kennis uit de wereld halen met behulp van
observatie.
Hij concentreerde zich op het Empirisme = idee dat kennis uit de omgeving komt en verwerkt moet
worden door zintuiglijke ervaring -> Inductie (tot een algemene conclusie komen die gebaseerd is op
empirisch onderzoek).
Hij begon zijn eigen school, het Lyceum.
Hij kwam met een vroege classificatie van zoölogische en botanische dieren, die het begin waren van
de taxonomie.

1

,Ontwikkelde ook een hiërarchische rangschikking van psyche in organismen: afhankelijk van de
complexiteit van het organisme:
1. Rationele zielen – het vermogen om te redeneren
2. Sensitieve zielen – het vermogen om te anticiperen en te leren van zintuiglijke ervaringen
3. Vegetatieve zielen – het vermogen om te voeden en zich voort te planten
De menselijke psyche heeft een aangeboren reeks categorieën: substantie (wat iets is); kwantiteit;
kwaliteit; plaats; tijd; relatie en activiteit. Ervaringen die volgens deze categorieën zijn geordend,
stellen iemand in staat zinvolle uitspraken te doen over een onderwerp waarvoor iets wordt
voorspeld = Aristotelische logica.

Democritus (jongere tijdgenoot Socrates) formuleerde de atoomtheorie: het idee dat er een grens is
aan de deelbaarheid van alle materiële objecten, en dat deze zijn opgebouwd uit kleine deeltjes die
atomen worden genoemd.
-> Deze theorie was zeer controversieel, want het botste met Griekse aanname van causaliteit: elke
veroorzaakte gebeurtenis moet een doel hebben.
Aristoteles: alle veroorzaakte gebeurtenissen moeten vier essentiële componenten hebben:
materiële oorzaak (materiaal waaruit iets is gemaakt), formele oorzaak (idee of plan achter het
veroorzaakte ding), efficiënte oorzaak (handelingen die het veroorzaakte ding tot stand brengen) en
uiteindelijke oorzaak (de reden waarom het ding is veroorzaakt).
Epicurus (filosoof): voorstander van atoomtheorie en ontwikkelde er zijn eigen filosofie omheen.
-> Lucretius (dichter) schreef een uitgebreid gedicht – De Rerum Natura (Over de natuur der dingen)
waarin hij Epicurus en zijn filosofie prees.

Pythagoras (iets voor Socrates): heeft de wonderbaarlijke regelmatigheden van de wiskunde en hun
relatie tot de fysieke wereld ontdekt.
Heraclitus (generatie na Pythagoras) heeft onderzoek gedaan naar de relatie tussen stabiliteit en
verandering.
Zeno (weer een generatie later) dacht na over het concept van oneindigheid.
Protagoras (tegelijkertijd met Socrates) beargumenteerde dat het zinloos was om te speculeren over
de uiteindelijke aard of samenstelling van de aarde. Hij gaf voorkeur aan puur menselijke ervaring en
gedrag: “de mens is de maat van alle dingen”.

Al-Kindi bedacht de Indo-Arabische nummering (algebra): een eenvoudig systeem met symbolen
voor de getallen 0-9, waarmee berekeningen konden worden gemaakt.
Alhazen heeft bijgedragen aan ons begrip van waarneming. De vraag “Wat gebeurt er als je ziet?”
rees:
- Standpunt 1: gezichtsvermogen werkt door sondes die van de ogen naar het waargenomen
voorwerp projecteren.
- Standpunt 2: licht van voorwerpen komt in de ogen, waardoor je ziet.
-> Alhazen geloofde het tweede, en ondersteunde het met camera obscura: donkere doos met een
gaatje erin die bleek te functioneren als het netvlies in het oog.

Avicenna (filosoof): maakte onderscheid tussen…
 Externe zintuigen: het ontvangen van ervaringen via de organen van het zicht, het gehoor,
het gevoel, de smaak en de reuk
 Interne zintuigen: het verwerken, evalueren, kopiëren en herinneren van de ontvangen
informatie.
Hij is ook bekend om het gedachte-experiment over zelfbewustzijn: Floating Man Gedachte
Experiment. Heeft de man die in de ruimte zweeft met zijn zintuigen afgeplakt en zijn ledematen
vastgebonden, bewustzijn van zichzelf? “Ja”, dus geest bestaat onafhankelijk van het lichaam.



2

,HOOFDSTUK 2 – Descartes, Locke en Leibniz

Thema 1: relatie tussen lichaam en geest
Thema 2: hoe komen we tot kennis over de wereld?

2.1 René Descartes
René Descartes (Franse filosoof): was een rationalist in zijn methode van kennisverwerving en een
dualist over de geest en het lichaam. Hij beschreef het menselijk lichaam en de menselijke geest als
twee interactieve maar duidelijk verschillende entiteiten.
Twee belangrijke inzichten:
1. Analytische meetkunde: een discipline die meentkunde integreert met algebra. Hiermee kon
bijv. elk punt in de ruimte beschreven worden.
2. Een nieuwe methode om ware kennis te verkrijgen, dit was een kans voor hem om voort te
bouwen op zijn scepticisme en twijfel over kennis.
Hij kwam met methodologische twijfel.
Hij stelde alles in zijn leven in twijfel, behalve zichzelf – “Cogito ergo sum” (“Ik denk, dus ik ben”). Dit
werd beschreven in zijn werk Discours sur la méthode.
Het bestaan van simple natures (axioma’s) = fundamentele eigenschappen van fysieke fenomenen
waaraan je niet kunt twijfelen.
-> Slechts twee fysische eigenschappen kunnen als simple natures gelden:
1. Extensie: ruimte die ene voorwerp inneemt
2. Beweging: beweging van een uitgebreid voorwerp
Alle natuurkundige verschijnselen kunnen worden verklaard met alleen deze twee eigenschappen.
Hij dacht dat de wereld bestond uit verschillende soorten bewegende deeltjes (vuur-, lucht- en
aardedeeltjes) die geen leegte achterlieten. Omdat zij geen leegte achterlaten, vullen andere deeltjes
de ruimten op die door de bewegende deeltjes zijn achtergelaten, ruimte van bewegende deeltjes
‘botst’ tegen het oog, dan voel je dat je ziet.
Descartes leerde over een biologie die bestond uit het Aristotelische concept van de ziel: alle
organismen hebben vegetatieve ziel, dieren hebben ook sensitieve ziel (dierenziel) die hen doet
herinneren, bewegen en denken en mensen zijn de enige die ook rationele ziel hebben. De rationele
ziel is onsterfelijk en kan afzonderlijk bestaan.
-> Hij verving de vegetatieve en sensitieve ziel voor mechanistische verklaringen, want er was maar
één ziel, de rationele ziel, en alles daaromheen kon verklaard worden met mechanische fysiologie
(dieren als machines, en menselijk lichaam ook).
Zenuwen zijn holle buizen waar een hersenvloeistof, animal spirit, doorheen stroomt. Deze kunnen
spieren activeren.
Lichaam in botsing met externe stimulus = beweging/reflex.
-> Automatische reflex en aangeleerde reflex.
Descartes voegde aan het dualisme toe: belangrijke verschijnselen komen voort uit een
wisselwerking tussen lichaam en geest = interactief dualisme.

Prinses Elizabeth van Bohemen correspondeerde met hem over de wisselwerking tussen geest en
lichaam -> “Hoe kan een materieel lichaam interactie hebben met een immateriële geest?” Descartes
zijn antwoord was: via de pijnappelklier.

Galileo Galilei ontwikkelden basaal idee van de wereld, die van de primaire en secundaire
kwaliteiten:
 Primaire kwaliteiten: vorm, hoeveelheid, beweging
 Secundaire kwaliteiten: zich, geluid, geur en gevoel -> ontstaan alleen als mensen of dieren
ermee interacteren.
Onze bewuste ervaring is ondergeschikt aan de elementaire primaire eigenschappen die de wereld
heeft veroorzaakt.

3

, Geïnspireerd door Descartes:

2.2 John Locke
John Locke (Engelse filosoof) zijn belangrijkste werk “An Essay Concerning Human Understanding”
trok de aandacht van de Duitse geleerde, Gottfried Leibniz. Leibniz had kritiek op het boek, en
breidde dit uit in het manuscript “New Essays on Human Understanding”.
Locke gebruikt de opvatting van Aristoteles dat de onervaren menselijke geest een tabula rasa
(blanco vel) is. Dit kon alleen worden ingericht door ervaring, de basis voor alle kennis. Locke was dus
een empirist en hij ontkende Descartes dualisme door te beweren dat de geest ook mechanisch kan
werken.
Er zijn twee mogelijkheden voor wat voor soorten ervaringen de geest heeft:
1. Gewaarwordingen (sensaties) van het object in de buitenwereld
2. Reflecties van de verrichtingen van de geest
Deze twee ervaringen vormen ideeën in de geest die kunnen worden opgeroepen in de vorm van
herinneringen.
Hij maakte onderscheid tussen eenvoudige ideeën en complexe ideeën, de eerste en vroegste
gewaarwordingen en reflecties van een zuigeling zijn eenvoudige ideeën (bijv. rood, rond, hard), en
deze vormen samen complexe ideeën (bijv. appel). Daarom komt kennis voort uit interacties en
ervaringen die een persoon gedurende zijn leven opdoet.
-> William Molyneux ontwikkelde het Molyneux-probleem dat het concept van eenvoudige en
complexe ideeën illustreert. Een man is blind vanaf zijn geboorte maar krijgt later weer zicht, te zien
was dat de men nog niet meteen via zich kon herkennen ook al kende hij het al via de tast. Er moet
dus eerst een associatie gelegd worden en het gezichtsvermogen moet deel uitmaken van het
complexe idee, dan pas kunnen voorwerpen van elkaar onderscheiden worden door alleen het
gezichtsvermogen te gebruiken.
Locke deelde kennis in drie categorieën:
1. Intuïtieve kennis: begrijpen dat zwart anders is dan wit
2. Demonstratieve kennis: logisch redeneren waarbij een stapsgewijze deductie en redenering
wordt gebruikt om tot een conclusie te komen.
3. Sensitieve/zintuigelijke kennis: de bijzondere patronen die mensen hebben van zintuiglijke
ervaringen.
Locke bedacht de term associatie van ideeën om de combinatie van verschillende ideeën aan te
duiden en merkte op dat hoewel sommige ideeën een natuurlijk verband met elkaar hebben, andere
ideeën louter door toeval met elkaar in verband worden gebracht. Hierbij is contiguïteit/continguity:
het gelijktijdig ervaren van twee of meer dingen (bijv. donder en bliksem) en gelijkenis/similarity:
dingen die op elkaar lijken van belang = wet van associatie door contiguïteit en wet van associatie
door gelijkenis.
Hij maakte ook het onderscheid tussen primaire en secundaire kwaliteiten.
 Primaire kwaliteiten: de omvang en massa van de dingen – vorm, beweging en aantal
 Secundaire kwaliteiten: kwaliteiten die tot ons komen door perceptie – reuk, kleur en smaak
Locke introduceerde ook het concept van een sociaal contract, waarin de relatie tussen het gezag van
de staat en het individu werd beschreven.
Dus: mensen zijn het product van hun omgeving.




4

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller peeterspleun. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $5.81. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

59804 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 15 years now

Start selling
$5.81  1x  sold
  • (0)
Add to cart
Added