Hee! Voor het tentamen (SWK 4) heb ik een samenvatting gemaakt met daarin informatie vanuit het boek en de hoorcolleges. Tijdens het tentamen krijg je 60 meerkeuze vragen. In de samenvatting staan voorbeelden, verduidelijkingen en ruim 50 oefenvragen/oefentoets.
Heel veel succes! :)
SWK 4 Sociologie (oranje staat niet in het boek)
Hoorcollege 1: Wat is sociologie? (HS 1 t/m 1.5 (1.6 niet) en hoofdstuk 2.1 (p. 27-37).
I. Wat is sociologie?
Sociologie
Het systematisch onderzoek van de menselijke samenleving
o Algemene patronen in gedrag
o Invloed samenleving op gedrag en andersom
o Sociologisch perspectief
Sociologisch perspectief of sociologische visie
Het specifieke gezichtspunt van sociologie waarmee in het leven en gedrag van individuen algemene
maatschappelijke patronen zichtbaar worden
o Wat je loslaat van het idee dat alles wat je doet en bepaald komt van uit je vrije wil, maar dat
je beseft dat je vrije wil ook is gevormd door de maatschappij waarin je zit
o Loslaten van het individualisme (dat alles maar aan jou/haar/hem ligt)
Functies voor pedagogen
o Kritisch (pedagogische) reflectie
o Kritische blik op alledaags denken
o Sociale activatie
o Spelzicht
o Weten hoe dingen ontstaan
o Weten hoe dingen veranderen
II. Ontstaan sociologie (ideeën) – wat wordt bedoeld met
Franse revolutie (1789): Standenmaatschappij verdween
- Gevolgen industriële revolutie (19de eeuw)
o Arbeidsdeling
o Verstedelijking
- Verdwijnen kerkelijke macht: secularisering
- Samenleving werd complexer
Tönnies
Van gemeinschaft naar gesellsschaft !!
Fysiek bij elkaar zit, maar de sociale cohesie niet aanwezig is (minder is geworden)
Marx
Arbeidsdeling/verstedelijking (arm/rijk in conflict met elkaar)
Vervreemding (mensen raken vervreemd van zichzelf – iedereen luisterde, maar nu niet
meer)
Revolutie (uiteindelijk niet gebeurd)
Durkheim
Het sociale als een eigensoortige werkelijkheid (lief 1 op 1 en in een groep ander gedrag)
Grenzen/voorwaarden individualisme (niet altijd voor je eigen hachje gaan)
Anomie (een gevreesd gevoel voor individualisme, alles kunnen doen voor persoonlijk gewin)
Van mechanische naar organische solidariteit (op basis van elkaar nodig hebben)
1
,Weber
Rationalisering (waar kan ik het maximale uithalen)
De ‘’onttovering’’
Waardevrijheid
Kritiek op Webers pleidooi voor waardevrijheid
o Onuitvoerbaar
o Deze ‘’pretentie (het doen alsof)’’ werkt averechts
Oplossingen (geen tentamenstof)
o Uitspraken over wat is moet objectief
o Over wat zou moeten zijn mag subjectie
III. Sociologische blik op de wereld –
Analyseniveaus en theoretische
benaderingen
Microniveau:
Direct persoonlijk ‘’face tot face’’ contact met andere
mensen
Mesoniveau:
Concrete organisaties en instellingen
BV: huisarts, school of plaatselijke discotheek
Macroniveau:
Samenleving en haar instituties
BV: Ministerie van binnenlandse zaken, weer, klimaat, algemene denkbeelden die mensen hebben
(homoseksualiteit tot aan religie)
Wat is een theorie?
Een toetsbare verklaring van iets, gebaseerd op een geheel van samenhangende waarnemingen.
- Hoe dingen samenhangen
- Toetsbare voorspellingen
!! Theorie en theoretische benaderingen/theoretisch perspectief of paradigma genoemd: (1)
4 stromingen die je moet kennen voor het tentamen !!
Structureel functionalisme
Maatschappij is een lichaam, het even structuren en onderdelen en die hebben allemaal een
functie. Net als je longen, hart of kleine teen.
o Gericht op sociale structuur en sociale functies
o Manifeste en latente functies (je wordt geschoold zodat je een goede pedagoog
wordt)
Manifeste van je schoen is dat je kunt lopen op straat
Latente is iets wat er uit voort vloeit, maar wat je nog vooraf had
gezien, soort bijkomstigheid. School sociale ontmoetings plek, maar
het is niet waar de HvA voor staat. Een bijkomstigheid.
o Sociale disfunctie
Sociale zekerheid, uitkering vragen. Door uitkering worden mensen lui, je hoeft dan
niet naar school, werk etc. dit kan ontstaan terwijl het niet de bedoeling is.
o Blind voor ongelijkheid
2
, Conflictsociologie
o Ongelijkheid en conflict
Sekseconflictbenadering van feminisme
rassenconflictbenadering
o Blind voor harmonie?
Symbolisch interactionisme (zoek het maar uit met elkaar)
o Sociale interacties in concrete situaties (microniveau)
‘’van onderaf’’
Samenleving als resultaat van micro-transacties (interacties tussen
individuen)
o Blind voor culturen (en andere meso/macro) factoren?
Rationele keuze benadering
o Als ons gedrag is rationeel (uitkomst kosten-baten)
o Samenleving als resultaat hiervan
3
,Hoorcollege 2: Sociologisch analyseren: niveaus en bindingen
Straatcultuur (sociale pijn), schoolcultuur (feedback) en thuiscultuur (straf).
3 stromingen in onderzoek
Positivisten, interpretatieve en ‘’kritische’’ sociologie
1. Positivistische sociologie (niks te maken met positiviteit), ook wel empirische sociologie
genoemd
Gericht op (direct) waarneembare gegevens
o ‘’Als ik het niet kan waarnemen, het bestaat niet’’
o Gaat uit van empirische gegevens (informatie die we met onze zintuigen kunnen
verifiëren)
o Proclameert (ik ben de beste) objectiviteit
Belangrijke informatie voor positivistisch onderzoek
o Meetbare variabelen (Geoperationaliseerd) – kwantitatieve data
o Correlaties: Statistische samenhang/verband – BV: SWK 1 gehaald, dan haal je alle
SWK’s. Wat komt door wat - zie hieronder.
o Causale relaties: Je weet precies wat leidt tot wat. A leidt tot B
o Waardevrij: Open blijven staan voor de resultaten die hun werk oplevert en
acceptteren, of ze het er persoonlijk mee eens zijn of niet
2. Interpretatieve sociologie
Gericht op betekenissen die mensen aan hun sociale werkelijkheid toekennen, dit kun je niet
doen met cijfers, het is niet waarneembaar
o Verdiepend onderzoek
Verstehen: Het ‘’waarom’’ van dingen
o Werkelijkheid als social construct (sociaal-constructivisme)
Daarmee ‘’transparant subjectief’’
o Met name kwalitatieve data
Denk aan interviews, (participerende) observaties
3. Kritische sociologie
o Activistisch, wil statement onderbouwen
o Onderbouwd subjectief
o Niet zuiver wetenschappelijk
III. Methodische aspecten
Sociologie als wetenschap:
Beschrijven, verkennend en toetsend onderzoek
Kwantitatief en kwalitatief onderzoek
Objectiviteit (Webers pleidoor voor waardevrijheid)
Betrouwbaarheid en validiteit
4
, !!Twee ‘’soorten’’ onderzoek:!!
1. Kwantitatief “”Gesloten”/”Gestructureerd”
Gegevens die worden verzameld hebben de vorm van getallen (feiten en cijfers)
2. Kwalitatief: ‘’Open’’
Gegevens die worden verzameld hebben de vorm van taal (verhalen en woorden)
Combinatie ook mogelijk: Mixed methods.
Bv: Wat vind je van deze les?
Voorbeelden
Kwantitatief onderzoek biedt doorgaans minder inzicht in verklaringen
Kwalitatief onderzoek is doorgaans minder objectief
Kwantitatief onderzoek biedt weinig tot geen inzicht in alternatieve verklaringen en kennis
Kwantitatief onderzoek leeft uitkomsten die je goed kunt vergelijken
Kwantitatief onderzoek slecht repliceerbaar
Kwalitatief onderzoek leidt tot minder generaliseerbarre conclusies
Kwalitatief onderzoek biedt weinig inzicht in causaliteit
!! Objectiviteit en subjectiviteit !!
Subjectiviteit (gebaseerd op emoties)
Gebaseerd op een persoonlijke mening of gevoel
Objectiviteit (gebaseerd op feiten)
Niet beïnvloed door persoonlijke gevoelens of meningen
!! Betrouwbaarheid en validiteit !! Als het niet betrouwbaar is kan het ook niet valide zijn
Betrouwbaarheid
Is de meting wel een afspiegeling van de dagelijkse werkelijkheid? Herhaling van de meting moeten
dezelfde resultaten opleveren (consistentie)
Validiteit
Meet je wat je ook daadwerkelijk wilt meten
Voorbeelden
o Intelligentie meten o.b.v. grootte voorhoofd
Niet betrouwbaar
o Bij schoolfeest vragen naar mening over global warming
Niet betrouwbaar
o Jongeren waar hun ouders bij zijn, vragen naar hun drank en middelengebruik
Niet betrouwbaar
o D.m.v. lees test vaststellen van dyslexie
Betrouwbaar en valide
o Op basis van één gesprek bepalen of kind
geschikt is voor regulier Onderwijs
Niet betrouwbaar
5
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller Rianneee. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $8.09. You're not tied to anything after your purchase.