100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting Psychopathologie, Toegepaste Psychologie (Leerjaar 2) $4.82
Add to cart

Summary

Samenvatting Psychopathologie, Toegepaste Psychologie (Leerjaar 2)

2 reviews
 477 views  16 purchases
  • Course
  • Institution
  • Book

Dit is een samenvatting voor het vak Psychopathologie van het boek Psychiatrie een inleiding. Dit vak wordt gegeven in het 2e leerjaar van de opleiding Toegepaste Psychologie. De informatie in deze samenvatting is gecombineerd met de Hoor- en Werkcolleges en de informatie uit het boek.

Preview 4 out of 42  pages

  • No
  • H1, h2, h3, h4, h5, h6, h7, h8, h9, h10, h11, h12, h14 en h16
  • January 17, 2017
  • 42
  • 2016/2017
  • Summary

2  reviews

review-writer-avatar

By: sfstraatsma • 2 year ago

review-writer-avatar

By: marlottemei • 6 year ago

avatar-seller
Psychopathologie
Week 1: algemene inleiding: Geschiedenis, Classificatie, Behandelmethoden

Psychopathologie is een deelgebied van de psychiatrie (richt zich op de diagnostiek en
behandeling van psychische stoornissen) en klinische psychologie (Houdt zich bezig met
de beschrijving, oorzaken en behandeling van psychische stoornissen om het geestelijk
welzijn te bevorderen).

Wat is een psychische stoornis? Een psychische stoornis is het geheel van afwijkende
emoties, gedachten of gedragspatronen dat wordt gekenmerkt door een storing in het
functioneren en lijden.

Normaal gedrag wordt gezien als goed. Iets dat natuurlijk is en vanzelf gaat. Abnormaal
gedrag wordt vaak gezien als slecht, afwijkend, een teken van een psychische aandoening.
Afwijkend van de norm (wat het meeste voorkomt, wat je het meeste ziet). Er kan nooit op
basis van 1 aspect gezegd worden dan iemand psychisch gestoord is, meerdere factoren
spelen hierbij een rol. Aspecten van abnormaal gedrag zijn:
 Uitzonderlijk, dit wordt ook wel als afwijkend beschouwd.
 Sociaal afwijkend, alle samenlevingen hebben normen (maatstaven) die bepalen
welke vormen van gedrag acceptabel zijn in een bepaalde context. Gedrag dat
mensen in de ene cultuur normaal vinden, kan door mensen in een andere cultuur als
afwijkend gezien worden.
 Foute perceptie/interpretatie realiteit, normaal gesproken vormen onze zintuigen en
cognitieve processen een correct mentaal beeld van onze omgeving. Als iemand
dingen ziet of stemmen hoort die er in werkelijkheid niet zijn, zeggen we dat hij
hallucineert.
 Aanzienlijk emotioneel lijden van de persoon, persoonlijk lijden als gevolg van
problematische emoties als angst en depressie kan afwijkend zijn. Soms zijn angst
en depressie echter heel normale reacties op een situatie. Soms word je werkelijk
bedreigd en soms raak je mensen of dingen kwijt die je dierbaar zijn.
 Ongepast of contraproductief gedrag, gedrag dat geen bevrediging, maar onprettige
gevoelens oproept, vinden we over het algemeen afwijkend. Gedrag dat ons beperkt
om bepaalde rollen te vervullen of dat ons ervan weerhoudt om aan onze omgeving
aan te passen, kan ook als afwijkend worden opgevat. Maar iemand die ’s nachts
gaat inbreken hoeft niet meteen psychisch gestoord te zijn.
 Gevaar, gedrag dat gevaar oplevert voor de betrokkene zelf of voor anderen, noemen
we afwijkend.
 Irrationeel en onbegrijpelijk gedrag, zoals stoornissen als anorexia en boulimia
 Onvoorspelbaarheid en controleverlies, zoals een woedeaanval
 Gedrag dat een ongemakkelijk gevoel oproept bij anderen
Je moet altijd kijken naar de context en de omgeving bij het gedrag waar je het oordeel over
uitspreekt. Er spelen meerdere factoren een rol, kijk naar de context van het probleem en
niet op een aspect waar iemand een etiket van abnormaal gedrag toekent.

Psychische stoornissen
Een gedrags- of psychologisch SYNDROOM dat samengaat met:
1. Actueel LIJDEN of
2. Tekort schieten van het FUNCTIONEREN of
3. Een significant TOEGENOMEN RISICO om dood te gaan, pijn te lijden, of de
persoonlijke vrijheid te verliezen

Historische visie op afwijkend gedrag
Voor de klassieke oudheid < 750 voor Christus


1

,  Trepanatie (voor de oudheid), er werden gaten in de schedels geslagen. Het idee
daarbij was dat mensen bezeten waren door kwade geesten. Kwade geesten
moesten eruit en mensen maakten dan een gat in het schedel zodat de geesten eruit
konden. Ze hadden nog geen kennis over hersenen, lichaam en geest.
400 voor Christus: Hippocrates: evenwicht lichaamssappen
 Hippocrates: Vader westerse geneeskunde. Oorzaak moest men vinden in het
lichaam. Lichaamssappen moeten in een bepaald evenwicht zitten. Hippocrates had
vooruitstrevende ideeën, deze vielen in de Middeleeuwen weg.
 Humores = term van Hippocrates voor de essentiële lichaamssappen (slijm, zwarte
gal, bloed en gele gal)
o Flegmatiek = overvloed hebben aan slijm
o Melancholie = overschot een zwarte gal
o Sanguinische dispositie = overvloed aan bloed
o Cholerisch = overvloed aan gele gal
500 Na Christus: Middeleeuwen: Exorcisme en heksenvervolgingen.
 Religie staat in de Middeleeuwen centraal. Religie was dominant en bepaalde ook de
kijk op mensen. Heksen die op de brandstapel komen. Het idee van de bezetenheid
won de populariteit. Een ander probleem was dat je niet anderen mensen mocht
snijden, de mens was het lichaam van God en daar mocht je dus niet in snijden.
1600: Gekkenhuizen: slechte omstandigheden.
 Mensen waar iets mee aan de hand was, kon je niet los laten lopen. Dus er werden
grote gekkenhuizen gesticht, dat waren soort van gevangenissen waar mensen in
gezet werden. Er was geen behandeling, ze kregen alleen eten.
1600-1900
 1600 (Einde Middeleeuwen): Gekkenhuizen: slechte omstandigheden
 1800 (Verlichting): Hervormingen: Mensen met psychische aandoeningen kregen
hulp, dit werd Morele Therapie genoemd. (Pinel, staat aan de basis hiervan)
 Na 1850 weer verval, ‘afwijkend gedrag ongeneeslijk’. Daar kun je niks aan doen,
wanneer dat je uitgangspunt is werd er minder tijd en geld in geïnvesteerd
Vanaf 1800: hervormingen en terugval
1850 – 1940: Charcot (Hypnose), Freud
 Charcot: Hypnose als medicijn.
 Freud: gaf vervolg aan hypnose. Mensen die ziek zijn kunnen geholpen worden door
met mensen te praten als medicijn.
Jaren 50: verbeterende omstandigheden (relatief), antipsychiatrische beweging
 Institutionele psychiatrie: Veel met medicijnen en plaatsen in ziekenhuizen en
afdelingen.
 Antipsychiatrie: mensen die ziek zijn moet je niet opsluiten, die moet je in de
maatschappij plaatsen, dan zal je zien dat ze ook weer mee kunnen doen.
 Lobotomie: Een ingreep rechtstreeks in de hersenen via de oogleden.

Evidence-based medicine (EBM) = het streven om gebruik te maken van het best
beschikbare bewijs bij het maken van een keuze voor de behandeling van een patiënt

Evidence-based practice (EBP) = het proces waarin een professional besluiten neemt op
grond van de beste onderzoeksresultaten, ervaring, de voorkeur van de patiënt en de
beschikbare hulpmiddelen.

Theoretische referentiekaders
 Psychologisch perspectief
o Psychodynamische modellen
o Leertheoretische modellen (behavioristisch)
o Humanistische modellen
o Cognitieve modellen


2

,  Biologische perspectief
 Biopsychosociale perspectief
 Sociaal-culturele perspectief

Het psychologische perspectief
Onder het psychologische perspectief vallen verschillende modellen, namelijk:
 Het psychodynamische model
 Behavioristische model
 Humanistische model
 Cognitieve model

Het Psychodynamische model is gebaseerd op het werk van Sigmund Freud en Carl Jung.
 Uitgangspunt van Freuds Psychoanalytische theorie is het idee dat psychologische
problemen zoals hysterie aangestuurd worden door onbewuste motieven en
conflicten.
 Psychische problemen als resultaat van onbewuste psychische motieven en
conflicten.
 Bewuste deel van de geest komt overeen met ons huidige bewustzijn.
 Voorbewuste deel bestaat uit herinneringen waarvan we ons niet bewust zijn, maar
die opgeroepen kunnen worden door onze aandacht erop te richten.
 Onbewust deel van de geeft weten we niks van.
 Therapieën
o Psycho-analyse, een manier om in dat onderbewust te komen. Op een bank
liggen en vertellen wat er in diegene op komt. Zodra diegene praat komt het
onbewuste naar boven en kan dan meer vertellen
o Psycho-analytische psychotherapie, iemand komt twee keer per week bij
de psychiater. Er wordt dan bewuster en specifieker gepraat.
o Deze therapieën is een heel mooi model om mensen langdurig van klachten
af te helpen. Theorieën die goedkoper en minder lang durig zijn krijgen eerder
de voorkeur. Ze zijn moeilijk meetbaar omdat het zo lang duurt en iedereen
een eigen traject heeft.
o In deze verschillende theorieën is het een de reactie op het ander. De een
werkt niet, we gaan kijken naar het andere
 Freud onderscheidde in onze persoonlijkheid drie psychische structuren:
o Id, oorspronkelijke psychische structuur die vanaf de geboorte aanwezig is.
Hier bevinden zich onze lagere driften en instinctieve impulsen, waaronder
honger, seks en agressie.
 Lustprincipe = het principe dat het id aanstuurt en dat directe
behoeftebevrediging wenst
o Ego, staat voor rede en gezond verstand, het probeert de eisen van het id te
beteugelen en het gedrag zo te sturen dat het voldoet aan sociale normen en
verwachtingen
 Realiteitsprincipe = principe dat het ego aanstuurt, dat rekening houdt
met sociale acceptatie en praktische overwegingen.
o Superego, is een geweten die het ego in de gaten houdt en oordelen velt over
goed en fout. Hij probeert de verlangens van het id te bevredigen zonder de
morele normen van het superego te overtreden.
o Afweermechanismen:
 Verdringing, verdrijving van angstaanjagende ideeën uitt het
bewustzijn.
 Voorbeeld: een student vergeet de uiterste inleverdatum van
een belangrijk werkstuk.
 Regressie, terugkeer, tijdens stress, naar een vorm van gedrag die
kenmerkend is voor een eerdere ontwikkelingsstadium


3

,  Voorbeeld: een adolescent huilt als hij de auto van zijn ouders
niet mag lenen.
 Rationalisatie, gebruik van misleidende rechtvaardiging voor
onacceptabel gedrag
 Voorbeeld: een student verklaart haar spiekgedrag door te
zeggen dat de docent het lokaal verliet tijdens een tentamen
 Verplaatsing, verplaatsing van ideeën en impulsen over bedreigende
of ongeschikte objecten naar minder bedreigende objecten
 Voorbeeld: een werknemer zoekt ruzie met haar man nadat ze
van haar leidinggevende een standje heeft gehad
 Projectie, toeschrijven van de eigen onacceptabele impulsen aan
anderen, zodat het lijkt of het andermans impulsen zijn
 Voorbeeld: een vijandige persoon beschouwt de wereld als een
gevaarlijke plek.
 Reactieformatie, gedrag dat tegengesteld is aan de werkelijke
impulsen, om de werkelijke impulsen te onderdrukken
 Voorbeeld: een sadistisch persoon wordt arts
 Ontkenning, weigeren om de werkelijke aard van een bedreiging onder
ogen te zien
 Voorbeeld: een zware roker kan zich niet voorstellen dat hij
kanker of een hartziekte zal krijgen
 Sublimatie, ombuigen van primitieve impulsen in positieve,
constructieve acties
 Voorbeeld: een vijandige persoon uit haar agressieve energie
in wedstrijdsporten.
 Stadia van psychoseksuele ontwikkeling
o Orale stadium, baby’s doen alles in hun mond
o Anale stadium, het kind ervaart seksueel genot door samentrekking en
ontspanning van de sluitspieren rond de anus.
o Fallische stadium, de belangrijkste erogene zone is rond de uitwendige
geslachtsdelen.
 Oedipuscomplex = de ene ouder vermoorden om met de andere te
trouwen. Dit is voor jongens.
 Elektracomplex = de ene ouder vermoorden om met de andere te
trouwen. Dit is voor meisjes.
o Latente stadium, aandacht op school en spelen
o Genitale stadium, ontplooien in volwassen seksualiteit, het huwelijk en het
krijgen van kinderen.
 Archetypen zijn primitieve beelden of concepten in ons collectieve onbewuste.
o Voorbeeld: de kracht van archetypen is de reden waarom avonturenverhalen
zoals Harry Potter zo aantrekkelijk zijn, is omdat ze archetypen bevatten zoals
de strijd tussen goede en slechte figuren.
 Egopsychologie = moderne psychodynamische benadering die zich meer richt op het
bewuste streven van het ego, dan op de veronderstelde onbewuste functies van het
id.
 Objectrelatietheorie = visie die nadruk legt op de invloeden ge geïnternaliseerde
representaties van de persoonlijkheden van de ouders en andere mensen aan wie
het kind zich sterk heeft gehecht.
 Hechtingstheorie = visie waarbij de interactie tussen kind en omgeving bepalend
wordt geacht voor de wijze waarop een kind zich emotioneel en cognitief vormt




4

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller chloepalte. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $4.82. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

50064 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$4.82  16x  sold
  • (2)
Add to cart
Added