2.1 Duitsland: van de Eerste naar de Tweede Wereldoorlog
KA37: De rol van moderne propagenda- en communicatiemiddelen en vormen van massaorganisatie.
KA38: Het in praktijk brengen van de totalitaire ideologieën communisme en
fascisme/nationaalsocialisme
KA39: De crisis van het wereldkapitalisme
KA40: Het voeren van twee wereldoorlogen
KA41: Racisme en discriminatie die leidden tot genocide, in het bijzonder op de joden
KA42: De Duitse bezetting van Nederland
Het einde van de Eerste Wereldoorlog
In het voorjaar van 1918, was de Eerste Wereldoorlog al 4 jaar bezig, en alle landen waren de uitputting
nabij. Men dacht steeds meer dat het niet mogelijk was om de oorlog nog langer dan een jaar op deze
manier door te zetten. Duitsland wilde met nog 1 grote veldslag door het westfront breken. Dit leek te
lukken, maar omdat er steeds meer Amerikanen soldaten en wapens in Europa kwamen, werden de
Duitsers teruggeslagen. In september 1918 werd het voor de Duitse legerleiding duidelijk dat ze de oorlog
niet zouden winnen. De generaals wilde dat het parlement voor een wapenstilstand ging zorgen. Dan
konden ze later beweren dat het parlement het initiatief nam. En dan lag de verloren oorlog niet aan het
leger, maar aan het parlementsgebouw. De leden van de Rijksdag waren sprakeloos. De mededeling dat
ze de oorlog niet zouden winnen en er zelfs een militaire ineenstorting dreigde, was voor hen een grote
schok. Voor veel andere Duisters kwam het ook onverwachts. De pers had jarenlang onder censuur
gestaan, de negatieve berichten werden uit de krant gehouden. Ook had de overheid veel propagenda
gemaakt. Er kwam onrust.
Duitsland in november 1918
Op 9 november 1918 lieten de Duitse legercommandanten weten dat het leger niet meer wilde vechten.
Keizer Wilhelm II was niet meer welkom in Duitsland, en hij vertrok naar NL op daar politiek asiel aan te
vragen. Twee dagen later werd door leden van de sociaaldemocratische regering in een treinwagon in het
Noord-Franse Compiègne de wapenstilstand getekend. 11 november 1918 kwam er een einde aan de
gevechten. De situatie in Duitsland was na de wapenstilstand gespannen. Duitsland was op politiek gebied
enorm verdeeld. De regering bestond vooral uit leden van de SPD, een sociaaldemocratische partij. Zij
kwamen op voor de belangen van de arbeiders. De conservatieve elite (fabriekseigenaren, adellijke
grootgrondbezitters en hoge legerofficieren) wilde graag terug naar de tijd voor de oorlog. Allerlei
extremistische groepen probeerde de regering ten val te brengen. Het meest bedreigend was de opstand
van de communisten (Spartakisten). Ze zagen de Russische revolutie als een voorbeeld en wilde dat
Duitsland ook een revolutie begon.
Het ontstaan van de Republiek van Weimar
In Duitsland woedde er in de zomer van 1919 een burgeroorlog tussen de linkse en rechtse groepen. Toch
werden er verkiezingen voor een nieuw parlement gehouden. Alle mannen en vrouwen mochten
stemmen. De 3 partijen die in het najaar van 1918 op het sluiten van de wapenstilstand hadden
aangedrongen, kregen meer dan driekwart van de stemmen: de SPD (sociaaldemocraten,
Centrum(katholieken) en de DDP (liberalen). De parlementsleden kwamen in het stadje Weimar bijeen. In
de periode die volgt op het Keizerrijk werd Duitsland de Republiek van Weimar genoemd. Het nieuwe
parlement schreef eerst een nieuwe grondwet. Men ging uit van 3 principes: parlementaire democratie,
gelijkheid van iedereen voor de wet en gegarandeerde rechten en vrijheden voor iedere burger. De
Rijksdag had de wetgevende macht. De regering had de uitvoerende macht. De regering moest
verantwoording afleggen aan de Rijksdag. Er was ook een rijkspresident. Hij had veel macht en was
gekozen door het volk. Hij mocht regeringen benoemen en ontslaan. Ook mocht hij de noodtoestand
uitroepen, hiermee kon die wanneer het nodig was de democratie beschermen.
, De Vrede van Versailles
De wapenstilstand maakte nog geen vrede. Daarvoor moest eerst onderhandeld worden. Deze begonnen
in januari 1919 in Versailles. Duitsland had volgens de onderhandelaars als enige schuld aan het uitbreken
van de Eerste Wereldoorlog. De belangrijkste straffen zijn in 3 groepen verdeeld:
1. Gebiedsafspraken: Duitsland verloor een flink deel van grondgebied aan andere landen. Duitsland
moest alle koloniale bezittingen afstaan.
2. Militaire afspraken: Franse onderhandelaars wilden Duitsland zo verzwakken dat een aanval van
Duitsland aan de Franse grens onmogelijk was. Het Duitse leger mocht uit max 100.000
beroepssoldaten bestaan en ze hadden geen luchtmacht en oorlogsvloot meer. De
wapenindustrie werd stilgelegd en het Rijnland werd gedemilitariseerd.
3. Financiële afspraken: Duitsland moest alle aangerichte schade in Frankrijk, Engeland en België
vergoeden. Duitsland moest in totaal 132 miljard goudmark aan herstelbetalingen voldoen (47
miljoen kilo goud).
Duitsland was niet aanwezig bij de onderhandelingen. Toen alle onderhandelaars het eens waren over de
‘afspraken’, kwamen de Duitse ministers om te tekenen. Als ze niet kwamen, ging de oorlog door. De
Duitsers vonden het Verdrag van Versailles geen verdrag, maar een dictaat: ze hadden zelf geen invloed
op de tekst.
Dolkstootlegende
Veel Duitsers hadden het moeilijk met het idee van het verliezen van de oorlog. In deze jaren werd de
‘dolkstootlegende’ populair: het idee dat de Duitse nederlaag onvermijdelijk was geworden nadat het
Duitse leger door de eigen politici in de steek gelaten was. Veel verschillende groepen gebruikte de
‘dolkstootlegende’ om het eigen gelijk te tonen aan andere groepen zwart te maken. Volgens veel
Duitsers hadden de democratisch gekozen politici schuld aan de ‘schande van Versailles’. Zij hadden het
verdrag getekend. De bestuurders van de Republiek van Weimar hadden met dat wantrouwen te maken
maar ook met hele ingewikkelde vraagstukken. In Duitsland waren er tussen 1919 en begin 1933 maar
liefst 21 verschillende regeringen.
De eerste economische crisis
Het was voor Duitsland onmogelijk om de financiële afspraken die in het verdrag van Versailles na te
komen. Als voorschot moesten ze alle grote koopvaardijschepen en 1/5 van de vissersvloot, het grootste
deel van de locomotieven en een groot deel steenkool afgeven. Vanaf 1921 moest Duitsland 30 jaar lang
jaarlijks 2 miljard goudmark en 26% van de waarde van de export afdragen. Ondanks dat Duitsland 75%
van zijn ijzererstvoorraad en 6,5 miljoen inwoners was kwijtgeraakt, beloofde de Duitse overheid de
afspraken zo goed mogelijk na te komen. Toen Duitsland in 1923 niet genoeg meer kon betalen, bezetten
Franse troepen het Ruhrgebied, het belangrijkste industriegebied van Duitsland. De Duitse regering
accepteerde dit niet en riepen de arbeiders in het Ruhrgebied op om te gaan staken. De arbeiders deden
dit. Om de lonen van de arbeiders te kunnen blijven betalen, liet de regering veel geld bijdrukken.
Hierdoor daalde de waarde van het Duitse geld snel en ontstond er hyperinflatie. Gewone Duitse burgers
waren hier de dupe van, want hun spaargeld was bijna niks meer waard.
Dawesplan
De Fransen, Britten en Amerikanen zagen in dat de herstelbetalingen de hoofdoorzaak van alle
economische problemen in Duitsland waren. Een commissie onder leiding van de Amerikaanse politicus
en bankier Charles Dawes zocht een oplossing. Ze stelde het Dawesplan op, die in 1924 in werking trad.
De Franse zouden zich terugtrekken uit het Ruhrgebied zodra de staking was beëindigd, er werd een
nieuwe munt ingevoerd en er werd veel Amerikaans geld aan Duitsland geleend. De Amerikanen hadden
daar zelf ook een voordeel van. Frankrijk en Engeland hadden de kosten van de oorlog voor een groot
deel met Amerikaanse lenigen betaald. En zij konden die leningen niet terugbetalen als Duitsland hen
geen herstelbetalingen deed. Er ontstond dankzij het Dawesplan een economische kringloop:
Amerika leende geld aan Duitsland, daardoor groeide de Duitse economie, Duitsland kon nu weer
herstelbetalingen over maken aan Frankrijk en Engeland, Frankrijk en Engeland betaalden hun
oorlogsschulden terug aan Amerika. Het Dawesplan werkte. De verhouding met het buitenland
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller noabuiter1. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $7.23. You're not tied to anything after your purchase.