100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
Previously searched by you
Samenvatting Ethiek in sociaal werk - Sociaal Wetenschappelijk Kader 8: Onderwijs & Ethiek (2000SWK819) + oefenvragen met antwoorden en literatuur$8.68
Add to cart
Samenvatting Ethiek in sociaal werk - Sociaal Wetenschappelijk Kader 8: Onderwijs & Ethiek (2000SWK819) + oefenvragen met antwoorden en literatuur uit het boek ethiek in sociaal werk
Gouden regel: de plicht om rekening te houden met de belangen en waardigheid van
anderen, zoals men dat ook van zichzelf zou verwachten. Over het algemeen wordt het
kwaad beschouwd als gedrag dat schadelijk is voor anderen en dat bewust en opzettelijk
wordt gedaan.
Sociale processen die een rol spelen bij het ontstaan van slecht gedrag:
1. Gedachteloos de eerste kleine stap nemen (maakt de volgende stap makkelijker)
2. Ontmenselijken van anderen (stigmatiseren)
3. Afstand nemen van jezelf als individu (anonimiteit in plaats van identiteit)
4. Afstand nemen van persoonlijke verantwoordelijkheid (sociale norm)
5. Blind gehoorzamen aan autoriteit (bijvoorbeeld een wit pak aandoen)
6. Conformeren aan groepsnormen (groepsdruk)
7. Passieve tolerantie van slecht gedrag
Normatieve professionaliteit (waarom is dit voor pedagogen belangrijk?):
Een mens kan makkelijk geïndoctrineerd worden als je hier niet bewust van bent en
dan kunt je zelf verliezen.
Naast het ontwikkelen van de technisch-instrumentele professionaliteit moet een
pedagoog ook kunnen oordelen over de vraag in hoeverre het streven nar effectiviteit
aansluit op de ruimere bedoeling van het opvoeden, namelijk oriëntatie op de
eigenstandigheid (zelf) van het kind.
Kwetsbare mensen
Gevoelige informatie
Machtspositie
Het krachtenveld van verschillende belangen (organisatie en klanten denken anders)
Verschillende niveaus (morele problemen):
Micro-niveau: werken met een cliënt die zelfmoordgedachten heeft en moet beslissen
of zij de vertrouwelijkheid moet bewaren of contact moet opnemen met de autoriteiten
voor de veiligheid van de cliënt.
Meso-niveau: en team moet beslissen om te stoppen met de behandeling van en
cliënt die zich weigert om zich aan de afspraken te houden maar zijn terugval kan
leiden voor onveiligheid van anderen.
Macro-niveau: beleidsmakers moeten beslissen of ze voldoende middelen kunnen
toewijzen aan een organisatie om toegang te bieden tot kwalitatief hoogwaardige en
betaalbare diensten voor alle burgers, en hoe ze het evenwicht kunnen bewaren
tussen kostenbeheersing en het waarborgen van kwaliteit van zorg.
Signaleren van morele problemen: de professional kan gezien worden als hoeder van
waarden, omdat men zich kan beroepen op de universele verklaring van de rechten van de
mens, dus iets wat op macroniveau besloten is, kan op microniveau worden toegepast.
Omdat je veel invloed kunt hebben op het leven van anderen moet je je goed kunnen
verantwoorden. Dus weet wat de visie van je werk is en welke waarden voor je
belangrijk zijn en waarom je bepaalde keuze hebt gemaakt. Maar het is aanlokkelijk
om je eigen verantwoordelijkheid te ontlopen (ik deed wat iedereen deed).
,Hannah Arendt:
Banaliteit van get kwaad (houden ons liever met banale dingen bezig dan dat we ons
druk maken om de moraal). Dus wie niet wil nadenken, kan zich niettemin aan het
kwade overgeven. Het voorkomen hiervan doe je om je verantwoordelijkheid te
nemen ook omdat morele problemen complex kunnen zijn.
Moraal: geheel van handelingen die als sociaal wenselijk of maatschappelijke als gewenst
wordt gezien.
Waarden: abstracte begrijppen wat we waardevol vinden en waarnaar we streven (idealen)
Normen: handelingsvoorschriften, hoe je moet handelen (waarden worden vertaald in
normen)
Deugd: een min of meer goede eigenschap die ertoe leidt dat een persoon goed handelt
Ethiek: de systematische reflectie op morele vragen, op basis van rationele argumenten
1. Descriptieve (beschrijvende) ethiek: hoe mensen zich gedragen (feiten)
2. Prescriptieve of normatieve (voorschrijvende ethiek): hoe mensen zich zouden
moeten gedragen (waarden). Bijvoorbeeld de beroepscode en normatieve theorieën.
3. Meta-ethiek (bestudeert fundamentele morele vraagstukken): kunnen waarden
universeel zijn? wat verstaan we onder vrijheid (h6) en sociale rechtvaardigheid (h7)?
Moreel probleem: als de waarden botsen (een app die info opslaat over gezondheid maar
ook inbreekt op de privacy)
Ethische dilemma’s: de meest gecompliceerde morele problemen (er is geen perfecte
oplossing). Bijvoorbeeld trolleyprobleem, hoe kies je tussen 2 kwaden.
Intuïtieve moraal: mensen kunnen rationeel nadenken over morele vragen en ook moreel
handelen op basis van emoties en intuïtie (intuïtieve moral). Zit als instinct in je:
1. Hechtingsmoraal: het is goed om voor je naasten te zorgen
2. Geweldsmoraal: het is goed om jezelf en naasten te beschermen tegen
levensbedreigingen (overlevingsinstinct)
3. Reinigingsmoraal: het is goed om je wereld zuiver te houden (zondebok)
4. Samenwerkingsmoraal: het is goed om constructief samen te werken (slapen in de
trein en mensen vertrouwen)
Een normatieve pedagoog houdt rekening met respect en autonomie. Dit houdt in dat je de
cliënt in zijn waarde laat, iedereen accepteert. Vroeger werd je gestraft als je arm was en
hielpen we niet. Mensen ondersteunen in het vergroten van de regie over hun eigen leven
(empowerment)
Vrijheid:
Wilsvrijheid of ‘de vrije wil’: wat wil ik?
Maatschappelijke vrijheid: wordt bepaald door andere mensen of sociale
omstandigheden of iemand kan doen wat hij graag wil. Pedagoog zoekt balans
tussen deze twee vrijheden:
, 1. Positieve vrijheid: je leven inrichten zoals jij dat wilt en je eigen doelen nastreven
(zeggenschap over je eigen leven). een valkuil is dat de staat zoveel macht krijgt
dat ze zelfs ingrijpt in het privéleven. Rousseau & Marx. Hier loop je het risico dat
mensen worden verwaarloosd.
2. Negatieve vrijheid: anderen bepalen niet wat iemand kan doen (vrij zijn van
anderen) Locke & Mill. Geen dwang en eigen keuzes maken.
Sociale rechtvaardigheid: capability benadering (de capaciteit van een persoon om
belangrijke dingen te doen voor henzelf dus een betekenis zoeken).
Morele ontwikkeling: mensen die normen en waarden eigen maken, als ze die internaliseren
is er sprake van een geweten. Daarbij helpen de volgende twee sociale emoties (te veel
heeft schaduwkanten):
1. Schaamte (18 maanden – 2 jaar): gericht op het wij en de emotie dat mensen liever
niet door de gemeenschap veroordeeld willen worden.
2. Schuld (vanaf 3,4 jaar): gericht op het ik. Iemand probeert in overeenstemming met
zijn geweten te handelen, ander ontstaan er schuldgevoelens.
Freud:
Hysterie, obsessie en neurosen te genezen in zwang. Experimenteren met hypnose
en drugs.
Freud is bekend geworden met de theorie om afwijkend gedrag te verklaren en te
behandelen.
Seks en agressie
Super ego (über ich): hoe het hoort te zijn (controle). Het stemmetje van je ouders en
dus het ego ideaal.
Ego (ich): regulerende functie (realiteit). Bewuste (mag niet).
Id (es): instincten en onbewuste wensen. Het gedeelte van jezelf dat je nog niet in
bezit hebt (fantaseren).
Kohlberg’s theorie van morele ontwikkeling
Niveau 1: preconventionele moraal goed is wat niet bestraft wordt en voor wat
hoort wat.
Niveau 2: conventionele moraal goed is wat het systeem van je vraagt en
gehoorzaamheid aan de wet.
Niveau 3: postconventioneel niveau oriëntatie op het sociale mensenrechten en
iniversele ethische principe en eigen geweten.
Hier kwam kritiek op dus carol gilligan keek op een concrete manier.
Niveau 1: preconventionele moraal is gericht op eigen belangen (egoism)
Niveau 2: conventionele moraal is gericht op de verantwoordelijkheden naar
anderen toe (altruism).
Niveau 3: postconventioneel niveau evenwicht tussen belang van zichzelf en dat
van de ander.
Bij kohlberg deden alleen maar jongens mee en carol keek naar mensen in het
algemeen.
De overgangen tussen de stadia worden niet zoals bij kohlberg bepaald door
cognitieve ontwikkeling, maar door de ontwikkeling van ‘het zelf’.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller madeliefdegraaf. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $8.68. You're not tied to anything after your purchase.