Financiering van ondernemingen
H1: Kasstroom versus winst
1 Inleiding
- Belangrijke keuzedeterminanten bij de financiering van een onderneming
- Analyseren huidige financiële toestand
Uitgangspunt bij het denken rond de noodzaak aan financiering van een onderneming:
Welke hoeveelheid liquide middelen komt de onderneming binnen?
Welke hoeveelheid liquide middelen verlaat de onderneming?
à De concepten opbrengsten, kosten en winst geven hierop GEEN antwoord.
2 Kaskosten, niet-kaskosten, kasopbrengsten en niet-kasopbrengsten
Hoeveel liquide middelen komt de onderneming binnen en gaat er buiten?
à niet baseren op de kosten en opbrengsten
Niet-kaskosten = kosten die geen kas- of bankbeweging met zich meebrengen
Kaskosten = Kosten die wel een kas- of bankbeweging met zich meebrengen
Niet-kasopbrengsten = opbrengsten die geen kas- of bankbeweging met zich meebrengen
Kasopbrengsten = Opbrengsten die wel een kas- of bankbeweging met zich meebrengen
Kaskosten en kasopbrengsten brengen op termijn een uitgave/inkomst met zich mee.
Meestal: tijdspanne: moment van registratie – effectieve uitgave/inkomst
Vb: Onderscheid tussen boeking AF/VF en BU.
Voorbeelden:
Verkoopfactuur à kasopbrengst
Afschrijvingskost à niet-kaskost
Terugneming waardevermindering à niet-kasopbrengst
Huur betalen à kaskost
Voorziening à niet-kaskost, niet zeker dat de uitgave komt
Loon arbeider à kaskost
,3 Kasstroom
= verschil tussen inkomsten en uitgaven over een bepaalde periode heen.
≠ winst
Winst = verschil tussen opbrengsten en kosten
3.1 Kasstroom berekenen met behulp van een kasstroomoverzicht
à meer in detail terugvinden waarom de liquide middelen zijn
gedaald/gestegen
Netto-kasstroom als gevolg van bedrijfsactiviteiten
+ Netto-kasstroom uit investerings- en financieringsactiviteiten
= netto-kasstroom
Die netto-kasstroom moet overeenkomen met de verandering in de saldi van de
rekeningen 55/56/57!
3.1.1 Netto-kasstromen uit operationele activiteiten
⟹ afkomstig uit de courante bedrijfspraktijk vd onderneming
3.1.2 Netto-kasstromen uit investerings- en financieringsactiviteiten
⟹ ontstaan uit de overname of realisatie van investeringsgoederen van materiële en immateriële
aard
4 Een minimum aan financiële analyse
4.1 Herschikking van de balans
Actiefzijde: vorderingen
>1 jaar verplaatst
Passiefzijde: voorzieningen en uitgestelde belastingen + schulden > 1 jaar verplaatst
à LT en KT onderscheiden
à passief en actief gelijkaardig verdelen
Realiseerbare activa = beperkt vlottende activa die in een nog meer liquide vorm kunnen worden
omgezet. (Voorraden kunnen bv worden omgezet in vorderingen wanneer je ze verkoopt)
Geïnduceerd vermogen: vermogen komt binnen en gaat snel weer buiten (bv leveranciers)
,4.2 Pijlers van financiële analyse
Liquiditeit: benadrukt de dagelijkse activiteiten van een bedrijf, waarbij als centraal thema gekeken
wordt of de onderneming geen betalingsproblemen heeft.
à Kan de onderneming haar KT-verplichtingen nakomen?
à Kan de onderneming haar leveranciers tijding betalen?
à Heeft de onderneming voldoende kascontanten om dagelijkse verplichtingen onmiddellijk te
voldoen?
Solvabiliteit: de wijze waarop de onderneming haar activiteiten financiert en de gevolgen ervan,
focust op de kapitaalstructuur
à Kan de onderneming haar LT-verplichtingen nakomen?
à Heeft de onderneming voldoende EV? (Afhankelijkheid van schuldeisers)
à Financiert de onderneming een nieuwe investering best via eigen geld of VV?
Rendabiliteit: legt de nadruk op de winstgevendheid van de onderneming.
à Realiseert de onderneming voldoende winst uit haar dagelijkse activiteiten?
à Haalt de onderneming winst uit haar participaties in andere ondernemingen? (Verhouding
winst tov geïnvesteerd vermogen)
4.2.1 Liquiditeitsmaatstaf: Het netto-bedrijfskapitaal (NBK)
Twee manieren
1. NBK = beperkte vlottende activa – VV op KT
2. NBK = permanent vermogen – uitgebreide vaste activa
1. De mate waarin de vlottende activa de KT-passiva overschrijden
2. Het overschot van het permanent vermogen op de vaste activa
Netto-bedrijfskapitaal is positief indien:
Beperkte vlottende activa > VV op KT
Permanent vermogen > uitgebreide vaste activa
à Als de onderneming alle beperkt vlottende activa realiseert1 is de onderneming perfect in staat al
haar KT-schulden terug te betalen.
Netto-bedrijfskapitaal is negatief indien:
Beperkte vlottende activa < VV op KT
Permanent vermogen < uitgebreide vaste activa
à Als de onderneming alle beperkt vlottende activa realiseert, is de onderneming niet in staat al haar
KT-schulden terug te betalen.
Conclusie: liquiditeit in enge zin-maatstaf: CASH!
De netto-kasstroom = CASH positie
In de praktijk: interessanter om behoefte aan netto-bedrijfskapitaal te berekenen
1
Realiseren = omzetten in geld (liquide middelen)
, 4.2.2 Rendabiliteitsmaatstaven REV, RVV en RTV
Rendement op Eigen Vermogen
REVvoor belasting = Winst voor belasting / EV
REVna belasting = Winst na belasting / EV
à geeft aan hoeveel het geïnvesteerde EV rendeert/opbrengt.
Rendement op Vreemd Vermogen
RVV = Financiële lasten / VV
à geeft aan hoeveel de schuldeisers gemiddeld genomen verdienen aan het uitlenen van geld aan
deze onderneming.
Rendement op Totaal Vermogen
RTV = (Winst + Financiële lasten) / totaal vermogen
à geeft aan hoeveel de onderneming in totaliteit opbrengt.
4.2.3 Solvabiliteitsmaatstaf: Graad van de financiële onafhankelijkheid
Onafhankelijkheidsratio = Eigen vermogen / Totaal vermogen
5 Besluit
Een analyse van de nood aan financiering start met de vaststelling of onze bankrekening tekorten
vertoont of niet.
Dit tekort moet immers worden gefinancierd.
Daarom: onderscheid kaskosten/kasopbrengsten en niet-kaskosten/niet kas-opbrengsten
Omdat: eerste brengt kasstroom mee, tweede niet
Naast het observeren van kasstromen is een minimum aan financiële analyse belangrijk voor het
nemen van beslissingen met betrekking tot de aard en de hoeveelheid financiering van een
onderneming.
Daarbij: onderscheid rendabiliteit, liquiditeit en solvabiliteit.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller Chelssss. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $10.31. You're not tied to anything after your purchase.