Bedrijfseconomie
H0: Inleiding
1 Het economisch probleem
De economische wetenschap bestudeert hoe we keuzes maken bij het inzetten van schaarse
middelen om onbeperkte behoeften te voldoen.
Economisch probleem = het keuzeprobleem
Primaire en secundaire behoeften
Materiële en immateriële behoeften
Schaars goed = Als een goed of dienst niet in onbeperkte mate ter beschikking is. (Als het gratis zou
zijn zou er niet genoeg van zijn) ó vrije goederen
2 Economie: een allocatiewetenschap
Allocatieproblemen: hoe schaarse middelen aan talrijke behoeften worden toegewezen.
Distributieprobleem: hoe je de voordelen die je haalt uit de inzet van middelen kan spreiden over je
samenleving.
Stabilisatieprobleem: dat je de beschikbare middelen ook optimaal aanwendt.
3 Welvaart vs. Welzijn
Welvaart: de mate waarin behoeften kunnen worden bevredigd met de beschikbare middelen.
Welzijn: behoefte aan welbevinden, aan vriendschap, erkenning en liefde
4 Micro vs. Macro
Micro-economie: hoe individuele gezinnen en bedrijven hun allocatieproblemen oplossen.
Macro- economie: bestudeerd de economische verschijnselen op het niveau van de hele natie.
H1: Consumenten
2 Nut
Nut kan je niet meten
à fictie van een ‘meetbaar nut’ aanvaarden
2.1 Totaal nut en marginaal nut
Marginaal nut: wanneer je een extra eenheid consumeert, hoeveel bijkomend
nut is er dan?
2.2 Nut rangschikken: het preferentieschema
Kardinaal nut = hypothese van de meetbaarheid van nut
Ordinaal nut = de nuttigheid rangschikken
Indifferentiecurve = alle combinaties van twee producten die een gelijk totaal
nut opleveren. Tussen deze combinaties is hij indifferent.
Indifferentiecurven kan je voorstellen in een preferentieschema.
1
,2.3 Eigenschappen van indifferentiekrommen
- Dalend: er is een afruil tussen de hoeveelheid van het ene goed ten opzichte van de
hoeveelheid van het andere goed.
- Convex: eerste wet van Gossen = het marginaal nut daalt wanneer men er meer en meer van
consumeert.
- Snijden elkaar nooit: 2 nutsniveaus bij 1 consumptie kan niet, dan leveren ze niet hetzelfde
nut op
- Elke consument heeft een ander preferentieschema: andere voorkeur
- Hoger nutsniveau: verder van de oorsprong = maximale behoeftebevrediging
3 Het budget en de prijzen
3.1 De budgetrechte
Y = P1 * Q1 + P2 * Q2
Budgetlijn = alle combinaties die de consument met zijn budget kan kopen
3.2 Het optimum van de consument
De combinatie van de twee goederen waarmee de consument zijn nut maximaliseert: het
raakpunt van de budgetlijn aan de hoogst gelegen indifferentiekromme.
3.3 Budgetrechte en inkomensveranderingen
Budget verandering: evenwijdige verschuiving
• Nominale inkomensverandering = inkomen in euro veranderd
• Reële inkomensverandering = de prijzen van de goederen veranderen
- Verandering van de koopkracht
3.4 Budgetrechte en prijswijzigingen
Wanneer de prijzen van de goederen heterogeen wijzigen: budgetlijn kantlijn
Gevolg inkomens-/prijswijziging: verandering van het optimum
4 Gedragseconomie en Nudge
Onze analyse: perfect rationele consument (kiest zodanig dat maximaal nut wordt behaald)
= homo economicus
Terwijl eigenlijk: bounded rationality = beperkte rationaliteit
- We kunnen niet perfect rationele keuzes maken
Andere punten waarop humans verschillen van econs:
- Status quo bias: neiging tot kiezen voor de standaardoptie
- Ireëel optimisme (in de loterij; rokers kennen het risico maar onderschatten hun eigen risico)
- Onder invloed van sociale druk: kunnen aangezet worden tot het aanvaarden van conclusies.
- Afkeer van verlies: wat we hebben, willen we houden
Nudging = het voorstellen op een bepaalde manier zodanig dat de beslissingen van mensen kunnen
worden beïnvloed (ze een duwtje in de rug geven). Vb: snoep onderaan fruit bovenaan
Nugde à subtiel stimuleren om zich op een gewenste wijze te gedragen
2
,Libertair paternalisme: mensen moeten vrij zijn om te doen wat ze willen (libertair) en dat het
legitiem is het gedrag van mensen zodanig te beïnvloeden dat ze langer, gezonder en beter leven.
(paternalisme)
Beleidsmakers: verantwoordelijk voor het organiseren van de context waarin mensen beslissingen
nemen. à goede keuzestructuur
5 De wet van de vraag
Negatief verband: Prijs stijgt, vraag daalt en andersom.
Prijsvraagcurve
Niet bereid meer dan P1 te betalen voor 1 kilo
Nooit meer dan Q0 tomaten
= Individuele vraagcurve
Collectieve vraagcurve: betrekking op de
volledige markt.
5.1 Beweging langsheen de vraagcurve 5.2 Verschuiving van de vraagcurve
Prijsverandering Andere verandering
van het goed.
Vb: verandering van de
voorkeur
5.3 Het afleiden van de individuele vraagcurve
2 verschillende prijzen + 2 bijhorende gevraagde hoeveelheden è Punten v/d vraagcurve bepalen
Afleiden vraag:
- minstens 2 indifferentiekrommen
- minstens 2 budgetlijnen
Voorbeeld:
Budget: 40
Pita: 5
Frieten: 2,5
3
, 5.4 Wanneer verschuift de individuele vraagcurve?
• Verandering inkomen
• Verandering preferentieschaal
• Verandering prijs van andere goederen dan die in het preferentieschema
Complementaire goederen: die elkaar aanvullen (auto en benzine)
à Negatief verband (benzine daalt => autogebruik stijgt)
Substitueerbare goederen: ongeveer hetzelfde, lijken op elkaar (boter en margarine)
à Positief verband (Prijsdaling boter => margarine gebruik daalt)
5.5 Het afleiden van de collectieve vraagcurve
Voorbeeld:
De marktvraag wordt beïnvloed door factoren van economische aard, maar ook van demografische
aard. Naast de preferenties van de consumenten, hun inkomen, de inkomensverdeling van het land,
de toekomstperceptie van de gezinnen zal ook de grootte en de samenstelling van de bevolking een
rol spelen.
5.6 Het consumentensurplus
Voorbeeld:
Koffie in Vlaanderen wordt verkocht voor €10 per pakje = marktprijs
Sommige consumenten zijn zelfs bereid €40 te betalen
Boven die prijs wil niemand kopen
Er zijn ook consumenten die aan minder €10 willen kopen, die dus nu
niets gaan kopen
Gearceerde oppervlakte: totale ‘profijt’ koffiekopers
Consumentensurplus = een maat voor welvaart van de consumenten die in die markt kunnen kopen
voor minder dan wat ze maximaal bereid waren te betalen.
(Heel wat consumenten zijn bereid meer dan €10 te betalen: zij genieten van het feit dat ze koffie
kunnen kopen voor minder dan wat ze hoogstens wilden betalen)
4
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller Chelssss. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $8.38. You're not tied to anything after your purchase.