Hierbij mijn samenvatting van het vak bijzonder strafrecht. De voorgeschreven stof is samengevat, waaronder het boek, de arresten en artikelen.
Hier en daar zijn ook hoorcollege aantekeningen meegenomen.
Samenvatting bijzonder strafrecht
Week 1 (H2)
Het publiekrechtelijk strafrecht is eigenlijk pas ontwikkeld in de Moderne Tijd en heeft pas vorm
gekregen in de verlichting en het codificatieproces.
In de 16e eeuw ontstond er ook een groeiende behoefte om het versnipperd recht vast te leggen in
een codificatie.
Het codificatieproces in het begin van de 19 e eeuw is om drie redenen interessant voor de
ontwikkeling van het bijzonder strafrecht:
1. Formeelrechtelijk onderscheid tussen commuun en bijzonder strafrecht:
Het is aanvankelijk de bedoeling om al het strafrecht te codificeren en te integreren in een wetboek,
maar dat blijkt ondoenlijk en niet noodzakelijk. het codificatieproces resulteert in een
formeelrechtelijk onderscheid tussen commuun en bijzonder strafrecht. Het bijzonder strafrecht is niet
in het WvSr opgenomen. Dat is nog steeds terug te vinden in art. 107 Gw. het wetboek van
strafrecht sanctioneert enkel en alleen handelingen die de vrijheidsuitoefening van een ander
schaden. De overtredingen die geen rechtsschending inhouden van die vrijheidsuitoefening definieert
hij als politieovertredingen die worden geregeld in bijzondere wetten.
2. Inhoudelijk onderscheid tussen commuun en bijzonder strafrecht:
In het begin van de 19e eeuw werd het onderscheid tussen commuun en bijzonder strafrecht gestoeld
op het onderscheid tussen rechtsdelicten en wetsdelicten. Maar: dit moet worden gerelativeerd, want
het bijzonder strafrecht is niet alleen maar (politie)overtredingen.
3. Geen totale cesuur tussen commuun en bijzonder strafrecht:
In het algemene deel (boek 1 Sv/Sr) staan de beginselen van het strafrecht. Deze hebben betrekking
op daderschap, opzet, schuld, poging, jurisdictie, straffen etc. In NL is ervoor gekozen om al deze
beginselen van het commuun strafrecht in beginsel van toepassing te verklaren op het bijzonder
strafrecht, tenzij daar in de bijzondere strafwetgeving expliciet van wordt afgeweken (art. 91 Sr en
art. 25 WED).
Toch was er in de 19e eeuw nog niet zo’n bijzonder strafrecht zoals wij dat nu kennen. We hadden
toen nog een andere overheid en het strafrecht had een andere taak.
e
19 eeuw Eind 19e eeuw (sociaal-economische Verzorgingsstaat (na de tweede
interventiestaat) wereldoorlog)
Nachtwakersstaat, het De sociale kwestie speelde, er is een Er ontstaat naast het commune strafrecht
is niet aan de overheid verstedelijking en verpaupering van grote het bijzondere strafrecht dat betrekking
om het sociaal- delen van de bevolking. de overheid krijgt heeft op de strafrechtelijke handhaving van
maatschappelijke nu de taak om maatschappelijke verhoudingen het sociaal-economische ordeningsrecht.
leven te reguleren. De te reguleren. de aandacht verschuift naar er ontstaan een aantal dilemma’s:
overheid heeft slechts de dader, zijn sociale context en de oorzaak -Is handhaving een publiekrechtelijke taak of
tot taak om de van de criminaliteit worden onderwerp van gaat het om zelfregulering?
randvoorwaarden te analyse. -Verdient bij publiekrechtelijke handhaving
creëren voor de de handhaving door het bestuur (punitief
individuele Concluderend: de overheid krijgt een grotere bestuursrecht) of door de rechter (bijzonder
vrijheidsuitoefening rol en moet zich niet slechts beperken tot het strafrecht) de voorkeur?
van de burger. formuleren van randvoorwaarden. Zij moet -Is bij handhaving door het strafrecht het
voortaan het maatschappelijk leven zelf bijzonder strafrecht of het commune
reguleren. strafrecht het meest aangewezen? En is er
wel een intrinsiek, inhoudelijk onderscheid
tussen beide?
,In Nederland kwam de ontwikkeling traag op gang. We beseffen wel dat het gecodificeerd strafrecht
niet bij uitstek geschikt is om gespecialiseerde sociaal-economische reguleringen te handhaven. Niet
alleen omwille van de ultimum remedium-gedachte, maar ook omwille van de noodzaak aan
bijzondere instrumenten om inbreuken op te sporen, te vervolgen en te berechten.
Totstandkoming van de WED:
Na de tweede wereldoorlog wordt de noodzaak tot meer sociaal-economisch ordeningsrecht en
coherente handhaving sterk gevoeld. In 1945 wordt een commissie-Langemeijer ingesteld die tot taak
heeft een nieuwe, uniforme regeling voor de opsporing, vervolging en berechting van economische
delicten te ontwerpen. De WED komt tot stand.
De wetgever kiest dus voor één duidelijke, algemene regeling met een eigen normstelling,
eigen opsporingsbevoegdheden, eigen sancties.
De wetgever kiest voor het primaat van één handhavingsmodel, namelijk dat van het
bijzonder strafrecht (en dus niet voor het punitief bestuursrecht). Deze keuze is neergelegd in
art. 5 WED. Dit heeft een aantal redenen:
o Verruimde opsporingsbevoegdheden.
o Streng economische strafrecht met bijzondere sancties.
o Een stelsel van ingrijpende voorlopige maatregelen.
o Gespecialiseerde deskundigheid bij de rechterlijke macht.
De beginselen uit WvSr en WvSv zijn ook van toepassing op WED (art. 25 WED + 91 Sr). Er kan in de
WED van worden afgeweken.
Art. 1 WED: wat zijn economische delicten?
Toch heeft de WED niet het monopolie van het bijzonder strafrecht, aangezien in het wetboek van
strafrecht nog de belangrijkste bepalingen staan voor de handhaving van de ordeningswetgeving
zoals valsheid in geschrifte, oplichting, faillissementsdelicten en deelname aan criminele of
terroristische organisaties.
Concluderend: na de tweede wereldoorlog is NL erin geslaagd om een groot deel van het bijzonder
strafrecht te codificeren in een deelcodificatie en vorm te geven aan het bijzonder karakter van dit
strafrecht. Er is geen onderscheid meer tussen rechtsdelicten en wetsdelicten
(misdrijven/overtredingen) wat eerst de basis vormde voor het onderscheid tussen bijzonder
strafrecht en het wetboek van strafrecht.
In Nederland kennen we ook een duaal handhavingssysteem, waardoor er naast het bijzonder
strafrecht, ook een straffen bestuur is (bestuursstrafrecht).
Het bijzonder strafrecht is geboren als crisisstrafrecht, waardoor rechtsbescherming en
rechtswaarborgen niet de eerste prioriteit waren. strafbaarstellingen zonder subjectief
bestanddeel, gelede normstellingen, vergaande medewerkingsverplichtingen, uitgebreide
opsporingsbevoegdheden, ruimere definitie van het redelijk vermoeden, grotere beperkingen van de
privacy etc. zijn de regel.
De laatste jaren wordt er meer aan gedaan om de rechtswaarborgen te creëren. Dit gebeurt
via o.a. het EVRM.
- Art. 6 EVRM: is van toepassing op het strafrecht, maar ook op het punitief bestuursrecht.
(punitieve boetes zijn hierdoor toelaatbaar, omdat de waarborgen van art. 6 1-3 EVRM gelden.)
- Art. 7 EVRM: voldoen alle gelede normstellingen in het bijzonder strafrecht aan de
foreseeability van art. 7 EVRM?
- Hoe zit het met het nemo te ne tur beginsel, indien er in het bijzonder strafrecht een
vergaande meewerkingsverplichting geldt?
,Het verdrag van Lissabon zorgt voor een verdere Europeanisering van het bijzonder strafrecht en een
verdere verticalisering van de handhaving ervan. het NL bijzonder strafrecht krijgt dus niet alleen
ene grotere Europese dimensie, maar het wordt ook steeds meer een onderdeel van een gedeelde
soevereiniteit tussen lidstaat en de Europese Unie en dus gericht op het realiseren van Europese
doelstellingen in de Europese integratie.
Het toenemend belang van het bijzonder strafrecht en van duale handhaving, zowel nationaal als
Europees zal ook het nodige vergen van het borgen van het rechtstaatgehalte en de daaraan
verbonden fundamentele rechten en vrijheden.
, Week 2 (H3 + art. J. Cnossen + art. M. Wladimiroff)
Bijzonder en commuun strafrecht zijn van elkaar te onderscheiden, doordat relevante bepalingen
binnen/buiten het Wetboek van Strafrecht en het Wetboek van Strafvordering zijn neergelegd. Echter
is dit niet meer een heel eenduidig onderscheid, aangezien sommige ‘bijzondere’ voorwerpen ook in
het Wetboek van Strafrecht zijn geregeld (zoals valsheid in geschrift of oplichting).
Daarnaast is het voorstelbaar dat bepaalde strafbepalingen in bijzondere wetten overlap vertonen.
Deze overlap kan niet goed worden voorkomen, net zoals het niet mogelijk is om eenduidig,
inhoudelijk onderscheid aan te brengen tussen datgene wat strafrechtelijk moet worden
gehandhaafd en datgene wat ook langs andere wegen kan worden bestreden.
Overlap kan dus nooit helemaal te voorkomen zijn, maar het is wel zaak om oog te houden voor de
mogelijke ongewenste gevolgen daarvan. Bij het OM ligt de taak of er wordt vervolgd en voor welke
feiten precies (waardoor het OM een grote vrijheid heeft). Deze vrijheid kan problematisch zijn
wanneer:
a) Er geen waarborgen zijn die meervoudige bestraffing tegengaan.
b) In bijzondere wetten wordt afgeweken van het commune strafrecht. waardoor de positie
van de verdachte nadelig kan worden beïnvloed.
c) Deze afwijkingen tasten ook de eenheid en inzichtelijkheid van het strafrechtelijk systeem
aan.
Bij ‘fraude’ zijn er verschillende strafbepalingen die hieronder kunnen vallen. Er is geen algemene
definitie van fraude. Bij fraude wordt gedacht aan ‘valsheid of bedrog’.
- Valsheid (in het commuun strafrecht in art. 225 Sr, valsheid in geschriften).
- Bedrog: kan zijn bij de verzekering (art. 327 Sr), flessentrekkerij (326a Sr), maar ook 3:7 Wft.
Er zijn dus in het commune strafrecht en in het bijzondere strafrecht verschillende vormen van fraude
opgenomen, en dat brengt met zich mee dat voor strafbaarheid van deze verschillende vormen van
fraude vaak verschillende eisen worden gesteld. leidt tot overlap.
Waarom zijn er verschillende strafbepalingen die zich richten op verschillende (soms overlappende
vormen) van fraude?.
1. Concentratie: in het verleden bestonden er nog meer strafbepalingen die zich richtten op
fraude. Dit maakte een inbreuk op de codificatiegedachte. Het schrappen van veel
fraudebepalingen bevorderde de toegankelijkheid van de materie.
2. Er is geen algemene fraudebepaling: dit leek niet wenselijk. Een algemene strafbepaling zou
te vaag zijn en daardoor niet de rechtszekerheid verschaffen die wenselijk is.
Er kwam dus een minder grote, maar toch een verzameling van commune en bijzondere
strafbepalingen die verschillende vormen van fraude strafbaar stellen. (Maar hierdoor blijven nog
steeds vraagstukken bestaan over de relatie tussen de commune en bijzondere bepalingen, overlap en
samenloop).
Het kan dus voorkomen dat op één delict meerdere strafbepalingen van toepassing zijn. Het OM
heeft dan de keuze op grond waarvan ze gaat vervolgen. Het is van belang dat het OM kiest voor de
best passende strafbepaling.
Art. 91 Sr: bepaalt dat de titels I-VIIIA van toepassing zijn op feiten waarop bij andere wetten of
verordeningen straf is gesteld, tenzij de bijzondere wet anders bepaalt.
Het gaat hierbij om: straffen en maatregelen, omvang van de werking van de strafwet, uitsluiting en
verhoging van de strafbaarheid, poging en voorbereiding, deelneming, samenloop, maar ook:
uitwerking van het opzet & schuldbegrip, causaliteit, wederrechtelijkheidsbegrip (ook al staan deze
niet in het algemene deel!!)
De formele wetgever mag hier alleen van afwijken als het strikt noodzakelijk is (= opdracht tot
terughoudendheid).
Andere wetgevers: niet toegestaan om af te wijken.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller Amber271. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $10.83. You're not tied to anything after your purchase.