Contents
Historiek .................................................................................................................................................. 2
Ruimtelijk beleid en planning ................................................................................................................. 9
Ruimtelijke structuurplannen – Beleidsplannen ruimte ....................................................................... 12
Oud en nieuw instrumentarium ........................................................................................................... 14
Bouwshift en het instrumentendecreet ............................................................................................... 19
Verdichten............................................................................................................................................. 21
Verkavelingsontwerp ............................................................................................................................ 25
De Omgevingsvergunning – Algemeen ................................................................................................. 27
1 Vergunning, 2 procedures, 3 niveaus ................................................................................................ 29
De Omgevingsvergunning - De procedure ............................................................................................ 31
Vereenvoudigde procedure vs. de gewone .......................................................................................... 33
Jurisdictioneel beroep en handhaving .................................................................................................. 35
Aanvraag vergunning ............................................................................................................................ 36
Inleiding Riolering ................................................................................................................................. 37
1
, Historiek
1. Wat hield de Besluitwet van 1915 in en had ze een grote impact?
Zwaar geteisterde gemeenten met aanzienlijke verwoestingen moesten voortaan algemene
aanlegplannen opstellen - met daarin de rooilijnen, de bestaande toestand en de gewenste
bestemmingswijzigingen (industrie, bewoning, park …). De ‘Bijzondere Commissie voor
Monumenten en Landschappen’ diende de plannen goed te keuren en leverde zo de basis voor
(her)bouwvergunningen. Van de planmatige aanpak van de wederopbouw (zoals voorzien in de
Besluitwet van 25 augustus 1915) kwam in de praktijk echter niet veel terecht. Het ontbrak de
overheid aan goede plannen en technische kennis. Bovendien drong de ‘nieuwe’ mentaliteit
nauwelijks door tot bij de gemeentebesturen. Na de oorlog kwam de wederopbouw snel op gang.
2. Welk concept is alom tegenwoordig tijdens het interbellum en vormt het grootste deel van de
goedkope woningen in deze periode? Naar welk voorbeeld?
Eerder probeerde die de acute woningnood aan te pakken met de realisatie van tuinwijken (naar
Engels voorbeeld). Het concept van de tuinwijk was geboren. Tuinwijken zijn een vertrouwde
verschijning in ons land. Tientallen voorbeelden, waarvan zowat een twintigtal in de Brusselse
voorsteden, getuigen van dit grote stedenbouwkundige avontuur uit het Interbellum.
3. Vlak na WO2 werd het huisvestingsprobleem herleid tot twee vraagstukken: welke?
Enerzijds de grote vraag naar nieuwe woningen door de vernieling en de overbevolking. Anderzijds
vroeg het kwalitatieve probleem van het bestaande woningbestand om aangepakt te worden. Er
moest zowel gebouwd als afgebroken worden. De ongezonde woningen hoorden namelijk niet thuis
in de naoorlogse welvaartstaat. Dit zal uiteindelijk leiden tot de hervatting van de reeds in de jaren
30 gestarte maar geschorste nationale campagne tegen de strijd tegen de krotten.
4. Welke twee grote huisvestingswetten werden gelanceerd vlak na de WO2 die de bouw van de
woningen moesten stimuleren. Wat zijn de principes van deze twee wetten? Geef aan wat de
gevolgen zijn van deze wetten.
De wet De Taeye en Brunfaut, die de bouw van woningen moesten stimuleren.
De wet De Taeye is de eerste maatregel in het naoorlogse huisvestingsbeleid getroffen, gestoeld op
katholieke principes. De wet voorzag premies en voordelige leningen aan alle gezinnen die een eigen
eengezinswoning bouwden of aankochten. Met deze katholiek gekleurde visie werd vooral door de
Christelijke Volkspartij een sterk antistedelijk beleid gevoerd. De stad had in die tijd een negatieve
connotatie. Het was de plaats die al sinds de industrialisering voor velen een broeihaard was van
miserie en ellende met tal van sociale en maatschappelijke problemen. Vandaar dat de CVP zich
vooral richtte op het wonen op het platteland en in groene en landelijke gemeentes rond de stad. De
wet ‘De Taeye’ (1948) voorzag dus in een individueel premiestelsel – dat, bij gebrek aan een
gecoördineerd beleid, tot ongebreidelde bouwdrift leidde.
De wet Brunfaut. Met deze wet trachtte de socialisten een aanvulling te bieden op de impasses van
de wet van de katholieke tegenpartij. De socialisten konden zich niet verzoenen met de anti-stad
houding van de tegenpartij. Zij wilden een meer stedelijk beleid voeren en waren voorstander van
het bouwen in en rond de stad waar de woningnood het grootst was. Ten tweede geloofden zij niet
in het privé-initiatief en voorspelden dat dit tot een ongecontroleerde verspreiding ging leiden met
een complete chaos van het landschap als gevolg. Zij opteerden daarentegen voor een meer
geplande en gecoördineerde aanpak van bovenaf, met grootschalige herstructurering en
modernisering van het stedelijk weefsel. Dit wilde zij bewerkstelligen met de instelling van een
Nationaal Fonds dat extra kredieten moest verlenen aan de erkende nationale bouwmaatschappijen
voor de bouw van sociale huurwoningen en infrastructuurwerken. Volgens hen waren de meeste
arbeiders tevens niet in staat om de (dure) leningen van de wet De Taeye af te betalen, waardoor de
2
,laagste bevolkingsklassen genegeerd zullen worden. Deze socialistische aanpak leidde in de praktijk
vaak tot grootschalige hoogbouwensembles.
Het reële effect van de wet ‘De Taeye’ was echter vele keren groter.
5. Welke wet levert voor het eerst in de geschiedenis een wettelijk instrument waarbij de
ruimtelijke ordening voor het hele grondgebied wordt geregeld. Leg kort de inhoud van de wet uit.
Wat zijn de belangrijkste instrumenten? Leg uit.
Wet op de Stedenbouw 29 maart 1962: de "Wet houdende organisatie van de ruimtelijke ordening
en van de stedenbouw".
Na decennia discussie komt er in 1962 voor het eerst een wet die op nationaal niveau de
stedenbouw regelt, de eerste Belgische wet op de ruimtelijke ordening . Van 1945 tot 1962 kende
België geen ruimtelijke ordening. In deze periode kon men overal en op gelijk welke wijze bouwen.
In deze wet wordt de ruimtelijke ordening van België vastgesteld in plannen. In artikel 1 staat dat
deze ordening wordt ontworpen uit zowel economisch, sociaal en esthetisch oogpunt als met het
doel ’s lands natuurschoon ongeschonden te bewaren. In de praktijk is de wet enerzijds een middel
om de ruimte beter en efficiënter te ordenen, en anderzijds een juridisch instrument zodat
burenruzies kunnen worden vermeden en beslecht. De wet werd ondertussen al veel gewijzigd.
De belangrijkste instrumenten van de wet zijn bestemmingsplannen. De wet bepaalt niet de
eigenlijke bestemming van de gronden maar het instrumentarium.
De bestemmingsplannen vormen de basis voor het verlenen van vergunningen (controle).
De wet bevat ook procedures regeling mbt onteigening en planschade (rechtzekerheid) en een
systeem van straf- en herstelmaatregelen (herstelbeleid).
De opmaak van de plannen is een omslachtige procedure en er is een gebrek aan een
grensoverschrijdende visie.
Over de Stedenbouwwet 1962:
▪ basiswet op de stedenbouw en de RO
▪ doordrongen van het principe van de ruimtelijke scheiding van functies, bijvoorbeeld: geen
bedrijven of industrie in woonwijken maar voorzien in separate industriegebieden.
▪ veralgemeende bouwvergunningsplicht en verkavelingsvergunningsplicht
▪ eerste wet die voor alle gemeenten geldig is
▪ het openbaar onderzoek als enig communicatiemoment
▪ geordende set van plannen van aanleg met een hiërarchie
▪ uniforme procedure voor het uitleveren en bekomen van vergunningen (controle)
▪ procedures regeling mbt onteigening en planschade (rechtszekerheid)
▪ systeem van straf- en herstelmaatregelen (herstelbeleid)
3
, 6. Wat wordt beschreven in het KB van 1972?
Het KB van 1972 gaat over de inrichting en de toepassing van ontwerp
gewestplannen en gewestplannen. Dit KB is de start van de opmaak van de gewestplannen. Dit
besluit bevat de voorschriften die gemeenschappelijk zijn voor alle gewestplannen (zoals
woongebied, industriegebied, natuurgebied, recreatiegebied)
7. Wat betekent de opvulregel en wat zijn de gevolgen ervan? Wanneer werd die ingevoerd?
Door de opvulregel kon gebouwd worden op gronden mits ze binnen een huizengroep liggen, de
algemene bestemming van het gebied niet in gevaar brengen en aan een uitgeruste openbare weg
liggen. Het kwam erop neer dat elke zone van 70 meter tussen twee woningen, langs een uitgeruste
weg, kon ingevuld worden. (De uitzonderingsregel was echter zo veralgemeend en uitgehold dat het
een veel toegepast instrument geworden was om gronden op te waarderen tot bouwgronden).
8. Wat zijn de gevolgen voor de open ruimte door het 'minidecreet' 1984 ? Leg uit.
Door een aantal wetten werd open ruimte in Vlaanderen daarenboven steeds verder aangetast.
Belangrijk hierin waren de 'opvulregel' die toeliet nieuwe zonevreemde woningen te bouwen, wat
leidde tot de lintbebouwing; en het 'minidecreet' 1984 dat toeliet dat zonevreemde bedrijven nog
verder konden uitbreiden.
Met het minidecreet van 28 juni 1984 werd een regeling ingevoerd om tegemoet te komen aan de
problematiek van de zonevreemdheid. Deze nieuwe regelgeving moest onder andere de bedrijven
die zonevreemd waren of werden door uitbreiding, toelaten om tot 100% uit te breiden in een
bestemmingsgevoelige (vreemde) zone en daarvoor regelmatig te worden vergund.
Het decreet maakte ook zonevreemde gebruikswijzigingen mogelijk voor zover de wijziging was
opgenomen in een door de Vlaamse regering vast te leggen lijst. De gebruikswijziging werd wel
vergunningsplichtig.
Gebouwen en bedrijven die niet in overeenstemming zijn met het gewestplan, kunnen dus toch
worden uitgebreid, ver- of herbouwd.
9.Welk decreet maakte een einde aan de opvulregel?
In 1993 werd het 'nooddecreet' goedgekeurd dat een einde maakte aan de talloze uitzonderingen
die intussen regel waren geworden en die vooral in het buitengebied tastbaar werden. Zo zorgde de
opvulregel ervoor dat een onderbroken huizenrij tot over een afstand van zeventig meter kon
worden opgevuld met extra huizen, op niet-bouwgrond met bijkomende lintbebouwing tot gevolg.
Vergunde gebouwen konden in volume verdubbelen, ook al gebeurde die uitbreiding in gebied dat
daarvoor niet was bestemd (zonevreemd).
Behalve dat nooddecreet maakte ook het duinendecreet dat in de jaren 1990 belangrijke stappen
werden gezet om het eindelijk over een andere boeg te gooien. Veel achterpoortjes werden
gesloten en een hoopvol stemmende visie op de Vlaamse ruimtelijke ordening was via het
structuurplan in een decreet verankerd. Het besef dat Vlaanderen niet kon blijven morsen met
ruimte, natuur en landschap leek ingang te hebben gevonden. Dat het geknoei met onze ruimtelijke
ordening bijkomend ook funest was voor onder meer de mobiliteit en dus de economie, leek
verworven.
4
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller WilliamVerDonck. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $8.65. You're not tied to anything after your purchase.