Stad en diversiteit
Les 1: Verstedelijking, migratie en de vele dimensies
van diversiteit
MIGRATIE ALS OORZAAK VAN VERSTEDELIJKING EN STEDELIJKE DIVERSITEIT :
- Verstedelijking in Europa neemt stelselmatig toe vanaf ca. jaar 1000
- Relatief weinig mensen in steden voor ca. 1800, maar steden wel zeer divers
- Urbanisering enkel mogelijk dankzij permanente migratie van platteland naar stad (in pre-
moderne steden door het ‘urban graveyard effect’= meer mensen stierven in de stad, steden
zonder migratie krimpen door deze sterfgevallen, verschillende oorzaken, ongezonde
leefomstandigheden, meer alleenstaanden, ...)
- ‘Nettomigratie’ slechts fractie van reële mobiliteit (belang van permanente uitstroom)
Toen nog maar 5% dat in stad woonde, nu globaal tussen 50 en 60%, hangt af van plaats, in Europa al
meer 80 of 90%
Uitleg statistiek:
In late middeleeuwen al meer verstedelijking, binnen steden was de diversiteit al heel groot
Redenen om naar stad te trekken? Scholen, bescherming of veiligheid = pull factoren
Push en pull-factoren= waarom je ergens heen gaat of weggaat
(Onderscheid tussen netto migratie en netto aangroei, meer migranten naar de stad dan dat de
stad groeit, geboortetekort in de stad,)
Op het platteland geboorte surplus; bepaald procent daarvan trekt naar stad= H als % stedelijke
promotie: dorpen die de jaren ervoor te klein waren voor mee te tellen, maar erna mee in de
statistiek komen
OORZAKEN MIGRATIE NAAR PREMODERNE STAD :
Pushfactoren platteland: droge grond in Kempen
- Oorlogen, gebrek aan kansen of grond
- Proletarisering= opkomst van arbeidersklasse, iemand die
geproletariseerd is, is iemand die alleen kan verdienen van zijn arbeid te
bieden, heeft geen eigen grond of middelen
- Vraag naar arbeid, kennis en kapitaal in de stad
,Pullfactoren stad:
- Vraag naar arbeid; kennis en kapitaal: ongeschoolde arbeid zoals haven en
dienstpersoneel maar ook handelaars en ambachtslui
- Specifieke instellingen en diensten zoals ziekenhuizen, academies,
godshuizen, …
KENMERKEN MIGRATIE IN PRE-INDUSTRIËLE PERIODE:
Verband tussen aantallen en afstand
- Belang van lokaal ‘demografisch basin’
- Belang van netwerken en informatie
Omgekeerd verband tussen afstand en sociale status
- Migratie van platteland naar stad vaak ongeschoolde arbeiders of
dienstmeiden. Verticale migratie= van platteland naar stad
- Lange afstandsmigratie van handelaars en hooggeschoolden (ook vaklui),
vaak tussen steden. Horizontale migratie: van stad naar stad, vaak heel
welkom, al kennis en kapitaal. Reizen was duur, enkel rijke mensen komen
van ver.
Veel niet permanente migratie
- Circulaire en seizoensgebonden migratie, in winter naar stad en lente
terug naar platteland
- Landlopers en ‘vagebonden’
Grenzen deden er nauwelijks toe. Steden hadden we duidelijk grenzen, muren of
rivier, je mocht stad bezoeken, maar enkel burgers hadden privileges.
INDUSTRIALISERING EN URBANISERING IN DE 19DE EEUW
- Trek naar steden (ondanks verdwijnen ‘urban graveyard’ effect) hygiëne
verbeterd, minder mensen sterven van infecties, steden groeien heel erg.
- Nieuwe steden (voor het eerst sinds Middeleeuwen)
- Meer nood aan permanente migratie door industrialisering
- Democratisering’ lange afstandsmigratie= als je daar permanent wil
blijven ben je meer geneigd te investeren in de migratie en verder weg te
gaan en reizen wordt ook goedkoper
Oorzaken van negentiende-eeuwse versnelling en transformatie
- Demografische groei en stijgende productiviteit landbouw
- Economische problemen en verarming platteland
- Nood aan permanente arbeid in de stad (vaak ook ongeschoold)
- Technologische ontwikkelingen (in industrie en transport)
MIGRATIE IN EUROPA, 20STE EEUW
- De nieuwe wereld als ‘uitlaatklep’ vanaf mid-19de eeuw (voor verarmde boeren, Joden, …)
- Stagnatie in interbellum door afname fertiliteit en verdwijnen dynamiek op het platteland
(dat nu ook veel minder bevolkt is) en meer werkzekerheid, waardoor minder heen-en-weer
migratie tussen stad en platteland
- Nieuwe fase urbanisering en industrialisering na WOII door ‘interne’ migratie en komst van
de ‘gastarbeiders’ (combinatie van push en pull-factoren en politieke interventie)
,De nood aan gastarbeiders
- Uitdunning Europese bevolking door wereldoorlogen
- Spectaculaire economische groei na WO II (tot 1973)
- Dalende geboortecijfers en kortere arbeidstijden in Europa (sociale zekerheid en
arbeidswetgeving, mensen werken minder lang, meer arbeiders nodig)
Pushfactoren (vaak uit Noord-Afrika, Turkije, Marokko):
- Hoge fertiliteit
- Werkloosheid
- Lage inkomens
DESURBANISERING VANAF JAREN 1970
- Economische crisissen, en deindustrialisering, vnl. vanaf 1973
- Stadsvlucht uit postindustriële stad (na 1973) (‘urban sprawl’ en suburbanisering)
- Politieke stimulansen (wegennet, subsidiëren bouwen buiten de stad, etc., bvb. De Wet De
Taeye, 1948) Door wegen geraak je overal sneller.
Laatste decennia
- shift naar kenniseconomie en creatieve industrie (cf. belang van de ‘creative class’)
- naar een duale stad (met sociale en geografische segregatie): hoog inkomen hangt vaak samen met
hoog diploma, vaak ook verband met etnisch culturele achtergrond, migranten doen vaker lager
betaalde jobs of zijn lager opgeleid
Migratiestop sinds 1973, niet iedereen mag zomaar migreren, middenklasse trekt
weg uit stad, is nu terug aan het komen om op de arbeidsmarkt toegang te
krijgen tot goede jobs heb je een diploma nodig
VORMEN EN TYPES VAN MIGRATIE , EN HET STRUCTURELE VERBAND ERVAN MET DIVERSITEIT EN
INTEGRATIE
Diversiteit types migratie (belangrijk onderscheid in types en redenen om te migreren)
- Permanent versus tijdelijk (seizoensarbeid, circulair, levenscyclus= bepaalde periode)
- Gedwongen migratie, subsistentiemigratie= om te overleven en in basisbehouten te
voorzien, carrièremigratie, vluchteling en asiel (is vaak om politieke redenen)
- Kettingmigratie= gezinshereniging, bvb gastarbeiders, na een tijdje volgt familie, via
huwelijken kan ook, sluiten vaak slechter aan op de vraag van de arbeidsmarkt
Oorzaken migratie
- ‘Push and pull’-factoren (demografisch, economisch, maar ook cultureel/religieus en politiek)
- Netwerken, organisaties en informatiestromen, veel hangt af van beschikken over juiste info,
hoe lager de sociale status, hoe minder juiste info beschikt wordt
- Politieke stimulansen en beperkingen
Verband tussen oorzaak migratie en demografische kenmerken migranten
- Alleenstaanden versus gezinnen
- Mannen versus vrouwen (mannen vaak seizoensarbeiders, vrouwen een periode voor dienst)
, - Leeftijd
Patronen
- Hangt af van push- én pullfactoren
- Meeste migratie gebeurt tijdens adolescentie, rond de huwelijksleeftijd of bij overlijden van
de man/vrouw
- Kinderen en volwassen getrouwden verhuizen relatief minder vaak
Structurele verbanden tussen migratie en diversiteit
- Democratisering lange-afstandsmigratie zorgt voor grotere culturele diversiteit in steden
- Cosmopolitische elites mobieler dan migranten met grotere sociaal-economische
kwetsbaarheid, andere culturele achtergrond gaat vaak samen met een sociaal zwakkere
positie, dot zorgt voor stigmatisering en eennslecht label, hangt samen met werkloosheid,
taalproblemen, minder toegang tot de arbeidsmarkt, gaan minder snel weg omdat ze nood
hebben aan een netwerk
- ‘Reproductiekosten’ worden afgeschoven op het platteland (tot en met de negentiende
eeuw) en niet-Europese regio’s (tot op vandaag)
Effect van profiel op integratie
- Grotere nood aan integratie voor sociaal-economisch meer kwetsbare migranten
- Hoe sterker push-factoren, hoe minder migratie afgestemd op lokale context
- Sociaal kwetsbaren migranten vaker in plaatsen met minder vraag naar hun profiel door
minder goede informatie en nood aan lokaal netwerk (kettingmigratie). Meer moeite om
inkomen te vinden, maar vertrekken ook minder snel omdat ze nood hebben aan netwerk,
kennissen, buren
Verklaring ‘ethnic neighbourhoods’ en ‘transplanted networks’= klusters van mensen met afkomst
van dezelfde dorpen in hun land van herkomst.
INTERSECTIONALITEIT EN DE DIVERSITEIT VAN DIVERSITEIT EN INTEGRATIE
Twee vormen van ‘integratie’
- Structurele integratie
o Arbeidsmarkt en economische orde
o Woonmarkt
o Huwelijksmarkt
- Culturele integratie
o Taalverwerving
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller freyahoremans. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $6.97. You're not tied to anything after your purchase.