Met deze samenvatting haal je zeker een voldoende op het tentamen. Het is een beknopte samenvatting met de belangrijkste punten uit het boek en uit de lessen.
- Cashflow = winst na belasting + afschrijvingen
= zijn de uitgaven en ontvangsten die vanaf de start tot en met het einde van het
project ontstaan.
- Vrije kasstromen = zijn alle bruto-ontvangsten van de verkoop van producten - de uitgaven van
het investeringsproject.
Ontvangsten en uitgaven die samenhangen met de financiering (bijv. rentebetalingen of
aflossingen vanwege het gebruik van vreemd vermogen) zijn geen onderdeel van de vrije
kasstromen!!! (dit komt omdat vooraf bij de beoordeling van een investeringsproject nog niet
vaststaat hoe een project zal worden gefinancierd).
Belangrijk verschil:
- Vrije kasstroom = ontvangsten – uitgaven
- Periodewinst = opbrengsten – kosten
Afschrijvingen zijn wel kosten maar geen uitgaven.
Investeringen en desinvesteringen zijn wel uitgaven/ontvangsten maar geen kosten/opbrengsten.
Dus:
- Vrije kasstroom = periodewinst na belastingen + afschrijvingen - investeringen +
desinvesteringen (desinvesteringen zijn verkopen die je doet zoals een machine op het einde
verkopen als je hem niet meer nodig hebt. Of grondstoffen verkopen die je niet meer nodig hebt)
(het belastingbedrag moet worden berekend op basis van de marginale belastingvoet van de
onderneming)
Om de winst na belasting te berekenen reken je eerst de winst voor belasting uit:
1. winst voor belasting = omzet – exploitatiekosten – afschrijvingen
2. winst na belasting = winst voor belasting – belasting
(zie voorbeeld kennisclip)
- Om bedragen op verschillende momenten in de tijd vergelijkbaar te maken gebruiken we de
basisprincipes uit de financiële rekenkunde welke te maken hebben met intrestberekeningen.
1. Enkelvoudige intrest = de intrest wordt steeds berekend over het oorspronkelijke bedrag.
Over de ontvangen intrest wordt geen intrest berekend.
, Dus: alleen intrest over hoofdsom
2. Samengestelde intrest = de intrest wordt berekend over het totaal van de oorspronkelijke
lening plus de reeds vervallen intrest, dus over een periodiek steeds hoger wordend
bedrag. De intrest draagt dan ook zelf de intrest.
Dus: intrest over hoofdsom + vervallen intrest
- De contante waarde = de huidige waarde van een of meer toekomstige bedragen.
- Contant maken = het terugrekenen van bedragen in de toekomst naar het heden.
- Als we willen weten welk bedrag we nu op de bank moeten zetten om over 2 jaar precies €1000
euro te hebben bij een rente van 3%. Dan berekenen we de contante waarde als volgt:
(I.p.v. de gemiddelde winsten mag je ook het gemiddelde van alle vrij kasstromen gebruiken).
- TP (terugverdienperiode) = periode waarin het investeringsbedrag is terugontvangen uit de
cashflows.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller fmcnaus1. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $6.31. You're not tied to anything after your purchase.