Dit is een Examenbundel van vragen gebaseerd op de powerpoint's van OMT 2. Dit document bevat 54 vragen en de oplossingen bevinden zich op het einde van de bladzijden. Dit document gaat je meer inzicht geven in de leerstof. Succes allemaal!
Faculteit: Psychologie En Educatiewetenschappen
Onderzoeksmethoden en technieken 2
All documents for this subject (1)
Seller
Follow
ninahernalsteen83
Content preview
Examenvragen onderzoeksmethoden en technieken 2
1. Wat is een kenmerk van wetenschappelijk onderzoek?
A) Het is gebaseerd op geloof en subjectieve waarnemingen.
B) Wetenschappers publiceren hun resultaten in vaktijdschriften.
C) Het vereist geen empirisch bewijs.
D) Wetenschappers werken geïsoleerd en communiceren niet met andere onderzoekers.
2. Wat is de essentiële basis van de empirische methode in wetenschappelijk onderzoek,
waarbij conclusies worden getrokken op basis van verzamelde data?
A) Subjectieve ervaringen en intuïtie vormen de kern.
B) Het vertrouwen op autoriteitsfiguren is cruciaal.
C) De methode steunt op directe zintuiglijke waarnemingen en meetinstrumenten.
D) Er is geen noodzaak om onderzoek nauwkeurig te rapporteren of te repliceren.
3. Welke cyclus wordt gebruikt door wetenschappers om theorieën te testen?
A) De hypothese-data cyclus.
B) De empirische cyclus.
C) De theoretische cyclus.
D) De onderzoeksdesign cyclus.
4. Welke cyclische benadering hanteren wetenschappers om theorieën te testen, waarbij
data worden gebruikt om hypothesen te toetsen en indien nodig onderzoeksdesigns en
theoretische kaders worden herzien?
A) De hypothese-data iteratiecyclus.
B) De empirisch-theoretische cyclus.
C) De wetenschappelijke onderzoeksiteratiecyclus.
D) De theorie-data revisiecyclus.
5. Wat was de belangrijkste bevinding van het onderzoek van Harlow met betrekking tot de
voorkeur van pasgeboren aapjes voor verschillende poppen?
A) De aapjes brachten het merendeel van hun tijd door bij de linkse pop, wat de cupboard
theory ondersteunt.
B) De aapjes brachten het merendeel van hun tijd door bij de rechtse pop, wat de cupboard
theory weerlegt.
C) De aapjes vertoonden geen voorkeur voor een specifieke pop, wat zowel de cupboard
theory als de comfort theory betwist.
D) De aapjes brachten evenveel tijd door bij beide poppen, wat de comfort theory
ondersteunt.
1
,6. Wat is een essentiële eigenschap van een wetenschappelijke theorie die het onderscheidt
van pseudowetenschap?
A) De mogelijkheid om de theorie te weerleggen of falsifiëren.
B) De mate waarin de theorie complexiteit en abstractie bevat.
C) De hoeveelheid persoonlijk geloof en intuïtie die eraan ten grondslag ligt.
D) De mate waarin de theorie populair is bij het grote publiek.
7. Welk principe van Merton's wetenschappelijke normen benadrukt dat wetenschappers
een gemeenschap vormen en resultaten, data en instrumenten moeten delen?
A) Universalisme
B) Communality
C) Disinterestedness
D) Organized skepticism
8. Welk principe van Merton's wetenschappelijke normen benadrukt dat wetenschappers
onbevooroordeeld en zonder persoonlijke belangen naar de waarheid streven?
A) Universalisme
B) Communality
C) Disinterestedness
D) Organized skepticism
9. Wat is het belangrijkste verschil tussen fundamenteel onderzoek en toegepast onderzoek?
A) Fundamenteel onderzoek is gericht op praktische toepassingen, terwijl toegepast
onderzoek gericht is op theoretisch inzicht.
B) Fundamenteel onderzoek heeft een directe praktische toepassing, terwijl toegepast
onderzoek gericht is op een beter begrip van fenomenen.
C) Fundamenteel onderzoek wordt meestal uitgevoerd aan universiteiten, terwijl toegepast
onderzoek voornamelijk wordt uitgevoerd in laboratoria.
D) Fundamenteel onderzoek leidt vaak tot praktische toepassingen op lange termijn, terwijl
toegepast onderzoek zich richt op het testen van bestaande toepassingen.
10. Wat is de rol van peer-review in het publicatieproces van wetenschappelijke artikelen?
A) Het selecteren van welke artikelen gepubliceerd worden in wetenschappelijke
tijdschriften.
B) Het coördineren van het reviewproces en het nemen van beslissingen over de kwaliteit
van de artikelen.
C) Het beoordelen van de kwaliteit van de studies, inclusief methodologie en theoretische
basis.
D) Het bieden van feedback en suggesties voor verbetering aan de auteurs van de artikelen
2
, 11. Wat was de belangrijkste conclusie van het onderzoek van Bushman (2002) met
betrekking tot de catharsishypothese?
A) Het uiten van woede leidt tot een afname van agressie.
B) Fysieke activiteit heeft geen invloed op agressie.
C) Het uiten van woede kan leiden tot
een toename van agressie.
D) De catharsishypothese is geldig en moet niet worden herzien.
12. Wat is de term die verwijst naar de neiging van mensen om selectief informatie te
zoeken, interpreteren en onthouden die hun bestaande overtuigingen bevestigt, terwijl ze
tegenstrijdige bewijzen negeren of minimaliseren?
A) Bevestigingsbias
B) Hypothesebias
C) Dunning-Kruger-effect
D) Blinde vlek voor vooroordelen
13. Onderzoek wijst uit dat er een sterke negatieve correlatie is tussen de consumptie van
fastfood en de fysieke fitheid van individuen. Wat betekent dit?
A) Hoe meer fastfood mensen consumeren, hoe fitter ze zijn.
B) Hoe meer fastfood mensen consumeren, hoe minder fit ze zijn.
C) Er is geen verband tussen fastfoodconsumptie en fysieke fitheid.
D) Fastfoodconsumptie en fysieke fitheid hebben een curvilineair verband.
14. Een onderzoeker ontwikkelt een nieuw meetinstrument om zelfvertrouwen te meten bij
studenten. Ze vergelijkt de scores op het nieuwe instrument met die van een gevalideerde
zelfvertrouwenschaal die al veel gebruikt wordt. Ze vindt een sterke positieve correlatie
tussen de scores op beide instrumenten. Welke validiteit wordt in dit scenario ondersteund?
A) Interne validiteit
B) Externe validiteit
C) Construct validiteit
D) Predictieve validiteit
15. Een onderzoeker ontwikkelt een nieuw meetinstrument om zelfvertrouwen te meten bij
studenten. Ze vergelijkt de scores op het nieuwe instrument met die van een gevalideerde
zelfvertrouwenschaal die al veel gebruikt wordt. Ze vindt een sterke positieve correlatie
tussen de scores op beide instrumenten. Welke validiteit wordt in dit scenario ondersteund?
A) Interne validiteit
B) Externe validiteit
C) Construct validiteit
D) Predictieve validiteit
3
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller ninahernalsteen83. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.21. You're not tied to anything after your purchase.