Samenvatting - Kennislijn jaar 1: Werken aan en in de wijk (met 4 oefenvragen)
5 views 0 purchase
Course
Kennislijn jaar 1: Werken aan en in de wijk
Institution
Haagse Hogeschool (HHS)
Samenvatting van alles wat in de hoor-/werk-/interactieve colleges zijn besproken, van kennislijn toets Werken aan en in de wijk (2023, juni). Het zijn 7 thema's (zie inleiding). Geschreven op een fijn lezende manier. Plus vier oefenvragen die tijdens de les zijn behandeld.
1. Geschiedenis Sociaal Werk p. 2
2. Ongelijkheid p. 4
3. Kapitaal theorie p. 9
4. Sociaal kapitaal p. 10
5. Leefstijl en identiteit p. 12
6. Empowerment p. 13
7. Sociaal beleid p. 15
8. Oefenvragen p. 17
In de geschiedenis van sociaal werk hebben verschillende ontwikkelingen
plaatsgevonden. In de middeleeuwen waren er drie standen: adel, geestelijkheid en
burgerij/gewone volk. Je wordt geboren in een van de groepen en daar hoor je je
hele leven bij. Je gaat naar school met dezelfde groep, vrienden, werk, enzovoorts.
De kerk had een belangrijke rol in de zorg voor de armen, waarbij gasthuizen en
kloosterorden zich ontfermden over de behoeftigen. De rol van de kerk was om op te
komen voor de zwakkere in de samenleving, geestelijken deden dit ook, omdat dit
volgens de bijbel ook van hen werd verwerkt. ‘Door iets terug te doen voor mindere
in de samenleving, kom je in de hemel terecht.’ De kerk zorgde voor eten en drinken
en begeleidden hun gasten bij het werk in de tuin en huishoudelijke taken.
Echter, door de slechte leefomstandigheden van de armen ontstond armoede en
ziekte.. De Renaissance, betekenis; wedergeboorte, een tijd van heropleving, bracht
een vernieuwde interesse in de oude Griekse en Romeinse beschavingen met zich
mee. De Nederlandse caritas werd beschouwd als een nationale deugd die ook in
het buitenland aandacht trok.
Caritas, de dienende liefde, gevormd door de kerk. De goede burger doet daden uit
liefdadigheid, maar deden dit ook uit eigen belang: hoe minder armoede, hoe minder
problemen. Hoe minder ziektes, hoe minder kans dat je er zelf last van hebt. Tegen
het einde van de middeleeuwen veranderde de houding ten opzichte van armen en
ontstond er angst en verwachting rondom de armen. Omdat armen gezien werden
als een sociaal gevaar.
Rijke gedachtes:
Door te gehoorzamen aan god, konden ze zo hun eigen konden bevorderen. Men
had dus arme medemans nodig om een plek in de hemel te verdienen. ‘Door iets
terug te doen voor mindere in de samenleving, kom je in de hemel terecht.’. Aan het
eind van de middeleeuwen veranderde de houding tegenover de armen. Omdat de
armen gezien werden als een sociaal gevaar, vreesden ze dat de armen ‘’classes
dangereuses’’ werden.
De opkomst van de Handelskapitalisme kwam door de toename van handen en
nijverheid. Met de opkomst van het handelskapitalisme groeiden de steden, maar
ook de armoede. Als reactie hierop richtte de armenzorg zich op het aanleren van
werkethiek en opvoeding en orde.
Bedelen werd verboden en armen die in staat waren om te werken, werden
gestimuleerd om te werken. Alleen degenen die echt behoeftig waren, ontvingen
ondersteuning. Ondanks deze veranderingen nam de armoede in de 17e eeuw, ook
wel bekend als de Gouden Eeuw van Nederland, toe. De stedelijke armenkassen
konden de groeiende aantallen armen niet meer aan, waardoor de rol van de
kerkelijke armoedezorg weer groter werd. In deze periode speelde de Maatschappij
tot Nut van het Algemeen, opgericht door vader en zoon Nieuwenhuijzen, een
belangrijke rol.
2
,Deze vereniging liet zich inspireren door verlichtingsidealen en richtte zich onder
andere op bijstand aan werklozen en armen. Er werden speciale instellingen
opgericht, zoals het Instituut voor Doven, waar dove kinderen en kinderen met
beperkingen onderwijs kregen. Ook ontstonden er initiatieven voor de zorg van
verstandelijk gehandicapten.
Risicomanagement leidde tot de opkomst van nieuwe verenigingen en
genootschappen die bedoeld waren voor verstandige mensen die hun eigen positie
wilden verbeteren. Een bekend voorbeeld hiervan is de Maatschappij tot Nut van het
Algemeen, opgericht door vader en zoon Nieuwenhuijzen. Hun motto was
"Beschaving door het ontwikkelen van kennis en deugd". Het eerste beroepsprofiel
werd opgesteld in 1971.
Een opvallende oplossing voor armoede werd bedacht door Johannes van den
Bosch. Hij stuurde arme gezinnen en werklozen naar Drenthe om het land te
ontginnen en daar landbouw en veeteelt te bedrijven. Deze ontwikkelingen en
initiatieven laten de veranderingen zien die hebben plaatsgevonden in de sociale
zorg en het sociaal werk door de eeuwen heen. Het doel was altijd om de armoede
te verminderen en de situatie van de behoeftigen te verbeteren.
3
, WEEK 2 – ONGELIJKHEID
Sociale ongelijkheid kan voorkomen in verschillende vormen. Het kan zich
manifesteren tussen jong en oud, man en vrouw, etnische groeperingen, seksuele
voorkeur en sociaaleconomische ongelijkheid.
Het stratificatiestelsel omvat verschillende vormen van sociale hiërarchie. Het
standenstelsel kenmerkt zich door grote ongelijkheid tussen drie lagen, terwijl de
klassenmaatschappij meer gebaseerd is op economische maatstaven en
individuele prestaties. In de kennismaatschappij zijn er verschillende sociale
klassen, waarbij de meerderheid tot de middenklasse behoort. Sociale mobiliteit,
oftewel de mogelijkheid om van sociale klasse te veranderen, is groter en draagt bij
aan het verminderen van ongelijkheid. Hoewel er pogingen zijn gedaan voor een
klasseloze maatschappij, zoals voorgesteld door Marx, waren deze in de praktijk niet
succesvol, aangezien er nog steeds groepen met meer macht bestonden.
Sociale ongelijkheid verwijst naar ongelijke kansen en de ongelijke verdeling van
macht, geld en beloning. Hoewel de ongelijkheid de afgelopen 150 jaar is afgenomen
door sociale mobiliteit, is er nog steeds een aanzienlijk verschil tussen de allerrijksten
en allerarmsten. Economische ongelijkheid speelt een belangrijke rol, waarbij
bepaalde beroepen, vooral de hoogste inkomens, een grotere groei in inkomen
hebben ervaren in vergelijking met andere beroepen, met name lagere inkomens.
Vermogensongelijkheid, oftewel de ongelijke verdeling van bezittingen, is ook een
belangrijk aspect. In Nederland bezit 1% van de bevolking 30% van het totale
vermogen. Een kritiekpunt hierbij is dat vermogen minder zwaar belast wordt dan
arbeid. Grotere ongelijkheid leidt tot maatschappelijke problemen en verhoogt het
risico op armoede.
Armoede gaat niet alleen over het gebrek aan geld, maar omvat een complexe mix
van problemen. Er zijn verschillende manieren om armoede te beoordelen, zoals
subjectieve beleving, absolute mogelijkheden voor essentiële aankopen, relatieve
vergelijkingen met het mediane inkomen en administratieve ondersteuning door de
overheid. Het feit dat er zoveel criteria zijn om armoede te bepalen, illustreert de
complexiteit ervan. Het grootste gevolg van armoede is sociale uitsluiting, waardoor
mensen niet volwaardig kunnen deelnemen aan de samenleving. Armoede is een
multidimensionaal probleem waarbij mensen op verschillende gebieden de toegang
missen tot zaken die voor anderen normaal zijn. Naarmate de uitsluiting langer duurt,
wordt het steeds moeilijker om weer aansluiting te vinden. Bovendien wordt armoede
vaak van generatie op generatie doorgegeven, wat resulteert in kansarmoede. In de
volgende sectie gaan we dieper in op wat dit betekent voor mensen.
Sociale stratificatie verwijst naar de hiërarchische indeling van de samenleving op
basis van macht en geld. Dit wordt bepaald door verschillende factoren zoals
inkomen, vermogen, opleiding, afkomst, sekse en geloof.
4
, Stratificatiestelsels, zoals het standenstelsel, kastenstelsel en
klassenmaatschappij, geven de structuur van deze hiërarchie weer. In het
standenstelsel en kastenstelsel werd je sociale positie bepaald bij geboorte en was
het niet mogelijk om van positie te veranderen. Het standenstelsel had drie lagen
(geestelijken, adel en boeren), terwijl het kastenstelsel gebaseerd was op beroep en
afkomst met vier lagen (Brahmanen, Kshatriya's, Vaishya's en Sudra's).
In de klassenmaatschappij wordt de hiërarchie voornamelijk bepaald door
economische maatstaven en individuele prestaties, zoals inkomen, macht en aanzien
van je beroep.
Sociale klassen binnen de klassenmaatschappij omvatten de hogere klasse,
middenklasse en lagere klasse, met verschillende niveaus van macht, geld en
beroepsprestige.
Sociale mobiliteit, de mogelijkheid om van sociale positie te veranderen, wordt
beïnvloed door onderwijs, sociaal netwerk en economisch kapitaal.
Een klasseloze maatschappij is een samenleving waarin geen sociale stratificaties
bestaan.
Maatschappelijke scheidslijnen ontstaan vaak door tegenstellingen tussen
groepen, vooral wanneer er sprake is van schaarste.
Polarisatie verwijst naar het proces waarbij er een wij-zij-denken ontstaat, waarbij
groepen elkaar anders gaan zien.
Sociale stratificatie en polarisatie zijn belangrijke aspecten om te begrijpen hoe de
samenleving is gestructureerd en hoe mensen zich tot elkaar verhouden.
Sociale segregatie verwijst naar de scheiding van bevolkingsgroepen, waarbij
mensen voornamelijk omgaan met anderen uit hun eigen groep. Dit kan zowel
sociale segregatie zijn, waarbij groepen weinig met elkaar mengen, als ruimtelijke
segregatie, waarbij mensen met verschillende etnische of economische
achtergronden gescheiden wonen in verschillende buurten.
Sociale ongelijkheid ontstaat wanneer er ongelijke verdeling is van macht, geld en
kansen. De drie dimensies van ongelijkheid zijn economische ongelijkheid,
kansenongelijkheid en ongelijke verdeling van de macht. Economische ongelijkheid
verwijst naar de ongelijke verdeling van inkomen en vermogen. Kansenongelijkheid
komt vooral voor in het onderwijs, waar gelijkwaardige leerlingen op verschillende
niveaus terechtkomen. Ongelijke verdeling van de macht gaat over wie de regering
vormt en de overheid beheert, waarbij iedereen stemrecht heeft om de macht eerlijk
te verdelen.
5
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller mensicare. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $6.15. You're not tied to anything after your purchase.