100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting: Samenleving, feiten en problemen; Prof: Koen Decanqck; cijfer 14/20 $10.73
Add to cart

Summary

Samenvatting: Samenleving, feiten en problemen; Prof: Koen Decanqck; cijfer 14/20

 9 views  0 purchase
  • Course
  • Institution

Samenvatting SFP Prof: Koen Deqanck 14/20 Hoofdstukken: 1,2,3,4,5,6,7,8,9,10,11

Preview 4 out of 95  pages

  • June 15, 2023
  • 95
  • 2022/2023
  • Summary
avatar-seller
Samenleving, feiten en
problemen
Koen DeCanq



Les 1: Inleiding – een conceptueel kader
1. Drie basisinstituties

Samenleving als een Meerlagig structuur:

▪ Lokale samenleving: bv. Antwerpen
▪ Regionale samenleving: bv. Vlaanderen
▪ Nationale samenleving (natiestaat): bv. België
▪ Supranationale samenleving: bv. Europese Unie
▪ Wereldwijde samenleving: de wereld


Leden van de samenleving:

Een samenleving bestaat uit individuen (haar leden (gezinnen, bedrijven en overheid)
Het lidmaatschap van een samenleving (of burgerschap) bestaat uit 3 delen (T.H. Marshall, 1950):
 Burgerrechten: rechten die nodig zijn voor individuele vrijheid
o Bv. vrijheid van meningsuiting, gedachte en geloof (18e eeuw)
 Politieke rechten: recht op deelname aan de uitoefening van de politieke macht
o Bv. algemeen kiesrecht (19e eeuw)
 Sociale rechten: recht om een waardig leven te leiden
o Bv. bescherming tegen armoede (20e eeuw)
o (momenteel in debat)

Basis instituties:
1) Gezinnen
2) Bedrijven
3) Overheid

Met onderlinge acties: Ze leven, werken, spelen, studeren samen en ze vormen (sociale)
basisinstituties



1.1. Basisinstitutie 1: Het gezin


Redenen om een gezin te vormen:

▪ Nieuwe mensen voortbrengen
▪ Deze nieuwe leden verzorgen
▪ Wederzijdse hulp bieden

,▪ Samenwerken
▪ Middelen samen gebruiken
▪ ...
= > Gezinnen zijn informeel georganiseerd

Cognitieve revolutie:
Door de ontwikkeling van taal werden ontstonden er nieuwe mogelijkheden voor de mens zoals
samenwerken in groep, creaties van mythes, legendes, religies, ontwikkeling van cultuur en het
ontstaan van een markt (ontstaan door ruil en handel)

De markt =
Plek bestaande uit kopers en verkopers waar de verkopers hun goederen of diensten aan de kopers
aanbiedt in ruil voor geld.

 Een markt is geen basisinstitutie
 Wordt altijd gekenmerkt door de term “ruil”

Prehistorische zorg werd al bewezen uit het geval van Romito 2:
 Vroegste geval van dwerggroei
 Had verminderde mobiliteit + kleinere armen
 Kon niet voldoen aan de normatieve eisen
 Kreeg zorg in verschillende stadia van zijn leven

 Zorgen voor elkaar is een fundamenteel bouwsteen in de samenleving


Agrarische revolutie:
 Homo sapiens ontwikkelt landbouw
 Landbouw verhoogt de voedselproductie per m²
 Grotere samenlevingen kunnen in stand worden gehouden
 Sommige leden kunnen andere dingen doen dan jagen en voedsel verzamelen
 Sociale hiërarchieën (en ongelijkheid) ontstaan
 Uitvinden van landbouw zorgde voor een verandering van hoe we ons in de samenleving
bevinden (van nomades naar mensen die op 1 plek blijven)
 Doet de bevinding van mensen met bepaalde skills ontstaan en op basis van die skills wordt er
gerangschikt

 Homo sapiens ontwikkelt schrift
 Documentatie



1.2. Basisinstitutie 2: de overheid


 Grotere samenlevingen vereisen een meer formele organisatie
 Sommige leden van de samenleving krijgen de macht om over anderen te heersen: de
overheid.
 Belangrijke functies van de overheid:

,  Wetten maken en handhaven
 Belastingen innen en uitgeven
 Overheid zorgt voor wetten maken en belastingen (vb deel van de graanopbrengst afstaan
aan de farao) verheffen
 Babylonische wettekst = Oude wettekst vertaald met praktische regels als samenleven van
mensen onder elkaar Vb: als je een boot huurt en die gaat kapot dan moet je betalen enz.


Industriële revolutie:
 3e grote revolutie na de cognitieve en de agrarische revolutie
 Uitvinden van de stoommachine
 Productiviteit neemt toe + toename van implicaties = mensen die het platteland verlaten en
naar de steden trekken
 Verstedelijking: migratie naar grote steden
 Diepe transformatie van de samenleving


1.3. Basisinstitutie 3: De bedrijven


 Schaalvoordelen in de productie leiden tot (grote) winst maximaliserende bedrijven
 Bedrijven hebben kapitaal en arbeid nodig om goederen te produceren (productiemiddelen)
 Sociale relatie tussen werkgever en werknemer verandert:
 Arbeidsomstandigheden voor werknemers verslechteren
 Onzekere leefomstandigheden
 Ongelijkheid en armoede nemen toe
 Commodificatie van menselijke arbeid


 Bedrijven hebben kapitaal en arbeid nodig om te produceren => realtie tussen werknemers en
werkgevers verandert structureel
 De werkgever zal de mens zien als productiemiddel waarbij de werknemer gekocht kan
worden in ruil voor arbeid => Bepaalde gevolgen


Commodificatie=
De transformatie van dingen (goederen, diensten, arbeid) in goederen die op de markt worden
verkocht.
- Marxistisch begrip =>
- Na de IR
o Mensen moeten hun arbeid verkopen om uit de armoede te blijven
o Mensen worden afhankelijk van de arbeidsmarkt

Engels poorhouse =
Werkhuis door de staat gefaciliteerde huizen om onafhankelijke mensen en mensen in nood op te
vangen en te steunen


Economische groei en het meten van de economische groei:

 Het Bruto Binnenlands Product (BBP)=

, Is een maatstaf voor de totale economische output van een samenleving.
 Het BBP meet de marktwaarde van alle finale goederen en diensten die in een bepaalde
periode per land zijn geproduceerd en verkocht (niet doorverkocht).
 Kan gezien worden als een taart met de grote van de taart het BBP

 Het bruto binnenlands product per capita (BBP per capita) =
Wordt verkregen door het BBP van een land te delen door het totale aantal inwoners van dat
land.
 Hard gestegen bij het ontstaan van belgië en einde van de wereldoorlogen -> Industriële
revolutie
 Aantal mensen dat aan de taart heeft gewerkt = BBP per capita



Verhouding tussen de basisinstituties en de markt:

 Bedrijven hebben productiemiddelen (arbeid en kapitaal) nodig om goederen te produceren
 Gezinnen bezitten productiemiddelen en willen goederen consumeren
 Ruimte voor handel op de markt
 Markt voor goederen
 Markt voor arbeid
 Markt voor kapitaal
 De overheid regelt de handel en ziet toe op het naleven van contracten (in de meeste
gevallen)
 Alle spelers zijn actief op de markt
Overheid koopt arbeid en reguleert de markt => wat wel en niet kan op de markt
Vb stelen mag niet, als je iets afspreekt om te ruilen moet dit ook gedaan worden



Een ongereguleerde markt =
(of laissez-faire markt) is een markt zonder regulering door de overheid.
(Zeer) weinig voorbeelden in de recente wereld:

▪ Eind 19e eeuw (?)
▪ Rusland in de jaren negentig (Washington Consensus)
▪ Wereldwijde economie vandaag
▪ Markt voor Cryptomunten

Ongereguleerde markt = zelfregulerende markt

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller antonmartens. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $10.73. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

53340 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$10.73
  • (0)
Add to cart
Added