Marketingcommunicatie – samenvatting: H1,
2, 7, 8, 9, 10, 14, 15:
Marketing isn’t about what you want. It’s about what the market is asking. Be able to hear what the
market says. You have to learn how to communicate properly.
Inhoud
H1, marketing communicatie en andere marketinginstrumenten:.....................................................2
H2, communicatiemix van een onderneming:....................................................................................3
H5, onderdelen van het marketingcommunicatieplan:.......................................................................4
H7, marketingcommunicatiedoelgroep:.............................................................................................8
H8, marketingcommunicatiedoelstellingen:.......................................................................................9
H9, marketingcommunicatiestrategie:..............................................................................................10
H10, mediakeuze:.............................................................................................................................11
H11, creatieve ontwikkeling:.............................................................................................................14
H12, marketingcommunicatiebudget:..............................................................................................15
H14, reclame:...................................................................................................................................17
H15, public relations & voorlichting:.................................................................................................18
1
,H1, marketing communicatie en andere marketinginstrumenten:
Functies van een merk voor de consument:
Gemak bij het kopen.
Instrumentele functie: -> betrouwbaarheid en gemak.
Psychosociale functie:
- Expressieve functie = consument laat d.m.v. merk zien wat voor type mens hij is.
- Impressieve functie = het kopen van een bepaald merk geeft de consument een goed
gevoel.
Functies van een merk voor een bedrijf:
Onderscheid.
Continuïteit. (mensen blijven het merk kopen).
Hogere prijs. (indien het merk slaagt om psychologische meerwaarde te creëren).
Gemakkelijker productintroducties. (men kent het merk al).
Autoriteit. (merk heeft meer invloed / macht / betere positie).
Grotere onafhankelijkheid ten opzichte van de handel.
Merkimago = het beeld dat een consument van een merk heeft.
Instrumentele associaties = producteigenschappen.
Psychosociale associaties = gevoel van gezelligheid.
Onvervreemdbare merkkenmerken = de onderscheidende en herkenbare stijlkenmerken van
een merk. (zoals de gele M van McDonalds).
Onderscheid in consumentenproducten:
Dagelijkse gebruiksgoederen: (koffie, brood, tandenpasta).
Afwegingsgoederen: (producten waar de consument speciaal naar opzoek gaat).
Voorkeursgoederen: (wanneer een product bij een consument merkvoorkeur heeft
ontwikkeld).
Speciale goederen: (product met unieke producteigenschappen).
Merknaam:
Gescheiden merken = elk product heft zijn eigen (nieuwe) merknaam. (Cola, Fanta, Icetea).
Paraplumerk = verschillende producten onder 1 merknaam. (Philips).
Prijszetting:
Psychologische prijszetting = Bijv. $0,99 i.p.v. $1,00.
Prestigeprijzen = Hoge verkoopprijzen waaraan de consument de statuswaarde van een
product afleest.
2
, Soorten distributie:
Intensieve distributie = product is aanwezig op z.s.m. plekken. (coca cola).
Selectieve distributie = product is aanwezig op een aantal plekken. (kleding).
Exclusieve distributie = product aanwezig op 1 plek. (Porsche).
2 redenen om samen te werken als producent met de retailer:
1. Stimuleren van de omzet op detailhandelsniveau.
2. Bevorderen van relaties met de detailhandel.
Push en pull:
Push-strategie = gericht op tussenhandel. (groothandel -> retailer -> consument).
Pull-strategie = rechtstreeks tot de consument.
3 r’s = reputatie, relatie, ruil (transactie).
H2, communicatiemix van een onderneming:
Corporate communicatie = gaat om de onderneming als geheel. (bijv. Philips).
Belangrijkste doelgroepen:
- Klanten en prospects.
- Overheid en politiek.
- Eigenmedewerkers en arbeidsmarkt.
- Financiële wereld.
- Publieke opinie.
Marketingcommunicatie = gaat om merken, producten of diensten van de onderneming. (bijv. Pepsi).
Gericht op het beïnvloeden van het keuzegedrag van de consument:
- Themamarketingcommunicatie = gericht op het beïnvloeden van de kennis / attitude.
- Actiemarketingcommunicatie = primair doel is om het koopgedrag of gewoontegedrag te
beïnvloeden. (-> om ze actie te laten ondernemen).
Proces van marketingcommunicatie:
Marketingcommunicatiestrategie van zender -> codering -> boodschap in media -> decodering (door
ontvanger) -> kennis en attitude -> gedrag.
Public relations = het stelselmatig bevorderen van relaties.
Promoties = tijdelijke verbetering van de prijs-waardeverhouding.
3
2, 7, 8, 9, 10, 14, 15:
Marketing isn’t about what you want. It’s about what the market is asking. Be able to hear what the
market says. You have to learn how to communicate properly.
Inhoud
H1, marketing communicatie en andere marketinginstrumenten:.....................................................2
H2, communicatiemix van een onderneming:....................................................................................3
H5, onderdelen van het marketingcommunicatieplan:.......................................................................4
H7, marketingcommunicatiedoelgroep:.............................................................................................8
H8, marketingcommunicatiedoelstellingen:.......................................................................................9
H9, marketingcommunicatiestrategie:..............................................................................................10
H10, mediakeuze:.............................................................................................................................11
H11, creatieve ontwikkeling:.............................................................................................................14
H12, marketingcommunicatiebudget:..............................................................................................15
H14, reclame:...................................................................................................................................17
H15, public relations & voorlichting:.................................................................................................18
1
,H1, marketing communicatie en andere marketinginstrumenten:
Functies van een merk voor de consument:
Gemak bij het kopen.
Instrumentele functie: -> betrouwbaarheid en gemak.
Psychosociale functie:
- Expressieve functie = consument laat d.m.v. merk zien wat voor type mens hij is.
- Impressieve functie = het kopen van een bepaald merk geeft de consument een goed
gevoel.
Functies van een merk voor een bedrijf:
Onderscheid.
Continuïteit. (mensen blijven het merk kopen).
Hogere prijs. (indien het merk slaagt om psychologische meerwaarde te creëren).
Gemakkelijker productintroducties. (men kent het merk al).
Autoriteit. (merk heeft meer invloed / macht / betere positie).
Grotere onafhankelijkheid ten opzichte van de handel.
Merkimago = het beeld dat een consument van een merk heeft.
Instrumentele associaties = producteigenschappen.
Psychosociale associaties = gevoel van gezelligheid.
Onvervreemdbare merkkenmerken = de onderscheidende en herkenbare stijlkenmerken van
een merk. (zoals de gele M van McDonalds).
Onderscheid in consumentenproducten:
Dagelijkse gebruiksgoederen: (koffie, brood, tandenpasta).
Afwegingsgoederen: (producten waar de consument speciaal naar opzoek gaat).
Voorkeursgoederen: (wanneer een product bij een consument merkvoorkeur heeft
ontwikkeld).
Speciale goederen: (product met unieke producteigenschappen).
Merknaam:
Gescheiden merken = elk product heft zijn eigen (nieuwe) merknaam. (Cola, Fanta, Icetea).
Paraplumerk = verschillende producten onder 1 merknaam. (Philips).
Prijszetting:
Psychologische prijszetting = Bijv. $0,99 i.p.v. $1,00.
Prestigeprijzen = Hoge verkoopprijzen waaraan de consument de statuswaarde van een
product afleest.
2
, Soorten distributie:
Intensieve distributie = product is aanwezig op z.s.m. plekken. (coca cola).
Selectieve distributie = product is aanwezig op een aantal plekken. (kleding).
Exclusieve distributie = product aanwezig op 1 plek. (Porsche).
2 redenen om samen te werken als producent met de retailer:
1. Stimuleren van de omzet op detailhandelsniveau.
2. Bevorderen van relaties met de detailhandel.
Push en pull:
Push-strategie = gericht op tussenhandel. (groothandel -> retailer -> consument).
Pull-strategie = rechtstreeks tot de consument.
3 r’s = reputatie, relatie, ruil (transactie).
H2, communicatiemix van een onderneming:
Corporate communicatie = gaat om de onderneming als geheel. (bijv. Philips).
Belangrijkste doelgroepen:
- Klanten en prospects.
- Overheid en politiek.
- Eigenmedewerkers en arbeidsmarkt.
- Financiële wereld.
- Publieke opinie.
Marketingcommunicatie = gaat om merken, producten of diensten van de onderneming. (bijv. Pepsi).
Gericht op het beïnvloeden van het keuzegedrag van de consument:
- Themamarketingcommunicatie = gericht op het beïnvloeden van de kennis / attitude.
- Actiemarketingcommunicatie = primair doel is om het koopgedrag of gewoontegedrag te
beïnvloeden. (-> om ze actie te laten ondernemen).
Proces van marketingcommunicatie:
Marketingcommunicatiestrategie van zender -> codering -> boodschap in media -> decodering (door
ontvanger) -> kennis en attitude -> gedrag.
Public relations = het stelselmatig bevorderen van relaties.
Promoties = tijdelijke verbetering van de prijs-waardeverhouding.
3