Bi - H20 - Planten
20.1 VEREDELEN
Kruisen, selecteren en geslachtelijke voortplanting
- Klassiek veredelen: veredelen van planten m.b.v. selecteren en kruisen.
- Geslachtelijke voortplanting: voortplanting waarbij bevruchting optreedt.
- Speelt rol bij klassieke veredeling van planten.
- Stuifmeel uit meeldraden komt op stempel: bestuiving.
- Door wind en insecten komen ♂ gameten via stuifmeelbuizen en groeien naar vruchtbeginsel op
of in bloembodem. Daar versmelten ze met ♀ gameten in zaadbeginsel: bevruchting.
- Bij roos ontstaan na bestuiving en bevruchting uit vruchtbeginsel en bloembodem een
rozenbottel: een schijnvrucht met daarbinnen kleine vruchtjes met één zaad.
- Geslachtelijke voortplanting levert nieuwe combinatie van allelen op. Door herhaaldelijk
selecteren op bepaalde kenmerken, kunnen allelen voor andere eigenschapen verdwijnen uit
genenpoel.
Ongeslachtelijke voortplanting
- Ongeslachtelijke voortplanting: vermeerdering zonder bevruchting, waarbij nakomelingen
genetisch identiek zijn aan ouders (klonen).
- Oculeren: bij rozen kunnen uit bijv ogen, een soort slapende knoppen aan takken, nieuwe
rozentakken groeien nadat ze geënt zijn op een onderstam van een roos met een goed
wortelstelsel bijv; oog groeit uit tot tak, waar uiteindelijk mooie bloemen aan komen.
Grauwe schimmel
- Grauwe schimmel is vijand van veel planten(kwekers); het bouwt snel resistentie op tegen
fungiciden: schimmelbestrijdingsmiddelen.
- Levenscyclus schimmel:
- Schimmels groeien uit sporen: haploïde cellen die dienen voor verspreiding van o.a. schimmels.
Vermeerdering vindt plaat bij vorming van sporen, deze zweven overal in de lucht.
- Als spore van grauwe schimmel op bloemblad of vrucht terecht komt, kiemt hij en groeit de plant
in. Dit levert mycelium: netwerk van schimmeldraden, gemaakt door haploïde cellen die plant
binnendringen.
- Aangetaste plantendelen kleuren bruin en verrotten doordat plantencellen afsterven. Grauwe
schimmel vorm grauwgrijs pluis: sporendragers met nieuwe sporen die zich verspreiden.
- Genomics: studie van genoom.
- DNA-marker: stukje DNA, dichtbij gewenste gen, dat onderzoekers gebruiken als herkenningspunt.
- Als plant met resistentiegen wordt gekruist bijv, kunnen veredelaars bij nakomelingen van
kruising adhv DNA-marker snel vaststellen of deze over een of meer resistentiegenen beschikken.
- Geen genetische modificatie, maar selectie op DNA-niveau.
Planten uit het lab
- Wanneer genen via genetische modificatie worden ingebouwd bij een plant, ontstaan er planten
van deze soort met extra genen die coderen voor nieuwe eigenschap: gmo-planten.
- Transgene planten: ingebouwde genen zijn afkomstig van ander soort.
- Cisgene planten: ingebouwde genen zijn afkomstig van dezelfde soort.
- Genetische modificatie:
- Laborant isoleert gewenste gen uit cellen van donororganisme en bouwt deze in bij plasmide van
geschikte bacteriesoort, die nu als vector (transportmiddel) dient om gen over te brengen.
- Plasmide wordt in andere bacterie, zelfde soort, geplaatst en laat deze delen tot kloon bacteriën.
Deze kloon wordt samen met losse, niet-gedifferentieerde plantencellen in kweek gezet.
, - Plasmide dring bij aantal plantencellen binnen, waarna enzymen gen inbouwen in DNA van
plantencellen.
- Aan over te brengen gen is markergen toegevoegd: gen, gekoppeld aan in te bouwen gen,
waarmee relatief eenvoudig selectie van genetisch gemodificeerde organismen kan plaatsvinden.
- Cellen die overblijven, en dus gewenste gen bevatten, gaan op weefselkweek: steriel
groeimechanisme om klompje cellen op te laten groeien tot plant.
Oude en nieuwe rozensoorten
- Polyploïd: meerdere sets chromosomen aanwezig (3n, 4n, 5n, 6n of 8n).
- Hybriden: nakomeling van twee verschillende soorten (niet altijd vruchtbaar).
- Polyploïdie kan worden opgewekt m.b.v. colchicine non-disjunctie opwekt: tijdens celdeling gaan
homologe chromosomen (meiose I) of identieke chromatiden (mitose of meiose II) niet uit elkaar,
een genoommutatie.
- Overerving bij polyploïdie is ingewikkelder dan bij diploïdie.
- Tijdens meisoe treedt recombinatie op, doordat chromosomen twee aan twee groeperen, waarbij
uitwisseling van DNA door crossing-over kan plaatsvinden.
- Bij tetraploïde rozen kunnen ook vier homologe chromsomen met elkaar paren vormen en delen
uitwisselen, waardoor aantal recombinaties toeneemt.
20.2 OPNAME EN TRANSPORT VAN WATER
Zilte teelt
- Verzilting: toename van zoutgehalte in bodem.
- Door zowel laboratorium- als veldproeven stellen onderzoekers vast welke rassen het meest
zouttolerant zijn en wat de beste manier is van irrigeren, watertoevoer bij te weinig neerslag.
Wateropname (Binas 91B)
- Planten nemen water met daarin opgeloste mineralen op via wortelharen: uitstulpingen van
opperhuidcellen van wortel vlakbij uiteinden van jonge worteltoppen, waardoor er
oppervlaktevergroting ontstaat en wortel meer water en zouten tegelijk kan opnemen.
- Na opname gaan water en zouten via celwanden, apoplast-route, of via celmembranden en
grondplasma, symplast-route, richting midden van wortel: centrale cilinder.
- Centrale cilinder: binnenste gedeelte van wortel, waarin zich houtvaten bevinden.
- Om centrale cilinder ligt endodermis van wortel.
- Endodermiscellen: laag cellen tussen schors en centrale deel van wortel. Doordat cellen
waterdicht verbonden zijn met krukbandjes, kunnen water en zouten niet via apoplast-route naar
centrale deel. Via symplast route komen water en zouten in centrale deel.
- Endodermiscellen hebben in dwarswanden van cel laagje suberine (kurk), bandjes van Caspari:
(kurkbandjes) waterdichte bandjes van kruk (suberine) in dwarswanden van endodermiscellen in
wortel tussen schors en centrale cilinder.
- Vanuit centrale cilinder gaan water en zouten verder in speciale transportbuisjes; houtvaten.
- Zuurstofgehalte en temperatuur van bodem hebben invloed op zout- en wateropname.
- Actieve processen vinden plaats in gedeelte van celmembranen aan binnen- en buitenzijde van
endodermiscellen, hier vindt selectie van stoffen plaats.
- Selectief opgenomen zouten gaan tegen concentratieverschil in naar centrale cilinder: actief
transport. Concentratie zouten in centrale cilinder stijgt; watermoleculen volgen door osmose.
- Lichte overdruk ontstaat die water via houtvaten naar boven perst: worteldruk.
- Guttatie: (druppelen) bij lage verdamping en relatief hoge worteldruk door hoge
bodemtemperatuur, worden waterdruppels via (speciale) poriën uit bladeren geperst.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller yansnoek. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $6.45. You're not tied to anything after your purchase.