Dit is een samenvatting van alle vereiste hoofdstukken uit het boek Biological psychology van Kalat voor het vak Bio- en neuropsychologie aan de Universiteit Leiden.
Test Bank For Biological Psychology,13th Edition By James W. Kalat, Consists Of 14 Complete Chapters, ISBN: 978-1337408202
TEST BANK For Biological Psychology 13th Edition, James W. Kalat| Verified Chapter's 1 - 14 | Complete
TEST BANK For Biological Psychology 13th Edition, James W. Kalat| Verified Chapter's 1 - 14 | Complete
All for this textbook (80)
Written for
Universiteit Leiden (UL)
Psychologie
Bio- en Neuropsychologie (6461PS010Y)
All documents for this subject (33)
Seller
Follow
ans0508
Reviews received
Content preview
Literatuursamenvatting Bio- en neuropsychologie
Week 1
Hoofdstuk 1: Zenuwcellen en zenuwimpulsen
1.1: Cellen van het zenuwstelsel
Neuronen en gliacellen
Het zenuwstelsel bestaat uit twee typen cellen, neuronen en gliacellen. Neuronen
ontvangen informatie en brengen alles over naar andere cellen. Gliacellen versterken en
beïnvloeden de activiteit van neuronen op verscheidene manieren.
In het late 1800 gebruikte Cajal (anatomist en illustrator) nieuwe kleuring technieken, waarbij
hij ontdekte hij met Golgi’s methoden om zenuwcellen met zilveren zouten te kleuren, dat de
vezels van neuronen elkaar niet raken. Hij ontdekte dat het zenuwstelsel uit verschillende
cellen bestond, nu genaamd neuronen. Ook het brein bestaat uit individuele cellen.
Neuronen bevatten dezelfde interne structuren als andere dierlijke cellen. Een dierlijke cel
bevat een (plasma) membraan, een structuur die de binnenkant van de cel onderscheidt
van de buitenkant. De meeste stoffen komen hier niet doorheen, maar eiwitkanalen staan
gecontroleerde invoer van water, zuurstof, natrium, kalium, calcium, chloride en andere
belangrijke stoffen toe.
Op rode bloedcellen na, bevatten de cellen ook een celkern, met de chromosomen.
Een mitochondrium zorgt voor metabolische activiteiten, om de cel van energie te voorzien.
Overactiviteit kan leiden tot verhit raken, te weinig activiteit depressie en pijn. Gemuteerde
mitochondria worden gezien als mogelijke oorzaak van autisme.
Ribosomen vormen nieuwe eiwitmoleculen die de cel van bouwmaterialen en chemische
reacties voorzien. Sommige zijn gehecht aan het endoplasmatisch reticulum, een netwerk
van dunne buizen die nieuw gevormde eiwitten naar andere locaties vervoeren.
Een neuron bestaat uit:
- Cellichaam (soma), met de celkern, ribosomen en mitochondria.
- Dendrieten, vertakkende vezels die richting het einde steeds smaller worden. Het
oppervlak is bekleed met gespecialiseerde synaptische receptoren waar ze informatie
mee kunnen ontvangen. Dendrieten bevatten vaak ook dendritische stekels, die de
oppervlakte vergroten voor synapsen.
- Axon, een dunne vezel met een constante diameter. Het brengt een impuls over naar
andere neuronen, naar een orgaan of een spier. Ze kunnen langer dan een meter
zijn. Vaak zijn ze bekleed met myelineschede, met onderbrekingen genaamd
knopen van Ranvier. Een axon kan meerdere vertakkingen hebben. Aan het einde
van een vertakking is een verdikking, een presynaptisch terminaal, ‘end bulb’ of
‘bouton’. Daar laat het axon stoffen los in de spleet tussen de neuron en de andere
cel.
,Een motorneuron heeft zijn cellichaam in het ruggenmerg liggen, waar het prikkeling
ontvangt via de dendrieten en impulsen geleidt langs het axon naar een spier.
Een sensorische neuron is gespecialiseerd gevoelig te zijn voor een bepaald type
stimulatie (licht, geluid, aanraking). Het geleidt informatie van de huid naar het ruggenmerg.
Een afferent axon brengt informatie een structuur in, een efferent axon draagt informatie
weg van een structuur. Elke sensorische neuron is een afferent naar de rest van het
zenuwstelsel, elke motorneuron is een efferent vanuit het zenuwstelsel. Als de dendrieten en
het axon van een cel zich in een enkele structuur bevinden, is de cel een interneuron of
intrinsieke neuron van die structuur.
De vorm van neuronen variëren sterk afhankelijk van hun functies en verbindingen met
andere cellen.
Er zijn verschillende typen gliacellen:
- Stervormige astrocyten omwikkelen de synapsen van functioneel gerelateerde
axonen. Zo beschermt hij het tegen stoffen die in de omgeving circuleren. Door ook
ionen en transmitters op te nemen die de axonen uitgeven en ze terug te geven, helpt
een astrocyt de neuronen synchroniseren en signalen in golven te verzenden.
o Ze verbreden bloedvaten om meer voedingsstoffen naar hersengebieden te
sturen met hoge activiteit.
o Tripartite synaps: de punt van een axon geeft stoffen los die zorgt voor de
afgifte van stoffen door een nabije astrocyt, waardoor de boodschap voor de
volgende neuron wordt versterkt.
- Kleine microglia handelen als onderdeel van het immuunsysteem, zoals het virussen
en schimmels van het brein verwijderd. Daarnaast helpen ze herstel bij hersenschade
en dragen ze bij aan leren door zwakke synapsen te verwijderen.
- Oligodendrocyten in het brein en het ruggenmerg en Schwann cellen in het
perifere deel van het lichaam bouwen myelineschedes voor axonen. Daarnaast
leveren ze een axon voedingsstoffen om te functioneren.
, - Radiale glia begeleiden de migratie van neuronen rond embryonale ontwikkeling. De
meeste differentiëren daarna in neuronen, in enkele gevallen tot astrocyten en
oligodendrocyten.
De bloed-brein barrière
Vanwege de bloed-brein barrière kunnen veel moleculen het brein niet binnenkomen. De
barrière beschermt het zenuwstelsel tegen virussen en gevaarlijke stoffen. Tegen sommige
virussen is de barrière niet bestand:
- Hondsdolheid kan het brein infecteren, waardoor iemand komt te overlijden.
- De spirocheet voor syfilis zorgt voor langdurige en mogelijk fatale gevolgen.
- Ook de kippenpokken kunnen lang in het lichaam blijven, waar het decennia later nog
kan leiden tot gordelroos.
De barrière houdt echter ook goede stoffen tegen. Zo kunnen ook hersentumoren niet goed
behandeld worden met chemotherapie.
De barrière bestaat uit een ondoorbroken muur cellen die de bloedvaten van het brein en het
ruggenmerg omringen. Een paar kleine, ongeladen moleculen zoals water, zuurstof en
koolstofdioxide kunnen vrij door de barrière. Zo ook moleculen die oplossen in vetten (bv.
vitamine A). Actief transport-eiwitten pompen glucose, aminozuren en enkele andere
chemicaliën het brein en het ruggenmerg in. Bepaalde hormonen, waaronder insuline,
kunnen ook door de bloed-brein barrière.
Neuronen vertrouwen sterk op glucose, de enige voedingsstof die de bloed-brein barrière in
grote hoeveelheden door kan. Thiamine, vitamine B1, is nodig om glucose te gebruiken. Een
langdurig tekort kan leiden tot sterfte van neuronen en een conditie genaamd Korsakoff’s
syndroom.
1.2: Zenuw impuls
Het rustpotentiaal van de neuron
Het actiepotentiaal draagt informatie over zonder een verlies in intensiteit over afstand. Het
gevolg is een vertraging tussen de stimulus en zijn aankomst in het brein.
Boodschappen in een neuron ontwikkelen uit verstoringen van het rustpotentiaal. Alle delen
van een neuron worden bedekt met een membraan van zo’n 8nm. Deze bestaat uit twee
, lagen fosfolipide moleculen (van kettingen vetzuren en een fosfaatgroep). Hierin liggen
cilindervormige eiwitmoleculen waardoor bepaalde stoffen passeren.
In rust heeft het membraan een elektrische gradiënt, ‘polarisatie’, een verschil in
elektrische lading tussen binnen en buiten de cel. De binnenkant van een restneuron heeft
een negatieve lading tegenover de buitenkant (rustpotentiaal: -70mV), met name vanwege
de negatief geladen eiwitten in de neuron. Dit kan met een micro elektrode gemeten worden.
Boodschappen in een neuron ontstaan door verstoringen in het rustpotentiaal.
Het membraan heeft selectieve permeabiliteit. Zuurstof, koolstofdioxide, ureum en water
kunnen altijd via poorten naar binnen. Natrium, kalium, calcium en chloride kunnen enkel af
en toe naar binnen wanneer de kanalen geopend zijn. In rust zijn natrium en kalium kanalen
gesloten.
De natrium-kalium pomp is een eiwitcomplex die drie natriumionen de neuron uit beweegt
en twee kaliumionen de neuron in. Het betreft actief transport, waarvoor energie nodig is.
Wanneer het membraan in rust is, zouden zowel de elektrische gradiënt als de
concentratiegradiënt natriumionen de cel in bewegen, tenzij de poorten gesloten zijn. Het
zijn namelijk positief geladen deeltjes en in de cel is het negatief geladen. Daarnaast zijn in
de cel weinig natriumionen. De elektrische gradiënt neigt kaliumionen de cel in te
transporteren, maar de concentratiegradiënt neigt ze naar buiten de transporteren. De twee
krachten balanceren bijna, maar er blijft een neiging voor kalium om de cel uit te gaan. Zo is
er ook een balans in chloride-ionen.
Het actiepotentiaal
Het belang van het in stand houden van het rustpotentiaal is dat het de neuron voorbereidt
om snel te reageren. Boodschappen die door axonen worden verzonden heten
actiepotentialen. Het potentiaal kan gemeten worden met een micro elektrode. Wanneer we
een andere elektrode gebruiken om een negatieve lading te geven, kan de negatieve lading
in de neuron vergroot worden. Dit heet hyperpolarisatie. Met een positieve kunnen we
zorgen voor depolarisatie.
Wanneer de stimulatie sterk genoeg is om de drempelwaarde van prikkeling te bereiken,
opent het membraan alle natrium- en kaliumkanalen, waardoor het potentiaal nog verder
omhoog schiet (actiepotentiaal), +30mV. Vooral natrium schiet hierdoor naar binnen. Na een
piek van de actiepotentiaal, sluiten de natriumkanalen, waardoor er niet meer natrium naar
binnen kan. Doordat zowel de concentratiegradiënt als de elektrische gradiënt (positief in de
cel) maakt dat kalium naar buiten wil, keert het membraan terug naar het oorspronkelijke
level van polarisatie. Doordat de kanalen van kalium iets openblijven, wordt enige
hyperpolarisatie veroorzaakt. Vervolgens herstelt de natrium-kaliumpomp de oorspronkelijke
verdeling van ionen.
Alles-of-niets principe: voor elke stimulus boven de drempelwaarde, zijn de amplitude en
de snelheid van een actiepotentiaal onafhankelijk van de omvang van de stimulus. Dikkere
axonen kunnen wel op hogere snelheden actiepotentialen doorgeven en meer per seconde.
Daarnaast kan het ritme van actiepotentialen in het zenuwstelsel een signaal geven.
De axonkanalen die natrium en kalium reguleren zijn voltage-gated kanalen, hun
doorlaatbaarheid is afhankelijk van het voltageverschil over het membraan.
Plaatselijke verdovingsmiddelen binden aan natriumkanalen op het membraan, waardoor
ze voorkomen dat natriumionen de cel ingaan.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller ans0508. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $7.27. You're not tied to anything after your purchase.