Samenvatting van het vak bedrijfseconomie van schakeljaar bedrijfskunde VUB. Alle leerstof + alle oefeningen die behandeld werden in de werkcolleges WPO met vraag en antwoord.
1. Domein van bedrijfseconomie
= “toepassing van economische theorie en methodologie op het nemen van bedrijfsbeslissingen
om te zorgen dat een organisatie (bedrijf maar ook non-pro t of overheid) haar doelstellingen
(optimalisatie onder nevenvoorwaarden) zo goed mogelijk bereikt”
Focus deze cursus micro-economische fundering.
Betrekking op
- In for-pro t bedrijven
- In non-pro t organisaties
- In publiek instellingen
Verschillende bedrijven nemen verschillende beslissingen -> er is behoeften aan modellen om dit
proces te bestuderen.
Het ideale model is gebaseerd op een aantal assumpties1 die de realiteit zodanig
vereenvoudigen dat deze begrijpelijk wordt.
Rationaliteit is de basis van assumpties
Een perfect economisch model wil de werkelijkheid analyseren / verklaren. Assumpties maken om
tot die conclusie te komen. Niet te veel assumpties, dan wordt het onoverzichtelijk, maar ook niet
minder / te weinig.
(Micro) economische theorie: vertrekt vanuit een model meet een aantal assumpties. Een rationeel
individu (homo economicus) zal zijn/haar doelstellingen trachten te bereiken mits bepaalde
beperkingen.
Model = vereenvoudiging van de realiteit. Om deze beter te begrijpen.
"Franse champagneboeren kampen met tekort?”
Onderliggende reden: (twee soorten variabelen)
1 veronderstelling. gedachte die men als waarschijnlijk of juist beschouwt, op grond van een
inwendig gevoel of op grond van bekende feiten, maar zonder dat men over een de nitief bewijs
of over volkomen zekerheid beschikt
fifi fi fi
, - Exogene variabelen: nemen we als gegeven, buiten het model verklaard (temperatuur,
inkomen)
- Endogene variabelen: wat we willen verklaren (hoeveelheid champagne dat ze willen
consumeren)
Decision Sciences
Economische model:
Vraag naar champagne hangt af van de prijs van het product en het inkomen van de
consument alsook van de prijs van prosecco
Q = f (prijs, inkomen, prijs prosecco)
Algebraïsch:
Q = a . (prijs)b . (Inkomen)c . (Prijs prosecco)d
Econometrie:
schat a, b, c & d
2. Economische theorie
2.1 een de nitie
Economics = “the study of how people make choices under conditions of scarcity and of the
results of those choices for society”
De studie van hoe mensen (economen bestuderen menselijk gedrag wanneer dit gedrag bestaat
uit keuzes maken) keuzes maken (aangezien er veelvuldige behoeftes zijn en schaarse middelen)
onder omstandigheden van schaarste en van de resultaten van deze keuzes voor de samenleving.
Trade o situatie: toevoegen van bepaalde hoeveelheid betekend
opgave van alternatief.
Vb. Door een patiënt extra te verzorgen zal de kwaliteit
verminderen.
2.2 homo economics
Economie verondersteld dat economische agenten rationeel zijn. Dat mensen beslissingen nemen
o.b.v. een vergelijking tussen kosten en baten.
Kosten - baten principe:
Rationeel individu gaat kosten en baten vergelijken. Enkel doen wanneer de baten minstens gelijk
zijn aan de kosten.
f fi
,Hoe kosten en baten vergelijken? -> Druk kosten en baten uit in dezelfde eenheid. -> Gebruik
monetaire eenheden.
Doe ik activiteit X?
• Baten ≥ kosten: JA
• Baten < kosten: NEE
Baten = maximum bedrag dat u bereid bent te betalen om activiteit x te mogen doen
Kosten = het bedrag dat u moet betalen om x te mogen doen
-> reservatieprijs = de prijs waarbij u indi erent bent tussen x doen of niet
VOORBEELD
Studeer ik nog een uur extra voor de cursus bedrijfseconomie?
Kosten: 1 uur vrije tijd
Baten: score verhogen met 1 punt
-> kosten en baten uitdrukken in €
Kosten: Wat moet je minstens krijgen opdat je een uur van je vrije tijd wil opgeven? €15
Baten: Wat ben je bereid te betalen om u score op het vak met 1 punt te verhogen? €25
Homo economicus = Rationeel individu dat zijn kosten en baten op een speci eke manier
invullen. Enkel rekening houden met persoonlijke kosten en baten. (Is zelfzuchtig)
Als we weten hoe mensen beslissingen maken, kunnen we deze beslissingen beïnvloeden
-> belang van (monetaire) incentives
Vb.
• Vermogen meten door telen van het aantal ramen, om belastingen te berekenen
• Veiligheidsgordel was in vs niet in alle staten verplicht. Staten vergelijken. Waar het niet
verplicht was waren er minder doden.
• Gedrag ontmoedigen: door duurder te maken. Taxen, accijnzen
2.3 regels voor beslissingen
Economie geeft dus het antwoord op de vraag “Welke kosten en baten moet ik in rekening
brengen?” bij het maken van rationele beslissingen.
Beslissing 1:
Stel dat je op Erasmus bent en nieuwe gsm moet kopen. Terplaatse kan je een gsm kopen
voor €75. Hetzelfde merk en type in België kost echter maar €65. Indien het versturen van
de gsm van België €9 kost, waar ga je de gsm kopen?
Tijdens diezelfde uitwisseling gaat ook je persoonlijke draagbare computer stuk. In de
plaatselijke elektrowinkel kan je een nieuwe kopen voor €2020. Diezelfde computer kost in
België €2010. Indien het versturen van de computer in België €9 kost, waar ga je de
computer aankopen?
-> Ik koop beide toestellen in België want ze zijn telkens €1 goedkoper.
Regel 1: Neem beslissingen op basis van absolute kosten en baten.
Beslissing 2:
Na je studie bedrijfseconomie twijfel je of je een job gaat zoeken of nog een extra master
gaat studeren. Een extra master kost je aan inschrijvingsgeld, huur van een kot en boeken
€10.000. Met diploma bedrijfseconomie (zonder extra master) kan je al een jaarloon
verdienen van €50.000. Met een extra master zal je in totaal (over heel de carrière) ook
ongeveer €50.000 meer verdienen. Wat beslis je?
-> Zal niet verder studeren. Jaar extra kost €60.000 terwijl het me maar €50.000 opbrengt. Kost
extra jaar te groot in vergelijking met de baten.
ff fi
, Kosten van een master: €10.000 te betalen en €50.000 niet te betalen maar wel verzaakt
Wat je zou kunnen verdienen door het ander te kunnen doen
Regel 2: Kosten moeten ook opportuniteitskosten bevatten
Opportuniteitskost
= de kost van het verzaken aan de best alternatieve aanwending
Boekhoudkundige winst = opbrengsten - expliciete kosten (out-of-pocket)
Economische winst = opbrengsten - expliciete kosten - impliciete / opportuniteitskosten
= boekhoudkundige winst - impliciete kosten
Boekhouder houd enkel rekening met wat je e ectief hebt betaald. Economen houden ook
rekening met opportuniteitskosten / impliciete kosten
Bedrijf kan boekhoudkundig winst maken maar economisch verlies.
Voorbeeld:
Je werkt bij KBC en verdient €50.000 per jaar. Na een carrière van 10 jaar besluit je om
zelfstandig beleggingsadviseur te worden. De enige zaken die je nodig hebt zijn een PC en
een stoel (kost samen €5.000). Het appartement dat je verhuurde voor €500 per maand zal
je nu gebruiken als kantoor.
-> Om boekhoudkundig break-even te draaien moet ik €5.000 verdienen.
(Enkel gemaakte kost)
-> Om economische break-even te draaien moet ik €61.000 verdienen.
(500x12maand + 5.000 + 50.000)
Beslissing 3:
Je moet naar Breda (250km). Je reiskosten worden vergoed maar je moet de goedkoopste
vervoerswijze nemen en je kan kiezen tussen je eigen auto of de trein. Een treinticket kost
€100. De raming voor de kosten van je auto voor 10.000km bedragen:
-> Neem ik de auto want deze kost mij €50 voor deze rit
We hebben de auto gekocht. De eerste twee kosten moeten we toch betalen, hier houden we nu
geen rekening mee. (gezonken kosten)
Enkel rekening houden benzine en onderhoud. (1000+1000 /10.000 x 250)
Regel 3: Negeer gezonken kosten.
Sunk kosten = kosten die je niet in rekening mag brengen omdat je ze niet meer kan veranderen.
Vb. Kosten die je hebt gemaakt om het product op de markt te brengen. Breng je het product
toch niet op de markt heb je die kosten toch gemaakt.
Voorbeeld:
Moet de VUB zelf brochures drukken of via outsourcing?
Kosten outsourcing: €1/stuk.
Kosten productie per stuk: €0,8 voor papier, €0,2 voor arbeid, €0,1 voor afschrijven
printers, €0,1 voor overheadkosten van de universiteit.
-> outsourcing. Zelf produceren kost €1,1/stuk
Geen rekening houden met overheadkosten. Toch betalen. Is sunk kost.
Beslissing 4:
Je bedrijf moet beslissen hoeveel reclamecampagnes het zal lanceren dit jaar.
Onderstaande tabel toont de kosten en opbrengsten.
ff
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller brideywaerzeggers. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $8.08. You're not tied to anything after your purchase.