Deze samenvatting behandelt alle weken (1-7) van het vak Privaatrecht in Perspectief: Insolventierecht (RGBUPRV007). De samenvatting is opgebouwd aan de hand van de leerdoelen en bevat ook de belangrijkste rechtsregels en overwegingen van de voorgeschreven jurisprudentie.
,Week 1
Verschil faillissementsrecht en insolventierecht
Het faillissementsrecht is een onderdeel van het insolventierecht. Het insolventierecht is breder dan
het faillissementsrecht alleen. Tot het insolventierecht behoren ook de surseance van betaling en de
schuldsaneringsregeling. De wet homologatie onderhands akkoord (WHOA, nader besproken),
behoort niet tot het insolventierecht. De WHOA biedt een mogelijkheid tot het herstructureren van
schulden zonder een insolventieprocedure te starten.
Faillissement
Het faillissement en de faillietverklaring beginnen bij art. 1 Fw. Dat artikel luidt als volgt:
1. De schuldenaar, die in de toestand verkeert dat hij heeft opgehouden te betalen, wordt, hetzij op
eigen aangifte, hetzij op verzoek van een of meer zijner schuldeisers, bij rechterlijk vonnis in staat van
faillissement verklaard.
2. De faillietverklaring kan ook worden uitgesproken, om redenen van openbaar belang, op verzoek
van het Openbaar Ministerie.
Het gaat bij het faillissement dus om een schuldenaar en de toestand dat de schuldenaar heeft
opgehouden te betalen. Een verzoek om faillietverklaring kan volgens het artikel ingediend worden
door de schuldenaar zelf, door een schuldeiser of door het Openbaar Ministerie. De faillietverklaring
is een rechterlijk vonnis.
Voorts moet ook gekeken worden naar art. 6 lid 3 Fw. Daaruit blijkt dat summierlijk moet blijken van
het bestaan van feiten of omstandigheden welke aantonen dat de schuldenaar in de toestand
verkeert dat hij heeft opgehouden te betalen. Ook moet, in het geval dat een schuldeiser het verzoek
doet, summierlijk blijken dat de schuldeiser een vordering heeft. Summierlijk houdt in dat de gewone
bewijsregels uit het Wetboek van Rechtsvordering (Rv) niet gelden. Dit heeft te maken met de
vereiste spoed in faillissementsprocedures. Voorkomen moet worden dat de schuldenaar nog meer
schulden maakt, die niet terugbetaald kunnen worden.
Toestand te hebben opgehouden te betalen
Om in de toestand te verkeren dat de schuldenaar heeft opgehouden te betalen moet aan drie
vereisten worden voldaan. Ten eerste moet voldaan zijn aan het pluraliteitsvereiste. Dit houdt in dat
er ten minste twee schuldeisers moeten zijn. Hierover is opnieuw geprocedeerd in HR
Säpaphen/Carrecon-Piquillet, maar de HR kwam hier niet terug op het pluraliteitsvereiste. Volgens de
HR kan het pluraliteitsvereiste rechtvaardigt worden met het doel van het faillissement, namelijk het
vermogen van de schuldenaar verdelen onder diens gezamenlijke schuldeisers.
Ten tweede moet er sprake zijn van ten minste één opeisbare schuld. Daarbij geldt dat er geen
steunvordering in elkaar gekunsteld mag worden. Wel geldt dat de steunvordering nog niet opeisbaar
hoeft te zijn en dat ook de omvang van deze vordering nog niet vast hoeft te staan.
Het derde vereiste is dat van de toestand. De toestand moet ook summierlijk aangetoond kunnen
worden. Er moeten dus feiten en omstandigheden zijn die het bestaan van de toestand in de zin van
art. 6 lid 3 Fw onderbouwen.
De schuldenaar mag geen misbruik maken van zijn bevoegdheid om faillissement aan te vragen. In HR
Y ging het om een schuldenaar die met de aanvraag van het faillissement als doel had om in de WSNP
te komen. De Hoge Raad oordeelde hier dat dit misbruik van bevoegdheid oplevert.
3
, Rechtsmiddelen
Tegen de faillietverklaring staan verschillende rechtsmiddelen open. Hierover gaan de artikelen 8 tot
en met 12 Fw. De schuldenaar die gehoord is heeft acht dagen na de dag van de uitspraak het recht
van beroep op grond van art. 8 lid 1 Fw. Wanneer de schuldenaar niet is gehoord heeft de
schuldenaar gedurende 14 dagen redt van verzet zo volgt uit lid 2 van hetzelfde artikel. Na verzet kan
eventueel in hoger beroep gegaan worden op grond van lid 3.
Ook bij afwijzing van de faillietverklaring kan in hoger beroep gegaan worden. Zie hiervoor art. 9 Fw.
Voor derden gelden de regelingen van art. 10 Fw en 11 Fw. Eventueel kan ook in cassatie gegaan
worden op grond van art. 12 Fw.
Voor alle gevallen geldt dat telkens opnieuw naar de omstandigheden van dat moment getoetst
wordt. Dit kan inhouden dat waar bij de aanvraag van de faillietverklaring aan de vereisten voldaan is,
dit later niet meer het geval is. Bijvoorbeeld wanneer een derde een steunvordering inmiddels
betaald heeft. Volgens de Hoge Raad is het toegestaan dat eer derde een steunvordering betaald.
Hoofdrolspelers
Het faillissement kent verschillende hoofdrolspelers. In het navolgende stuk worden de curator, de
rechter-commissaris en de schuldeiserscommissie besproken.
Op grond van art. 68 Fw verkrijgt de curator het beheer over de boedel en leidt de curator ook de
vereffening. De failliet verliest het beheer en de beschikking over de boedel op grond van art. 23 Fw.
Het vermogen blijft wel op naam van de failliet. Bij bijvoorbeeld een onderneming zal de curator de
dagelijkse leiding overnemen en zullen directieorganen feitelijk geen rol meer hebben. De
Ondernemingsraad behoudt haar rol.
Op grond van art. 105 en 106 dienen de gefailleerde en de bestuurders en commissarissen
inlichtingen te verschaffen wanneer de curator, rechter-commissaris of schuldeiserscommissie hierom
vraagt.
Het salaris van de curator wordt op grond van art. 71 lid 1 Fw vastgesteld door de rechtbank. Op
grond van art. 73a Fw dient de curator periodiek een faillissementsverslag uit te brengen.
De curator is in eerste instantie aansprakelijk op grond van de Maclou-norm. Dit houdt in dat de
curator behoort te handelen zoals in redelijkheid mag worden verlangd van een over voldoende
inzicht en ervaring beschikkende curator die zijn taak met nauwgezetheid en inzet verricht. In
Prakke/Gips werd door de HR geoordeeld dat de Maclou-norm geldt in het geval er beleidsvrijheid
was. Daarbij geldt de aanvullende eis dat de curator persoonlijk een verwijt te maken was.
De rechter-commissaris heeft op grond van art. 64 Fw een toezichthoudende functie. Op grond van
art. 68 lid 2 Fw dient de rechter-commissaris bij bepaalde handelingen een machtiging te verlenen.
Wanneer de machtiging ontbreekt is de handeling in beginsel geldig, de curator is dan jegens de
gefailleerde en de schuldeisers aansprakelijk.
De schuldeiserscommissie heeft vooral een adviserende taak. De commissie wordt eigenlijk alleen
opgericht in enkele grote faillissementen. Vaak hebben bedrijven weinig zin om tijd te besteden aan
een commissie wanneer zij slecht een percentage van hun vordering terugkrijgen. De commissie
wordt voorlopig samengesteld door de rechtbank en definitief door de schuldeisers.
4
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller lindauu. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.35. You're not tied to anything after your purchase.