100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Klinische Psychologie UU gehele samenvatting voor tentamen $7.54   Add to cart

Summary

Klinische Psychologie UU gehele samenvatting voor tentamen

 12 views  0 purchase
  • Course
  • Institution
  • Book

Een samenvatting van alle stof uit het boek Klinische Psychologie dat je nodig hebt voor het tentamen uit jaar 1. Alleen hoofdstukken die worden behandeld op de toets zijn opgenomen. De samenvatting is vrij uitgebreid. Er kunnen eventuele typfoutjes in zitten aangezien het zelf geschreven is :)

Preview 4 out of 71  pages

  • Yes
  • June 16, 2023
  • 71
  • 2022/2023
  • Summary
avatar-seller
Boek: Klinische psychologie, theorieën en psychopathologie (Henk t. van der Molen, Ellin Simon,
Jacques van Lankveld) 3e druk.

Klinische Psychologie, Blok 4, samenvattingen

Deel 1: Klinische theorieën en theoretische referentiekaders

H1: Over klinische psychologie en ‘abnormaal’ gedrag

1.1 het terrein van de klinische psychologie

Volgens Duijker (1959) dient er een onderscheid te worden gemaakt tussen basisdisciplines
en toepassingsgerichte disciplines binnen de psychologie.

Basisdisciplines Toepassingsgerichte disciplines
Functieleer Klinische- en gezondheidspsychologie
Ontwikkelingspsychologie Arbeids- en organisatiepsychologie
Sociale psychologie Onderwijspsychologie
Persoonlijkheidspsychologie
Methodenleer


Het vakgebied klinische psychologie houdt zich vooral bezig met gedrag dat afwijkt van een bepaalde
norm. Het gaat dan vooral om afwijkingen die storend zijn voor de persoon zelf of de omgeving.
Afwijkingen in gedrag kunnen betrekking hebben op verschillende aspecten van het menselijk
functioneren. Bij aspecten van de individuele persoon kan er sprake zijn van afwijkend gedrag zoals
bijvoorbeeld excessief drinken, afwijkende gedachten zoals bijvoorbeeld dwanggedachten, en van
afwijkende belevingen zoals bijvoorbeeld angsten. Deze afwijkingen kunnen afzonderlijk optreden,
maar meestal is er een combinatie van afwijkingen. Er kunnen ook afwijkingen zijn met betrekking op
de norm in de relaties met andere mensen. Dit zijn afwijkingen van wat ‘normaal’ is binnen relaties,
zoals bijvoorbeeld geweld, overbezorgd zijn, etc. deze afwijkingen hebben vaak weer effect op het
individu en kunnen leiden tot meer individuele afwijkingen.

1.2 aspecten van ‘abnormaal’ gedrag

Volgens Seligman, Walker en Rosenhan (2001) moet iemand aan één van de zeven aspecten van
abnormaal gedrag voldoen om van abnormaliteit te kunnen spreken.

1. Persoonlijk lijden: de persoon moet zelf lijden onder zijn problemen. Persoonlijk lijden op
zichzelf is niet voldoende om te spreken van pathologie, en iemand met een psychische
stoornis hoeft hier niet áltijd zelf aan te lijden.
2. De (dis)functionaliteit van het gedrag: de mate waarin het gedrag het dagelijks functioneren
en het welbevinden van het individu ondermijnt. Het gaat hier vooral om de vraag of iemand
in staat is om beroepsmatige functies en relaties met anderen te onderhouden.
Disfunctionele gedragingen belemmeren het individuele functioneren op deze gebieden en
verhinderen de persoon van het bereiken van zijn doelen.
3. Irrationeel en onbegrijpelijk gedrag: wanneer het gedrag van een persoon voor andere
mensen onlogisch, onbegrijpelijk en/of zinloos lijkt. Dit leidt vaak tot de conclusie dat er
sprake is van abnormaal gedrag.
4. Onvoorspelbaarheid en controleverlies: als er een gebrek is aan voorspelbaarheid van een
persoon en er geen sprake is van zelfbeheersing kan dit wijzen op abnormaliteit. Gedrag kan
bijvoorbeeld ontremd zijn, iemand vertoont plotseling gedrag dat buiten het gedrag valt dat
deze persoon ‘gewoonlijk’ vertoont.

, 5. Opvallend en onconventioneel gedrag: als iemand zelf merkt dat het gedrag van een ander
afwijkt van zijn of haar eigen ‘normale’ gedrag is dit opvallend. Dit zien zij eerder als
abnormaal of ongebruikelijk. Als de persoon dit gedrag ook sociaal onwenselijk vindt, kan dit
sneller worden beschouwd als pathologisch.
6. Gedrag dat een ongemakkelijk gevoel bij anderen teweegbrengt: als iemand gedrag vertoont
waarmee de ongeschreven regels in een bepaalde cultuur worden overschreden, kan dat bij
anderen een gevoel van ongemak teweegbrengen.
7. Het overtreden van morele normen: op basis van opvattingen over goed en kwaad vellen
mensen een oordeel over de moraliteit van dat gedrag.

Er zijn een aantal uitsluitende omstandigheden bij gedrag dat mogelijk wijst op een psychische
aandoening:

- Te verwachten en cultureel aansluitende reacties en gedrag
- Gedrag dat voortvloeit uit het onderdeel zijn van een politieke, religieuze of seksuele
minderheid/ Gedragingen die samenhangen met de religieuze of etnische (sub)cultuur waar
iemand toebehoort
- Het afwijkende gedrag komt voort uit een persoonlijk conflict met de maatschappij

1.3 normaal en abnormaal: waar ligt de grens?

Er zijn verschillende modellen die uitspraken doen over het onderscheid tussen normaal en
abnormaal gedrag. 1) Het statistisch model heeft als uitgangspunt dat menselijke eigenschappen min
of meer normaal verdeeld zijn. Bij extreem lage of extreem hoge scores wordt gesproken van
abnormaliteit. Er is echter kritiek op dit model: want waar wordt de grens tussen normaal en
abnormaal getrokken? Daarnaast specificeert het model niet hoe ongewoon het gedrag moet zijn om
van abnormaliteit te kunnen spreken. Er zijn uitzonderlijke vormen van psychopathologie die niet
normaal verdeeld zijn.

2) Het medisch of ziektemodel neemt aan dat oorzaken van psychische stoornissen gezicht moeten
worden in onderliggende mechanismen. Deze mechanismen kunnen somatogeen (een lichamelijke
aandoening ligt ten grondslag) of psychogeen (een psychologisch mechanisme ligt ten grondslag) zijn.
Een kritiekpunt is dat er bij veel psychische stoornissen nog geen onderliggend mechanisme is
aangetoond. Ook zorgt het gebruiken van een woord als ‘ziekte’ voor psychische stoornissen voor
stigmatisering. Het medisch of ziektemodel heeft twee partijen: de therapeut en de cliënt.

3) het leer- of onderwijsmodel stelt dat psychische stoornissen het resultaat zijn van verkeerd
verlopen leerprocessen. In dit model wordt het niet beschreven als een ziekte, maar als een
persoonlijk probleem. In alle fasen van het model worden de nadelige bijbetekenissen van het
medisch model vermeden. Ook doet het meer recht aan de eigen verantwoordelijkheid voor een
persoonlijk probleem. Ten derde doet het meer recht aan dat wat daadwerkelijk plaatsvindt bij
psychische hulpverlening. Het model heeft twee partijen: de leraar en de leerling.

H2: Neurobiologische benaderingen van psychopathologie

2.1 Een historische schets

Van de jaren ’30 tot de jaren ’50 werd de frontale lobotomie uitgevoerd op psychiatrisch
patiënten. Goed onderzoek naar deze behandeling ontbrak. Er zijn echter ook goede bevorderingen
gemaakt met biologische theorieën; in de jaren ’50 werden ook de neuroleptica of antipsychotica
ontdekt. Met deze medicijnen verbeterden de vooruitzichten van schizofreniepatiënten. Er is ook een
minder intensieve vorm van hulp verlening nodig voor deze cliënten.

,Het principe van de biologische benadering van psychopathologie is dat de hersenen in grote mate
betrokken zijn bij de totstandkoming van (psychopathologisch) gedrag. Paul Broca beschreef in 1861
dat beschadiging van een gebied in de linker frontaalkwab, nu genaamd het gebied van Broca, leidt
tot een taalstoornis waarbij de persoon langzaam, slecht articulerend en in telegramstijl spreekt 
Broca’s afasie. Ongeveer tegelijkertijd ontdekten Fritsch en Hitzig dat elektrische stimulatie van delen
van de hersenen leidt tot de beweging van bepaalde ledematen. Daarna werd gesteld dat
disfunctionerende hersenen (mede) ten grondslag kunnen liggen aan psychopathologisch gedrag.
Wilhelm Griesinger geloofde dat dit ermee te maken had, maar dat de hersenen niet elk gedrag
kunnen verklaren. Aan het begin van de twintigste eeuw ontdekte Richard von Krafft-Ebing dat de
aandoening dementia paralytica het resultaat is van hersenschade door een syfilisinfectie. De
systematische benadering die werd gevolgd bij het bestuderen van deze aandoening wordt nog
steeds als idealistisch gezien voor huidig onderzoek naar psychische stoornissen.

- Internaliserende problematiek: wordt gekenmerkt door emotionele instabiliteit en een
verstoord affect, waaronder angststoornissen en stemmingsstoornissen, teruggetrokken en
geremd gedrag.
- Externaliserende problematiek: gekenmerkt door gedragsproblemen, wat tot uiting komt in
agressief, antisociaal en impulsief gedrag.

2.2 Psychopathologie: een genetisch perspectief

Bij genetisch onderzoek wordt gebruik gemaakt van tweelingstudies, familiestudies en
adoptiestudies.

- Familiestudies: het idee hierachter is dat als een vatbaarheid voor een psychische stoornis
overgeërfd wordt, deze vatbaarheid en de stoornis in bepaalde families vaker zullen
voorkomen dan in andere families. Hoe meer de stoornis voorkomt in families, hoe meer
bewijs voor erfelijkheid van de stoornis.
o Een nadeel is dat families ook omgevingsfactoren delen.
- Tweelingstudies: het idee hierachter is om na te gaan hoe groot de kans is dat als één lid van
een eeneiige tweeling een stoornis heeft, de ander deze ook heeft. Bij twee-eiige tweelingen
zou deze kans kleiner moeten zijn.
o Concordantie: de mate waarin eenzelfde eigenschap bij twee familieleden voorkomt.
0-1. Hoe hoger de concordantiecoëfficiënt, hoe meer van de variantie van het
kenmerk wordt verklaard door genetische varianten. Een nadeel is dat de
concordantiecoëfficiënt overschat kan worden door omgevingsfactoren.
- Adoptiestudies: geadopteerde kinderen delen met hun adoptieouders alleen
omgevingsfactoren. Bewijs voor een genetische bijdrage van een stoornis wordt geleverd als
geadopteerde kinderen bij wie die stoornis voorkomt in hun biologische familie de stoornis
vaker hebben dan geadopteerde kinderen van wie de biologische ouders de stoornis niet
hebben.

Momenteel domineert de opvatting dat psychopathologie het gevolg is van een interactie tussen een
predispositie en een stressvolle omgeving. Hierbij speelt de manier waarop de persoon heeft geleerd
met deze omgevingsfactoren om te gaan ook een rol.

- Differential susceptibility theory: stelt dat vatbare personen beïnvloed worden door een
positieve en negatieve omgeving.
- Diathese-stressmodel: stelt dat vatbare personen meer kans hebben op de ontwikkeling van
een psychische stoornis als zij in een stressvolle omgeving opgroeien.

, Temperament is een reeds vroeg te onderkennen individuele wijze van reageren, die vaak afwijkend
is bij personen met een gedragsstoornis. Er wordt onderscheid gemaakt tussen drie soorten
temperament; moeilijk, makkelijk en langzame starters. Temperament heeft een genetisch
component en een omgevingscomponent. Kinderen met een moeilijk temperament kunnen
uitbundig reageren, hebben moeite zich aan nieuwe situaties aan te passen en zijn instabiel in
stemming. Deze kinderen lopen het risico op de ontwikkeling vaan gedragsproblemen.

Familieleden van mensen met een bipolaire- of depressieve stoornis hebben een grotere kans op een
depressieve stoornis. Ook hebben vrouwen meer kans op een depressieve stoornis dan mannen. Er
zijn ook meerdere genen betrokken bij angst. Genetische factoren dragen niet bij aan een specifiek
angstsyndroom.

2.3 psychopathologie: een cognitief-neurowetenschappelijk perspectief

Het limbisch systeem speelt een rol bij emotie, motivatie, genot en het emotioneel
geheugen. Het met elektronen prikkelen van dit systeem roept angst of agressie op. Het fungeert als
een bemiddelaar tussen de cortex en de hersenstam.

- Amygdala: ligt anterieur in de mediaal temporale kwab. Is betrokken bij geheugen voor de
emotionele valentie van belangrijke gebeurtenissen en is nauw verbonden met andere
hersengebieden. Signaleert deze gebieden wanneer sensorische informatie aanvullende
verwerking vereist.  de amygdala zorgt er dus voor dat men alert kan reageren op
emotioneel relevante informatie.

Overactivatie van het limbisch systeem kan leiden tot angst of een paniekstoornis. Onderactivatie
leidt juist tot een minder hoge gevoeligheid voor angst. Deze mensen zijn vaak ook minder gevoelig
voor straf en lopen risico op de ontwikkeling van antisociaal agressief gedrag. Ongevoeligheid voor
straf hangt ook samen met lage niveaus van cortisol. Dit hormoon wordt gereguleerd door de HPA-
as, waarvan ontregeling ook een factor kan zijn bij externaliserende of internaliserende problematiek.
Ontregeling van de HPA-as staat ook in verband met atrofie, verschrompeling van de hippocampus.

De neocortex heeft de hand in hogere psychische functies, zoals waarneming, motoriek en spraak. De
prefrontale cortex ligt in het voorste gedeelte en is verantwoordelijk voor de regulatie van emoties,
gedrag, abstract denken, aandacht, verbaal geheugen en psychomotorische snelheid. Het is vooral
betrokken bij doelmatig gedrag en plannen. Laesies in de prefrontale cortex kunnen al deze functies
ondermijnen.

- Pseudodepressief syndroom: initiatiefverlies, affectieve vervlakking en sociale
teruggetrokkenheid als gevolg van een laesie in de prefrontale cortex.
- Pseudopsychopathisch syndroom: aangetaste zelfregulatie en -correctie, zorgt voor
impulsiviteit en roekeloosheid. Gevolg van laesie in de prefrontale cortex.

2.4 Emotieregulatie

Emotieregulatie is het hanteren, ervaren en uiten van een door een probleemsituatie
opgeroepen emotie. Problemen in emotieregulatie kunnen leiden tot verschillende vormen van
psychopathologie, zoals stemmingswisselingen en zelfcontroleproblemen. Externaliserende
stoornissen zijn gerelateerd aan een gebrek aan controle van emoties, wat kan leiden tot agressie,
delinquentie en hyperactiviteit. Internaliserende stoornissen hangen samen met een overcontrole
van emoties, waarbij emoties vaak naar binnen worden gericht en leiden tot onrust bij de persoon
zelf, wat kan leiden tot depressie, angst en psychosomatische klachten.

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller tebb. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $7.54. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

67474 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$7.54
  • (0)
  Add to cart